EEN BEETJE POLEMIEK

Soms lijkt het wel, of wij, journalisten, elkaar in het leven houden. Wij gaan in op wat een ander schrijft en die antwoordt dan. Maar wij laten het er niet bij zitten en wij antwoorden wéér. Zo kan dat een tijdje doorgaan, totdat wij weer een andere kluif tussen de tanden krijgen en daarover gaan vechten. Soms komt er een derde bij, die dan óók meekluift. Dat vult de kolom-

men en dat is heel plezierig. Ik had, sommigen zullen zich dat herinneren, een soort verslag gegeven over mijn verblijf in een stemlokaal. De bedoeling was niets anders dan te beschrijven wat ik daar op die dag waarnam. Ik ben natuurlijk niet zo onnozel om te menen, dat mijn ervaring uitputtend was en ik weet zeer wel, dat de zaken in Hardenberg of in Bergeyk anders liggen dan in de Statenbuurt van Den Haag. Toch meende ik, dat mijn ervaring ook weer niet helemaal toevallig was.

Het slot van het artikel gaf alweer: naar aanleiding van die speciale ervaring! deze zin te zien: „Is men conservatief, dan stemt men liberaal. Is men vooruitstrevend, dan stemt men PvdA. Alleen wie nog een gewoonte van vroeger heeft overgehouden, stemt wat anders. Gewoonten zijn taai, maar ze veranderen op den duur toch”.

Die zin las ik opnieuw in Trouw van 9 Juni. Die ene zin. Met niets eromheen. Met geen enkele aanduiding hoe ik tot deze conclusie was gekomen. Trouw behandelde mijn opmerking, zoals menig bijbelvast christen een tekst gebruikt, nl. los van de rest. Trouw verbond er een heel interessant betoog aan. Een kapstokpreek, zegt men in dominees jargon.

Ik had dan toch maar gezegd, dat in dat stembureau, zoals trouwens in heel Den Haag, vele Jan Schouten-stemmers op de WD waren overgegaan. Waren dat mensen, die ineens hun christelijk geloof, zo ze dit hadden, waren kwijtgeraakt? Dat is nauwelijks aan te nemen. Dat zijn de velen,

die heenzuigen naar die partij, die voor hen het veiligst is. De partij, die voor hen het veiligst is, is de partij, die het minst gevaar loopt veranderingen te willen aanbrengen aan de structuur der maatschappij. Ik noem dat conservatisme en ik geloof, dat dit woord toch niet als scheldwoord mag worden opgevat.

Trouw heeft dus deze ene zin genomen eigenlijk niet om met mij te polemiseren, maar om zijn lezers duidelijk te maken, dat er tussen het democratische socialisme en het liberalisme waarlijk niet zo’n grote kloof gaapt, als ik met die woorden progressief heb willen aangeven. Integendeel, zich beroepend op een aantal uitingen van prof. J. Zijlstra, wil Trouw doen uitkomen, dat beide stromingen merkwaardigerwijs elkaar naderen. De een moet liberale wijn doen in het socialistische water (ik vertaal het nu maar vrij), de ander moet socialistisch water in de liberale wijn mengen. „In wezen loopt het gevecht op economisch gebied in Nederland dan ook niet tussen vrijheid en gebondenheid. ledereen is het er over eens, dat beide er moeten zijn, al zijn er nuances, die met iemands oude Adam samenhangen”.

En ziehier nu de conclusie, waartoe Trouw komt men heeft te maken met mensen, die voor een bepaalde partij stemmen, omdat zij zich daarvoor gunstige resultaten voor hun economische positie voorstellen. Twee verschillende staatkundig-economische beginselen liggen hier niet.

Hierop moeten drie dingen gezegd worden. Ten eerste: het aantal mensen, dat zijn belang overwegend laat meespreken bij zijn politieke keuze is gelijkelijk over de verschillende partijen verdeeld. Een a.r.- stem is waarlijk niet belangelozer dan een PvdA-stem. Het is moeilijk uit te maken waarom grote massa’s hun stem uitbrengen op een bepaalde partij. Maar het is gemakkelijk in te zien, dat het a.r. kiezersvolk niets beter is dan de rest. En, voeg ik er aan toe, dat het PvdA-kiezerscorps volstrekt niet minder (verhoudingsgewijs dan) „beginsel”-kiezers telt dan de a.r. partij. Het zal Trouw bekend zijn, dat bijvoorbeeld een groot gedeelte van de predikanten op de P.v.d.A. stemt. Trouw mag dit erg onnozel vinden en ook zeer te laken, het is nooit vol te houden, dat deze lieden zulks doen, omdat de PvdA-politiek hun voordeel brengt. Het tegendeel is eerder te betogen. Zo zijn er heel veel groepen meer. De christenen, die op de PvdA stemmen, doen dat niet zoals Trouw allermisselijkst beweert om minder dan een schotel linzen, dwz. om bevrediging van de directe levensbehoefte; ook bij hen treft men diepe noties.

Ten tweede: Trouw vergeet meerte delen, waar de scheidingslijn dan wél loopt, wanneer het niet de staatkundig-economische tegenstellingen zijn. Trouw biedt er ten minste niet een eigen visie op. Trouw wil toch niet beweren, dat de souvereiniteit in eigen kring het beginsel is, waarmee men zich én liberalisme én socialisme van het lijf kan houden. Naar de betekenis ddarvan

moet Trouw maar eens gaan informeren bij diezelfde prof. Zijlstra. En liever niet bij prof. Riessen, met wie het blad in de toekomst wel meer te stellen zal krijgen dan het lief is.

Of moeten wij het eigen karakter van het beginsel aflezen uit het besluit van minister Algera betreffende de radiodistributie? Toen ir Vos minister was, kon hij geen meerderheid vinden voor zijn volstrekt logische plan, om de bezitters van distributiecentralen schadeloos te stellen en de hele dienst bij P.T.T. onder te brengen. Hij had daar sterke argumenten voor. Maar van liberale en christelijke politieke zijde werd dat bestreden. Particulier initiatief, verkregen rechten, ziedaar de slagzinnen. Nu is de grote tegenstander van Vos op dit punt zelf minister. Hij zal nu een voorstel bij de Tweede Kamer indienen, dat niet veel afwijkt van wat Vos zich voorstelde. Het principiële verzet bleek onhoudbaar. Hij kon slechts kiezen tussen een liberale oplossing en een, waaraan socialisten graag meewerken. Hij kan zich troosten met de gedachte, dat een staatsbedrijf nog helemaal geen socialisme is.

Of moeten wij de eigen signatuur van de typisch reformatorische politiek aflezen uit de wijze, waarop de a.r. fractie de prijsbeheersing landbouwgronden heeft behandeld? Heeft de landbouwdeskundige v. d. Heuvel of de landbouwdeskundige Bieuwenga het bij het rechte eind gehad?

Ziet, deze vragen kunnen ons op het spoor brengen van de overtuiging, dat er twee krachten werken op het politieke leven, nl. een, die van een democratischsocialistische overtuiging uit gevoed wordt en een, die door een liberale visie gestuwd wordt. Beide visies zijn aan veranderingen onderhevig. Bij beide zijn nuances. Maar ook anderen moeten toch in de practijk tussen beide kiezen.

De derde opmerking is deze: ik meen, dat de woorden progressief en conservatief zeer wel bruikbaar zijn in het politieke leven. Er zijn in alle rijen conservatieve en progressieve mensen. Dat is een kwestie van karakter. En binnen het raam van elke groep heeft men conservatieven en progressieven. Dat is allemaal waar. Maar ook een partij in zijn geheel kan een bepaalde signatuur hebben. Waarom dat niet royaal toegegeven? Een partij, die zijn ankers werpt in wat God in de geschiedenis heeft geopenbaard (althans wat het daarvoor houdt), moet sterke conservatieve trekken vertonen. Een partij, die steeds bezig is met zich af te vragen, hoe de wereld van morgen er zal uitzien en er zal möeten uitzien mede op grond van de krachten, die zij waarneemt, is progressief. Al kunnen ook daarbij allerlei behoudzuchtige elementen werkzaam zijn.

Journalisten, zei ik, houden elkaar aan het werk. Laat ik nu de door Trouw gewraakte zin in het orgaan van de VVD van 20 Juni lezen. Het artikel-zelf kwam de schrijver kennelijk niet onder ogen. Vrijheid en Democratie schrijft: „Wij weten niet of men een dergelijke uitspraak die iets weg heeft van een banvloek triest of beschamend moet noemen, maar zij lijkt in elk geval weinig van een religieuze geest doordrenkt”.

Als op het toneel een dominee verschijnt, schiet de zaal in de lach.

Wanneer een predikant een polemische pennevrucht levert, gaat men daarentegen al gauw het soortelijk gewicht van zijn religieuze gevoelens meten. Dat valt dan altijd tegen. Gelukkig maar. Ik zou niet meer thuis durven komen, wanneer ik van religieuze geest doordrenkt was! L. H. R.

(Vervolg vanpag. 5) om de jeugd te interesseren voor de opleiding tot beroepsmilitair”! Midden op de bladzijde zien we een plaatje: een groep jongens, die geïnteresseerd’staat te kijken naar de bediening van een stuk luchtdoelartillerie. Jongens en meisjes maken zulke jeugddagen mee ... „Perspectief voor de jongeren onder ons”! Waar is hier de eigen socialistische houding? In een laatste artikel gaan we op dit punt nog even verder in. KR. STRIJD

Het behoort tot de eigen aard van een onafhankelijk blad al 3 het onze, dat het nu en dan artikelen publiceert, waartegen de redactie weliswaar bezwaren heeft, maar waarvan zij meent, dat ook deze stem dient gehoord te worden. T.z.t. zal Tijd en Taak ook een tegengesteld geluid doen horen. DE REDACTIE