SONNET (12)

Is er iets machtiger dan dit doordringend klagen? Of aan een God de eigen schepping weer ontvliedt;

Of in ’t heelal een duistere omkeer is geschied Waarvan de mens de diepe schaduwen moet dragen.

Er zijn geen zuilen meer die het oneindige schragen, ■ Gebarsten licht verving het troostende verschiet;

Alleen de klacht behield haar lang-vertrouwd gebied En vindt zingend haar weg door alle donkre dagen.

Zij die vergeten werden, zij die zijn verstoten. Zij die wegvluchtten naar de zee of in den nacht.

En zij die wachten, van hun hard geduld omsloten. Worden gemeenzaam in de oorspronkelijke klacht.

Wier stem aan ieders eigen noden schijnt ontsproten. En ’f is al veel als zij hun pijn even verzacht.

KWATRIJN (7)

Genaderd tot den drempel van den nacht Had ik om in te gaan niet meer de kracht;

Ik wist nog niet hoe zwart en zwart verschillen. Een zo zwaar duister had ik niet verwacht.

DE VISSEN

(Vertaling naar Jules Supervielle)

Herinnering der vissen in de diepe kreken: Uw traag herdenken raakt vergeefs aan mijn gemoed.

Wat schuim en schaduw is van u mijn enig weten En dat ook gij evenals ik eens sterven moet.

Doch waartoe komt gij dan mijn dromen ondervragen Alsof gij hulp van mij verwacht in uw bestaan?

Gaat in de zee en laat mij op mijn droge aarde. Wij kunnen nimmer in elkander over gaan.

H. W. J. M. KEULS

Uit „Regionen”.

(Vervolg van pag. j)

wat mensen tot stand kunnen brengen. Ongelooflijk. Om je weer moed te geven en je te doen hopen.

Er zijn zo enkele fragmenterr op de wereldkaart, die ons voor wanhoop bewaren. Eén zo’n fragment is voor mij India. Een ander is Israël. Misschien dat er tussen deze beide landen ook wel enige geestelijke verwantschap bestaat. India is niet voor niets het land van Gandhi en Israël dat van Herzl, Weismann en Ben Gurion. Wij, Westerse socialisten, zullen aan dit boek veel hebben. Onze socialistische overtuiging zal in de aanraking met Israël verwijd en verdiept worden. De verbinding tussen socialisme en geloof in God zal door dat contact duidelijker en overtuigender worden.

Dit boek is duur. Het kost ƒ 14,75. Het is prachtig uitgegeven en voortreffelijk geillustreerd, maar ook met zijn mooie band en boeiende foto’s blijft het een duur boek. Ik meen, dat het ƒ 14,75 meer dan waard is.

■ Ik geloof, dat de Joden dr Nederbragt zeer dankbaar zullen zijn. Hij is wel waarilijk een trouwe vriend van Israël en zegt ;Z0 een en ander, waarmee Israël zijn winst zal kunnen doen.

En ik hoop, dat vele christenen dit boek ■ zullen lezen, om er door beschaamd en bemoedigd te worden, vooral om er door te leren, dat wij leven in een geschiedenis, die ons leven zin geeft. Misschien is het wel zo, dat wij het aan dat oude en nieuwe Israël te danken hebben, dat wij weten van een ■geschiedenis, aan welke wij allen mogen deelnemen.

Dr Nederbragt heeft met dit boek zowel Israël als Nederland, zowel Joden als christenen een grote dienst bewezen. Zo blijft het dan bij wat de titel van zijn boek tot uitdrukking wil brengen: Jeruzalem, indien ik u vergete.... J. J. BUSKES Jr

Het boek is verschenen bij J. N. Voorhoeve in Den Haag, die ons toestond twee foto’s van het boek over te nemen.

De dichter H. W. ƒ, M. Keuls

N.a.v. „Regionen”, uitgave J. M. Meulenhoff, A’dam. 1953. 86 blz. ƒ 3,90 ing., ƒ 4,90 geh.

Eerlijk gezegd: de dichter Keuls was aan mijn aandacht ontgaan. Vandaag beken ik het met enige spijt, maar niet zonder verontschuldiging. Toen ik bovenstaande bundel gelezen en herlezen had, wist ik dat Keuls een belangrijk dichter was, dat ik sommige van zijn verzen nooit meer zou vergeten. Ik had het gevoel een belangrijke ontdekking gedaan te hebben. Maar hoe kwam het dat ik hem nooit eerder ontmoet had? Keuls werd in Mei 70 jaar. Zijn „Verzamelde gedichten” waren omtrent 1949 in 4 delen verschenen bij een uitgever van goede smaak (Stols, Den Haag). Ik bezat er alleen het 4e deel van, maar ik had me er nooit liefdevol in verdiept. Ik wist dat hij tot de zgn. „dichters van 1910” behoorde, maar de bekende literatuurgeschiedenissen deden er het zwijgen toe, of vermeldden hem terloops met enige vriendelijke, maar een weinig laatdunkende woorden. In het bekende standaardwerk „Panorama der Nederlandse letteren” (1948) wordt hij zelfs niet vermeld. Ook dit is wel te verontschuldigen: onze poëziegeschiedenis sinds 1880 is ongemeen rijk. Men ziet dus licht een dichter, die terzijde het onvermijdelijke rumoer werkt, over het hoofd, vooral wanneer hij tijdgenoot is van de zeer-groten, en in zijn taalbehandeling geen opvallende dingen doet.

Daarenboven doet zich bij Keuls een verschijnsel voor, dat ik geneigd ben typisch Nederlands te noemen. Ik weet in de buitenlandse letterkunde niet zo heel veel voorbeelden van lyrische dichters, die in dichterlijk vermogen nog groeien, wanneer zij de veertig gepasseerd zijn. In ons land is dat schering en inslag. Enkele voorbeelden zijn, te beginnen met Vondel, Potgieter, Verwey, Van Eyck, Bloem, Nijhoff en nu ook Keuls. Wat iedereen vroeger van Keuls kon weten, was, dat hij vaardig verzen vertalen kon. Ik kende al heel lang van hem enige prachtige vertalingen uit het Italiaans van Leopardi, en het 4e deel van zijn „Verzamelde gedichten” bevatte ook weer een schat van fraai vertaalwerk, uit het Frans, het Duits, het Engels, het Italiaans. Mocht gij, lezer, dit vierde deel eens ter hand nemen, dan moet ge opslaan de bewerking van een beroemd gedicht van Dowson, dat u in elke, enigszins uitvoerige Engelse bloemlezing ontmoet ~Non sum qualis eram bonae sub regno Cynarae” („Ik ben niet meer, zoals ik was onder de heer-