welke zich nu gaan voordoen. Het mag waar zijn, dat er consultatiebureaux zijn, die slachtoffers opvangen; het mag ook waar zijn, dat psychologische onderzoekingen meer begrip hebben gewekt door de oorzaken van drankzucht in bepaalde levens, dat alles neemt niet weg, dat waakzaamheid geboden blijft. Het is niet waar, dat de stand van zaken nu gunstiger is dan vroeger. Feitelijk misschien wel, potentieel zeker niet. Wanneer de drinkgewoonte in de nieuwe bevolkingslagen op nieuwe wijze dieper is doorgedrongen, dan zal ook daar alle reden zijn het gebrek aan waakzaamheid van thans te betreuren.

Dit gebrek aan waakzaamheid wordt in de hand gewerkt door twee verschijnselen.

In de eerste plaats is het geestelijk klimaat niet gunstig voor persoonlijke verantwoordelijkheid. Onze maatschappij vermassificeert. D.w.z. stelt eenlingen in een massa. Eenlingen, die bijzonder weinig met de ander te maken hebben. Het beeld daarvoor is: de samenklontering op een trambalkon. Slechts een paar vlakke gedragsregels verhinderen conflicten. Van enige verantwoordelijkheid voor elkaar is geen sprake. Zo, als samengepakt in een trambalkon, worden wij voortbewogen. Dat ons gedrag iets te maken heeft met de ander, die wij bovendien helemaal niet zien of kennen, is een gedachte die er niet in wil. Daarom spreekt geheelonthouding ook allerminst tot de fantasie. Alles werkt samen om sociaal verantwoordelijkheidsbesef te doven. Het zicht op eigen verantwoordelijkheid tegenover het alcoholisme wordt daardoor mede verneveld.

In de tweede plaats wordt stellingname tegenover het alcoholisme bemoeilijkt door een soort schuldgevoel. Wie zich met het probleem bemoeit, komt tot de ontdekking, dat hij er zelf bij betrokken is. Alcoholisme immers wordt in stand gehouden door het feit, dat het drinken een gewoonte is. Men brouwt geen bier voor eenlingen. Men gaat tenzij men al heel ver weg is alleen maar een borrel pakken, wanneer men met anderen is. De stille, eenzame drinker is in zekere zin al patiënt. Drinken vloeit voort uit het maatschappelijk verkeer. Daar ligt de bron. Wie dus het kwaad ziet, moet die bron afdekken. Niet bij anderen, maar bij zichzelf. Dat is ook de enige reden tot geheelonthouding. Niet een soort ongezond ascetisme, niet een beveiliging tegen eigen zwakheid, niet een zich willen verheffen in braafheid, maar enkel en alleen de wetenschap dat het alcoholisme slechts aangetast wordt daar waar het op zijn werkzaamst is, n.l. in het maatschappelijk verkeer.

Doet men dat niet, dan staat men in wezen weerloos tegen het alcoholisme als maatschappelijk verschijnsel. Zeker, dan kan men een heel matig en respectabel mens zijn. Dan kan men zelfs sympathie hebben voor allerlei sociale maatregelen en wettelijke bepalingen, die het alcoholisme temperen. Maar de lange geschiedenis van de drankbestrijding heeft laten zien, dat de initiatieven tot die strijd op sociaal en juridisch vlak, de zorg ook voor de slachtoffers, slechts kwamen van de kant der geheelonthouders. Het was net, alsof de anderen ergens geremd werden. Natuurlijk, zij werden geremd, want zij hadden deel aan de voortplanting van de drank, en dat deelhebben gaf een eigenaardig schuldgevoel, waardoor allerlei activiteiten, die theoretisch denkbaar waren, tóch achterwege bleven. Het is mij niet bekend, dat een drankbestrijder, die de geheelonthouding vaarwel zij, töch drankbestrijder bleef. lets, wat theoretisch zeer wel mogelijk is, blijkt practisch onbestaanbaar.

Het is duidelijk, dat deze redenering niets fanatieks aan zich heeft. Zij komt niet tot de conclusie, dat leder, die géén geheelonthouder is, zedelijk de mindere is van de Blauwe Knoop-drager. Zij laat zelfs theoretisch ruimte voor de gedachte, dat er vormen van drankbestrijding zijn, waar geheelonthouding niet in het geding is. Maar zij wijst tevens aan, waarom geheelonthouding tóch logisch bij de drankbestrijding behoort. En drankbestrijding is even noodzakelijk als de bestrijding van tbc. en verkeerspiratendom. Daarover is slechtfe hij niet overtuigd, die de wereld alleen maar ziet als een trambalkon in beweging.

Waarom ik dit schrijf? Er hangt toch niets blauws in de lucht? Juist omdat er niets blauws in de lucht hangt, omdat er geen oproep tot demonstraties behoeven te klinken en geen wetten behoeven te worden aangenomen, daarom is het goed, eens na te gaan, waarom men in het algemeen zo afwerend staat tegen drankbestrijding in het algemeen en geheelonthouding in het bijzonder.

Wie de geschiedenis van de drankbestrijding kent, weet, dat hierin een stuk christelijk-sociale activiteit gepaard ging met socialistische vormgeving van een nieuwe maatschappij. Zowel de wereld van het christendom als die van het socialisme heeft zich gewijzigd. En met die wijziging is de aandacht voor een stuk volksgezondheid, dat veroverd moet worden door een persoonlijke houding en door gestage aandacht, verslapt.

Al die wijzigingen kunnen verklaard worden. Dom zou het zijn, ze te betreuren. Maar het zou onverantwoordelijk zijn om de zaak van het terugdringen van een felle volksziekte achterwege te laten. Hoe moe wij ook mogen zijn, hoeveel zware problemen ook om ons hoofd zoemen, het verslappen van aandacht voor het steeds loerend alcoholisme kon ons wel eens duur te staan komen.

Vraag dat aan Franse hygiënisten, die niet meer zien, hoe zij de veralcoholisering van Frankrijk tegen kunnen gaan. Het kan ook tè laat worden. L. H. R.

lets over democratie en maatschappelijke vraagstukken

Het wezen van de democratie stelt in een technisch ontwikkelde maatschappij, die in al haar onderdelen steeds meer met elkaar vervlochten wordt, zijn eigen eisen aan de ideeënwereld, de beginselen en de bevoegdheden van de maatschappelijke instellingen om welvaart mogelijk te maken.

Er bestaat voor mij weinig reden te verwachten dat het democratische socialisme veel verder zal kunnen worden verwerkelijkt, tenzij zorgvuldig de geestelijke, zedelijke, technische en organiserende krachten worden onderzocht, die te zamen bepalend zijn voor de wijzigingen die zich in de betrekkingen tussen de mensen en landen aan het voltrekken zijn.

In dit verband wordt herinnerd aan hetgeen in de „Weg naar vrijheid” en in het „Welvaartsplan” van het N.V.V, reeds aan waardevolle analyse op deze gebieden werd gegeven.

De techniek heeft de wereld tot een interdependent geheel gemaakt. Ook de economisch onder-ontwikkelde gebieden zijn daarin thans opgenomen. In een dergelijke, in de geschiedenis der menheid geheel nieuwe situatie, dient zorgvuldig te worden nagegaan hoe aan de beginselen van het democratische socialisme gestalte moet worden gegeven, om de armoede en ’t onrecht in deze wereld te verminderen en de welvaart en het welzijn van de mensen te bevorderen.

Nooit bood de technische ontwikkeling grotere mogelijkheden om een welvarende wereldsamenleving op te bouwen. Maar wat de techniek zal brengen geluk, welvaart of verderf wordt uiteindelijk bepaald door de wijze waarop wij denken over geestelijke waarden en staan tegenover de persoonlijkheid van onze medemensen. De levens en wereldbeschouwing die daarin tot uiting komen beheersen de beginselen, die aan ons handelen en ’t organiseren van de samenleving richting geven.

Wij staan aan het begin van een nieuwe aera. Enige jaren geleden trad de wereld het atoomtijdperk binnen. Wij beseffen nog nauwelijks voor welke formidabele en

fundamenteel nieuwe vraagstukken en heroriëntatie dit tijdperk ons stelt. Er is een zekere rust nodig om al worstelend met die vraagstukken de scheppende nieuwe inzichten te kunnen verkrijgen, die nodig zijn om politiek datgene te verwerkelijken waarom deze tijd a.h.w. schreeuwt. Dit vereist arbeid, waarbij deskundigen uit verschillende wetenschappen zich te zamen met overgave wijden aan het bestuderen van de drijvende krachten, waarvan de komende ontwikkeling der samenleving en ons aller lot in zo sterke mate afhankelijk zijn.

Er wordt morele moed gevraagd om te onderzoeken in hoeverre onze eigen maatschappelijke grondslagen, ideeën, en instrumenten voor de organisatie van de samenleving nog bruikbare bouwstenen zijn voor de komende tijd. Waar is aanvulling met nieuwe bouwstenen nodig? Waar zitten vermolmde balken, die door betere vervangen moeten worden, om het welvaartsgebouw der toekomst te kunnen schragen?

Diverse fundamentele vraagstukken die in dat licht nader onderzocht moeten worden zijn niet meer van nationale aard. Vele fundamentele krachten doorbreken alle nationale grenzen. Ik denk b.v. aan die welke het vraagstuk der werkgelegenheid en dat der handelsbelemmeringen beheersen. Beide verschijnselen hangen onderling samen. Wordt de export belemmerd, dan ontstaat in het betrokken land werkloosheid als gevolg hiervan. Indien het vredesoffensief dat de Sowjet-Unie gestart heeft door ’t Westen ernstig wordt genomen, zal dit vermoedelijk leiden tot een vertraging in het tempo van de bewapening. Daarvan kan een terugslag in het economische leven worden verwacht. Er zullen diep ingrijpende maatregelen nodig zijn om West-Europa voor een ernstige economische inzinking te behoeden, Indlen de vrede „uitbreekt”. Zullen wij op de uitdaging, die de vrede dan zal stellen een adaequate antwoord weten te geven?

E. H. F. V. d. LELY