Waternood, hongersnood

Wijd en zijd strekt zich een dor en droog landschap uit voor wie, zoals ik, in de gelegenheid is het oostelijk deel van Zuid-India te doorreizen. Eerst als de trein de westelijke bergrug gepasseerd heeft, verandert het beeld van het landschap. Daar is het een weelde van cocospalmen en sawah’s. In plaats van de lemen hutten aan de andere zijde van de bergrug vindt men hier stevig gebouwde boerderijen. Tweemaal per jaar vallen hier de regens. Twee en vaak driemaal per jaar kan de boer hier oogsten.

Welk een contrast tussen Oost en West. Helaas is het land ten Westen van de bergrug zo smal en het oostelijk gebied zo uitgestrekt. Welnu ten Westen van deze bergrug speelt het drama van de waternood en de hongersnood zich af. Het begon vijf jaar geleden, toen de regens ver beneden de maat bleven. Het regenwater pleegt in normale tijden bij bakken uit de hemel neer te komen. Het dorstige land kon het in de regel niet eens verwerken. Uitgestrekte stukken lager gelegen land vingen het overtollige water op, maar de overgrote hoeveelheid water stroomde door oude beddingen naar de zee in het Oosten. Het opgevangen water in de kommen van het lager liggende land voorzag de boeren nog maandenlang van het nodige water voor de rijstbouw. Maar nu sinds vijf jaar geleden de regens karig waren en de boer elk jaar vergeefs uitzag naar overvloedige regens, is het land in nood gekomen. Alle reserves, voor zover een Oosters land reserves van voedsel en kleding er op na houdt, zijn nu verbruikt. De aanblik is in het algemeen troosteloos. Het knijpt iemand de keel dicht, als hij ziet hoe de boeren met man en macht bezig zijn tientallen meters diepe putten te graven om het ondergrondse water aan de oppervlakte te brengen. Op hoge hefbomen springen mannen van de ene kant naar de andere om

het water met emmers vol naar boven te brengen. Elders zijn ossen van de vroege morgen tot de late avond bezig om zware vaten water naar de oppervlakte te trekken. De ene put na de andere droogt echter op. Nieuwe putten delft men. Soms heeft men geluk en treft men meer water.

Het is een adembenemende aanblik. Onder een felbrandende zon en een hitte van over de 100° Fahrenheit wroeten troepen mannen en vrouwen naar water. Dat betekent immers lessen van de dorst. Wie weet in het koele Noorden wat dorst is? Hier dorst mens en dier. Dit kostbare water zal ook de honger moeten stillen. Want zolang de aarde dorst is er ook geen voedsel. Om elke put ligt een ring rijst- en korenvelden. Zolang de put water blijft houden kan dit gewas blijven leven. Anders zal ook deze aanplant onder de meedogenloos brandende zon verschroeien. Dat betekent: geen voedsel. Op verschillende plaatsen geven de boeren de strijd op. Het is vergeefs vechten. Als de putten opgedroogd zijn en uitdiepen tevergeefs blijkt, trekt de bevolking weg.

Ik was gisteren in het Chitoordistrict. Ik heb van dichtbij de spannende strijd tegen de droogte mogen waarnemen. Het ontbreekt niet aan pogingen van de regering om de bevolking te helpen. De regering stimuleert het boren van nieuwe putten, brengt arbeid door wegen te laten aanleggen, die de dorpen met de hoofdwegen moeten verbinden, voedt de bevolking door middel van gaarkeukens, voert van verre drinkwater aan, sticht „wellfarecentres” om met alle beschikbare wapens de belaagde bevolking te verdedigen en haar weerbaar te maken.

In Madras van waaruit de regering de strijd aangebonden heeft, ervaart men dagelijks de ellende van de waternood. Madras heeft meer dan een milhoen mensen, die alleen gedurende enkele uren per dag gebruik kunnen maken van een dun straaltje water uit een kraan. De waterreservoirs van de stad zijn zodanig leeggelopen, dat waterlevering aan bedrijven zwaar beknopt is of geheel afgesneden moest worden. Nog meer beperkingen bedreigen de stad. Werkloosheid neemt toe, evacuatie wordt beraamd.

Wat is het middel om in de toekomst dergelijke rampen te voorkomen? Uit de geschiedenis blijkt dat deze droogteperioden in India telkens weer terugkeren. Nog hangt in de herinnering de hongersnood van 1877—78, toen één vierde van de Kanarese bevolking in de Mysore-staat omkwam. Men vertelt elkaar nog van de hongertochten, van mensen, die langs de weg bezweken, van 25.000 stuks vee, dat in één maand tijd stierf, van 25.000 wezen, die in grote kampen verzameld werden. De rijsttoevoer vanuit Madras was onvoldoende. De zendingsposten in het binnenland waren centra van hulpverlening. Van die hongersnood dateren de meeste weesinrichtingen der Zending, omdat er toen duizenden rondzwervende kinderen opname vroegen.

Toen kon de bevolking nog hongersnoden verduren zonder in opstand te komen tegen haar bestuurders. Hoe meer

een volk van vele millioenen zich uitbreidt en zich ontwikkelt, hoe gevaarlijker droogten worden. Sinds dit land een vrije democratische staat is geworden, woekeren hier communistische wonderplanten op de verschroeide aarde van Zuid-India. Alleen een krachtdadige aanpak van staatswege met alle beschikbare middelen kan dit land helpen en behoeden voor algemene verpaupering en alle politieke gevolgen daarvan.

Het ontbreekt dit land niet aan water. Ais men de statistieken ziet, liggen de gemiddelden van de neerslag altijd nog boven het Nederlandse gemiddelde. Het ongeluk is hier, dat die hoeveelheid water in korte tijd in zulke hoeveelheden naar beneden komt, dat het grootste deel ervan verdwijnt in de zee. De grote verzamelbekkens in dit land kunnen het regenwater nog niet voldoende verwerken. Nieuwe waterwerken zijn in een vijfjarenplan opgenomen. De bevolking dringt aan, onmiddellijk met de bouw van dammen voor de te vormen reservoirs te beginnen. De technische voorbereiding is reeds in een vergevorderd stadium. Het zal een aderlating voor de schatkist worden. Maar gesteld dat de regering dit offer kan brengen, zijn er wel voldoende ingenieurs en technici, die de projecten kunnen uitvoeren? Met het beschikbare getal technici lijkt deze onderneming bijkans onmogelijk. Toch hangt de rustige ontwikkeling van dit land af van dit project. De leidende Congrespartij werd in het Zuiden van India door een zware nederlaag tijdens de verkiezingen aan het wankelen gebracht. De communisten drongen langs het hele front van Zuid-India op. Zal de huidige regering de waternood voor de toekomst weten te bannen, dan wordt aan de ondermijnende krachten in dit land een belangrijk wapen ontnomen.

Ik heb op verschillende plaatsen in Zuid-India, maar ook in verschillende dorpen iets van Nederland mogen vertellen. Ik vertelde van onze strijd met het water, van onze overwinningen. Ik heb mij echter telkens weer moeten verwijten, dat ik deze mensen daarmede een Tantaluskwelling bereid heb. Mag ik in een dorstend land en voor dorstige mensen wel spreken over mijn land, waar wij aan alle kanten profiteren van een overvloed van water en waar wij voortreffelijke waterbouwkundigen hebben? Neen, tenzij ik mij voorneem een hartstochtelijk beroep te doen op Nederland. Nederland, zend een ploeg deskundigen. Laat hen één onderdeel van het irrigatieplan uitwerken en leiden. Misschien dat zulk een daad ook andere landen aansteekt om iets bij te dragen in een nood, die in de onderlinge verbondenheid der volken ook een stuk van onze nood is. Gaan wij voort aileen onze eigen dammen (ook de militaire dammen) te versterken, dan zal onze nalatigheid in het leggen van dammen in Zuid-India ons duur te staan komen.

Gezegend Nederland, betoon uw solidariteit in deze nood van India!

Dr Ph. VAN AKKEREN

Ketabangkali 23

Surabaja

Dnik N.y. D« Arb«id«npon AmsNedam

zijn van een algemene vakbeweging, zoals het NVV, zeggen zij dan.

Kan de KAB één punt uit het beginselprogram of uit het Welvaartsplan of uit een andere publicatie van het NW noemen, waaruit blijkt, dat het streven van het NW in strijd is met de christelijke beginselen of de christelijke geest? Uit de feiten blijkt, dat zulks niet mogelijk is geweest tot nu toe.

En dan ten slotte nog dit. Er wordt hier en daar wel verteld, dat het verbod gehandhaafd wordt op uitdrukkelijk verzoek van de KAB, omdat men weet, dat opheffing tot gevolg zou hebben dat niet duizenden, maar vele tienduizenden van de KAB naar het NVV zouden overlopen. Dat zou de KAB in financiële moeilijkheden kunnen brengen.

Voorlopig hebben wij nog te veel eerbied voor het hoogwaardig episcopaat om te geloven, dat de bisschoppen een dergelijk materialistisch argument van betekenis zouden achten om hun standpunt met betrekking tot de handhaving van het verbod te bepalen.

Den Haag. J. VAN DER PLOEG

TROUWE LEZER,

De tijd is gekomen dat ge uw abonnementsgeld voor ons blad betaalt. Denk dan ook aan degenen, die niet in staat zijn, om financiële redenen, om het abonnementsgeld voor 1953 te voldoen en daarom moesten bedanken voor de nieuwe jaargang.

Geef een abonnement voor een jaar, half jaar of kwartaal op postgiro 21876 van De Arbeiderspers, Amsterdam met bijschrift Geschenkabonnement. Doe het nu!

Red.-secr.