Berliner Kreml

3

In een laatste artikel over het boek van Gregory Klimow „Berliner Kreml” geven wij een aantal opmerkingen van de schrijver weer over gezin en opvoeding in de Sowjet-Unie. „De zorg voor en de opvoeding van het kind, dat de schoolleeftijd nog niet heeft bereikt, is hoofdzakelijk de taak van de moeder”, schrijft Klimow. ,maar... de moeder in Sowjet-Rusland heeft geen tijd voor haar kind...” Een kleine, maar treffende illustratie hiervan. Bij de Duitsers geldt het als een ramp, als de schoonmoeder bij het gezin inwoont... In een Sowjet-gezin, waar kinderen zijn, is het precies omgekeerd. De schoonmoeder in huis te hebben ... dat is een geluk voor de moeder en zeer in het bijzonder voor het kind. Sowj et-kinderen groeien gewoonlijk op onder de hoede van de grootmoeder. Terwijl de Duitse vrouw boven de veertig, wanneer haar kinderen getrouwd zijn, vaak een soort „tweede jeugd” geniet, kent de Russische vrouw van veertig jaar practisch geen privéleven meer en wijdt ze zich helemaal aan haar „tweede gezin”: de jonge kleinkinderen. En alleen in die gevallen is er sprake van een enigszins normale opvoeding van de kinderen.

Generaliserend zou men kunnen zeggen: de Duitse vrouw behoort toe aan het gezin, de Amerikaanse aan de „society” en de Sowjetvrouw... aan de Staat...

In de paedagogische wetenschap in de Sowjet-Unie heeft lange tijd een strijd gewoed tussen twee tegenovergestelde theorieën over de ontwikkeling van het kind. De ene theorie de „erfelijkheidstheorie” beweerde, dat de „erfelijke kwaliteiten”, die het kind via de zogenaamde „erfelijkheidsgevers” van zijn ouders heeft meegekregen, de voornaamste rol spelen bij de ontwikkeling van de psychische eigenschappen van het kind. Deze theorie vond in de paedagogiek in de Sowjet-Unie vooral sterke uitbreiding na het ontstaan van een zelfstandige wetenschap over de „erfelijkheid der soorten”. De tweede theorie, de „milieu-theorie”, beweerde daarentegen, dat de ziel van het kind een „onbeschreven blad papier” is, waarop het milieu, de „Umwelt”, haar ontwikkelingswetten schrijft. Deze theorie stelde de psychische ontwikkeling van het kind uitsluitend afhankelijk van de methode van het milieu. Beide theorieën zijn niet nieuw; ze leefden reeds ten tijde van Pestalozzi vriendschappelijk naast elkaar; Jean-Jacques Rousseau verkondigde al de naturalistische „milieutheorie” en ook Aristoteles vermeldt deze...

De Sowjet-paedagogiek nam op uitdrukkelijk bevel van het Politbüro resoluut de „milieu-theorie” aan als haar uitgangspunt. De totalitaire Staat strijdt jaloers om ziel en lichaam van zijn onderdaan; hij wil op het gebied van de ontwikkeling van de mens geen concurrenten dulden, ook geen „erfelijkheidsgevers”. De Sowjetpaedagogiek verklaart kort, duidelijk en onherroepelijk, dat het Sowjet-kind voor 100% het product van zijn communistisch milieu is ...

In de periode vanhetzoeken naar nieuwe vormen in de paedagogiek bouwde het Politburo zijn systeem van de opvoeding der Sowjet-burgers op op een tendentieus leerplan voor de scholen en op de politieke jeugdorganisaties de „pioniersafdelingen” en de komsomol.

De „pionier” Pawlik Morosow werd ge-

proclameerd tot „geestelijk held” van de Sowj et-kinderen. Zijn bijzondere prestatie bestond daaruit, dat hij zijn vader aangaf bij de NKWD, die de man daarop fusilleerde. Nadat zijn eigen broers Pawlik hadden doodgeslagen, werd de trouwe dienaar van de Staat uitgeroepen tot „martelaar van de Sowjet-Unie” en werd er een monument voor hem opgericht, dat hem in volle pioniersuniform toont. Uitdrukkelijk werd hij aan de kinderen der Sowjet-Unie ten voorbeeld gesteld.

De jaren gaan voorbij. De Sowjet-staat maakt het verschil tussen zijn „vorm” en zijn „inhoud” steeds kleiner. In 1940 wordt het comité voor de zaken van de arbeidsreserves bij de Raad van Volkscommissarissen der USSR opgericht en worden er beroeps- en vakscholen geopend, die verbonden zijn aan de fabrieken en bedrijven. Onder de schijn van „mobilisatie der arbeidsreserves” worden met dwang de leerlingen voor deze onderwijsinrichtingen op 14-jarige leeftijd gerecruteerd.

in 1943 worden bij een officiële beschikking de Suworow- en Nachimow-kadettensdholen opgericht. De taak van deze kadettenscholen waarvan er ongeveer 40 zijn is, om de kinderen van hun achtste jaar af door een „kazerne-opvoeding” voor te bereiden voor een militaire loopbaan.

De Suworow-scholen gelden als bevoorrechte onderwijsinstellingen, waar de kinderen op staatskosten worden gekleed, ge-

voed en onderwezen. Er zijn „candidaten” in overvloed, zo, dat het voor een gewoon kind lang niet gemakkelijk is om te worden toegelaten.

In de Suworow-school in Kalinin, die ik bezocht, bestond bijna de helft der leerlingen uit kinderen van generaals en leden der „politieke aristocratie”.

Kinde;:en van proletariërs komen heel moeilijk op de Suworow-scholen. Zij zijn er voor bestemd om precies zulke proletariërs te worden als hun ouders zijn. Voor hen zijn er de „vakscholen”. Van hun kant hebben de Suworow-leerlingen niet het recht, om, nadat ze deze school doorlopen hebben, als anders te doen dan een officiersopleiding te volgen. Het lot en de loopbaan van het kind worden beslist, als het acht jaar is. De „klassenloze maatschappij” deelt de kinderen reeds in hun jeugd in in streng van elkaar gescheiden klassen. De totalitaire staat heeft zijn definitieve vormen gevonden...

Wij eindigen hier met deze fragmenten uit „Berliner Kreml”. Zij geven een beeld van de huidige Sowjet-maatschappij, dat huiveringwekkend is en misschien nog meer bedroefd maakt. Want deze maatschappij is het resultaat van wat de vroegere revolutionnairen in de barre tijd der tsaristische slavernij hebben gedroomd aan menselijkheid, vrijheid en gerechtigheid en waarvoor zij hebben geleden en gestreden.

Het is stellig ook een beeld, dat in zijn felle afwijzing bepaald is door een diepe teleurstelling. Het is zeker voor Klimow zelf een requisitoir tegen een verleden, waarmee hij brak en dat hij toch maar niet zo van zich af kon zetten. Daarom geven wij deze fragmenten ook zonder commentaar weer. J. H.

OM U...

Het is om U dat ik twijfel, God,

en langzaam moet geraken tot de radeloosheid van mijn handen;

het is om U dat ’k U ontken, om U slechts dat ik eenzaam ben gedoemd op U te stranden.

Om U slechts blijf ik blind en doof voor wind en regen en beroofd

van zorgloos vogelfluiten; de zon schijnt op mijn veld van gras.

mijn tuin staat als hij vroeger was, mij sluit Gij ’n vreemd’ling buiten

Het is om U dat ’k oud, vermoeid, vanbinnen als een dier geschroeid.

tot op het merg geschonden,

rondstrompel in het luide licht. Om U, dat ik o Vergezicht ontleed word en ontbonden.

DIRK JORRITSMA