'ip® • 1 rmi 1 en Maak

/ Aan den Heer behoort de aarde en haar i volheid. V Psalm 24 : 1

ONAFHANKELIJK WEEKBLAD VOOR. EVANGELIE EN SOCIALISME

VERSCHIJNT 50 MAAL PER JAAR SISTE JAARGANG VAN ~DE BLIJDE WERELD”

Zaterdag 10 Januari 1953 Nr2 Redactie: dsj. J. Buskesjr ds L. H. Ruitenberg dr J. G. Bomhoff Redactie-Secr.: Roerstraat 48® Amsterdam-Zuid Telefoon 24386 p/a dr J. G. Bomhofif Vaste medewerking van prof. dr W. Banning J. Hulsebosch H. van Veen dr M. V. d. Voet ds H. J. de Wijs Mej. dr M. H. v. d. Zeyde e.a.

perjaar fS,— ; halfiaar f 2,75; kwartaal/ i,soplus/0,15 incasso. Losse nrsfO,ls; Postgiro 21876; Gem. giro V 4500; Adm. N.V. De Arbeiderspers, Hekelveld 15, Amsterdam-C; Postbus 800

HET EIGENE VAN HET SOCIALISME

Het is vandaag makkeiijker te zeggen wat socialisme niet is dan wat het wei is. Sommigen schrijven dat toe aan het feit, dat belangrijke doeleinden van het oude socialisme reeds bereikt zijn: de industrie-arbeider, de proletariër bij uitstek, leeft niet meer in die afgrijselijke ellende, waartegen het oude socialisme te velde trok. Anderen schrijven het toe aan het feit, dat het hedendaagse socialisme geleerd heeft, dat gemeenschapsbezit niet zo’n ideaal is, als men vroeger wel meende: nationaal-socialisme en communisme vertoonden vormen van een gemeenschappeiijk beheer der productiegoederen, die kortweg verfoeilijk waren. Nog anderen schrijven de moeilijkheid om te zeggen wat het socialisme is en bedoelt, toe aan het feit, dat de nationale politiek, het middel bij uitstek ter verwezenlijking van het socialisme, vandaag machteloos is om ingrijpende verbeteringen in het lot der arbeidende bevoiking aan te brengen.

Zo kan het gebeuren, dat een politiek denker als J. de Kadt reeds enkele jaren (onlangs nog in S. en D. 1952 nr 11) volhoudt, dat socialisme niets anders is dan progressieve democratie, d.w.z. de samenieving langs democratische weg een beetje beter maken voor de gewone man, terwijl iemand als prof. Fred Polak alle heil ziet in een socialistisch toekomstbeeld (S. en D. 1952 no 10 en T. en T. 1953 no. 1) *. Men kan alle waardering hebben voor wat deze omschrijvingen van ’t socialisme, die elkaar overigens niet hoeven uit te sluiten, aan positieve inhoud aanbrengen, maar nochtans menen, dat het wezenlijke van het socialisme elders, neen, dieper ligt. Immers, waarom zouden we naar een betere wereld streven, waarom zouden we een utopie projecteren op het scherm der toekomst, èn, andere vraag: hoe zal de betere wereld er uit zien en welke kwaliteiten moet onze utopie hebben? Al deze vragen wijzen op een verschraiing van de socialistische idee, die bijv. in het beginselprogram van de Partij van de Arbeid veel rijker naar voren treedt.

Jaren geleden hoorde ik eens een arbeider, na een moeizame discussie, het socialisme illustreren met dit voorbeeld: „Als je achter elkaar op een fietspad rijdt, waar een baksteen op ligt, is hij de ware socialist die afstapt en de steen terzijde van de weg

legt.” Deze man zag iets heel belangrijks: sociaiisme is aliereerst een gezindheid. Het voorbeeld leert nog meer: socialisme is niet allereerst het streven naar meer geluk, maar het wegnemen van belemmeringen, het voorkomen van ongeiukken en vervolgens: socialisme richt zich niet op het welzijn van dit of dat individu, maar het schept mogeiijkheden ten bate van het welzijn der gemeenschap.

De christen zal zeggen: socialisme is rechtvaardigheid en naastenliefde, toegepast op het maatschappelijk ieven. Er is een nood, niet veroorzaakt door individueel ongeluk, maar door de structuur der maatschappij. De wil deze nood te lenigen, heet socialisme. Daar komt nog iets bij: de beschouwing der maatschappelijke wantoestanden heeft ons geleerd, dat de oorzaak ervan is de wanordeiijke bezitsverhoudingen, voortvioeiend uit gemis aan waardering van de arbeid, eerste bron van alle eigendomsverwerving. Vandaar dat het typisch is voor het socialisme van alle tijden: de oproep tot practische eerbied van de arbeid; de af keer voor het arbeidsloos inkomen; de wii tot herziening der eigendomsverhoudingen.

Tot hiertoe is alies duidelijk en er is nauwelijks verschil van mening. De moeilijkheden beginnen pas, wanneer men dit program in politieke maatregelen gaat omzetten. Een socialisme, dat geloofde aan een toekomst na een radicale revolutie had het gemakkelijk. Maar de geschiedenis heeft ons geleerd dat revolutie, als middel tot maatschappij-verbetering, zowel zedelijkontoelaatbaar als practisch ondoelmatig is. We moeten het dus doen iangs de weg der democratische evolutie. En nu ontstaat het onbehagen: allereerst uit de traagheid van het tempo der verbeteringen, vervolgens uit de onwil tot medewerking onzer politieke partners; ook nog uit het weinig-geruchtmakende der maatregelen, nu de ergste nood gelenigd is; ten slotte uit het ontoereikende der algemene formules. Kortom, er is kortsluiting tussen onze grootse verlangens en onze bescheiden resultaten. Persoonlijk geloof ik niet, dat deze kortsluiting opgeheven kan worden door de utopie, maar hierover een andere keer. Vandaag zou ik wilien wijzen, in alle nuchterheid, op enkele andere overwegingen.

Veel teleurstelling zou voorkomen kun-

nen worden als men eigenlijk eens inzag, dat politiek niet alles is. Gevaarlijke bewering voor de velen, die politiek een „vuil zaakje” noemen, maar uiterst nuttige gedachte voor hen, die van de politiek een levensvulling verwachten, die deze uiteraard niet geven kan. De leuze: „Verbeter de wereld, begin met je zelf” is slechts dan misleidend, als men met zichzelf niet alleen begint maar er daarna mee ophoudt. Ik herinner me die bekende socialist, die me verzekerde, dat hij uit zijn welvoorziene bibliotheek nooit een enkel boek uitleende; Als men meent met zijn lidmaatschap van een socialistische partij genoeg gedaan te hebben aan zijn plicht tot rechtvaardigheid en naastenliefde, leeft men wel heel schraal en men komt er dan gemakkelijk toe aan een beweging eisen te stellen, die men zelf bij lange niet opbrengt. Voor zo iemand heeft de leuze: „Verbeter de wereld, begin met jezelf” volle geldigheid.

Er ligt overigens een uitgebreid terrein voor socialistische werkzaamheid open. Als een mens een harmonische eenstemmigheid opbouwt in zijn leven tussen zijn algemeen gedrag t.o.v. zijn medemensen en zijn politieke credo, als hij aannemelijk kan maken, dat zijn socialistische ideaal opstijgt uit de diepte zijner persoonlijkheid en slechts een facet is van zijn algemene kommernis om het menselijk leed rondom hem, als hij ten slotte zijn consequente socialistische visie niet alleen durft hoog te houden in een kring van gelijkgezinden, maar ook in een omgeving, die deze ideeën niet begrijpt of ze onwelwillend bejegent, dan zal de malaise wijken, die nu onvermijdelijk is, omdat de politieke bedrijvigheid steeds en zeker nu (zie boven) teleurstelt. In hetzelfde vlak ligt ook een andere mogelijkheid. Het kan soms lijken, of de socialistische idee uitgewerkt is, nu de economische consequenties voor een bescheiden deel uitgewerkt, voor een ander deel nationaal of internationaal onuitvoerbaar, voor een laatste deel niet zonder bedenkingen zijn (bijv. algehele socialisatie) en omdat ten slotte de sector van het economische leven zich meer en meer onttrekt aan het socialistisch enthousiasme en gereserveerd lijkt voor de nuchtere deskundigheid van de zeer weinigen. Maar socialisme is niet uitsluitend, misschien niet eens hoofdzakelijk, een economisch program. Als socialisme een gezindheid t.o.v. het maatschappelijk leven is, dan vraagt het om toepassing in alle sectoren van het gemeenschapsleven. Wat is hier nog veel te doen! Ook nu. Zelfs het leven onder de voortdurende dreiging van een wereldoorlog mag ons niet afleiden van de voor de hand liggende taken. Stel, dat over enkele jaren de dreiging definitief opgeheven werd, zouden we dan moeten besluiten, dat deze jaren onvruchtbaar zijn geweest? Ik denk aan zo verscheiden objecten als onderwijs, spreiding van cultuur-