"De Jood

Sam de Wolff

Toen Sam de Wolff zeventig werd,, vertelde hij, dat een zeventigjarige veertig procent kans heeft, om de tachtig te halen, en ook, dat hij daar dapper voor vechten zou.

Ik weet niet hoeveel kans een vijfenzeventigjarige heeft, om de tachtig te halen, maar in elk geval heeft De Wolff al weer vijf jaar bevochten en vierde hij een week geleden zijn vijfenzeventigste verjaardag.

En nu heb ik er plezier in, om bij dit jubileum in Tijd en Taak een artikeltje over de Jood Sam de Wolff te schrijven. Ik heb van jongsaf van de’ Joden gehouden en mij met de Joden verbonden gevoeld. Als ik mij zelf afvraag, waaraan ik dat te danken heb ik beschouw het inderdaad als iets waarvoor ik dankbaar ben moet ik drie antwoorden geven.

1. Als kind woonde ik in een Utrechtse volksbuurt, waar veel Joden woonden. De synagoge stond niet ver van het huis, waar ik geboren werd: op de Springweg. Ik groeide op in een volksbuurt, waar Joden en Christenen het best met elkaar konden vinden.

2. Mijn Vader, die steil-gereformeerd was, sprak altijd met liefde over de Joden en heeft aan al zijn kinderen als een rijke gave eerbied voor het Joodse volk meegegeven. Hij duldde in zijn omgeving zelfs geen schijn van anti-semitisme en liep heet aan, wanneer door medechristenen hooghartig over de Joden gesproken werd.

3. Hij, in wie ik geloof als mijn Heer, was een Jood en het boek, dat van Hem getuigt, is een door en door Joods boek. Ondanks het in de geschiedenis van het Christendom veel voorkomende anti-semitisme, dat Karl Barth een zonde tegen de Heilige Geest noemt en dat ik beschouw als een afschuwelijke zonde tegen God en de mensen, zijn Christendom en Jodendom onlosmakelijk met elkaar verbonden. Zonder Israël is de Christelijke Kerk en zonder het Oude Testament is het Nieuwe Testament een onbegrijpelijk verschijnsel.

Deze inleidende opmerkingen dienen alleen, om mijn lezers duidelijk te maken, waarom het voor mij een voorrecht is, als Christen over de Jood Sam de Wolff te schrijven.

Ik doe het met de eerbied, die Vader mij heeft meegegeven.

Ik doe het vanuit een verbondenheid, die gegrond is in onze gemeenschappelijke geschiedenis,, waarbij ik niet uitsluitend aan het verleden denk. Tenach op de toekomst gericht.

Ik doe het met dankbaarheid voor wat de persoon en het werk van Sam de Wolff voor mij betekenen.

Maar is het eigenlijk wel mogelijk, dat een Christen in een weekblad voor Evange-

lie en Socialisme zo schrijft over een Jood, die alleen geen orthodox Christen, maar ook geen orthodoxe Jood is?

Sam de Wolff, zo houden mijn vrienden mij voor, is toch een orthodox marxist?

Dat behoeven zij mij niet te vertellen. Al twintig jaar geleden debatteerden Sam de Wolff en ik in het Concertgebouw te Amsterdam over Socialisme, Marxisme en Christendom. Dat was onze eerste persoon-

lijke ontmoeting, die mij er van overtuigde, dat deze orthodoxe marxist meer van de bijbel afweet dan de meest religieuze socialisten, meer zelfs dan vele orthod.oxe Christenen. Het bleek mij, dat deze orthodoxe marxist wezenlijk begrip heeft voor de orthodoxe Christen. Omgekeerd bleek het Sam de Wolff, dat de orthodoxe Christen, die het marxisme als levens- en wereldbeschouwing afwijst, toch wezenlijk begrip heeft voor de orthodoxe marxist en de betekenis van het marxisme voor het socialisme.

Maar er is iets, dat voor mij nog veel belangwekkender was.

Toen ik Marx las en bestudeerde ik zeg dit met grote bescheidenheid, denkende aan de wijze, waarop onze jubilaris Marx gelezen en bestudeerd heeft deed ik de ontdekking, dat de grote man van het wetenschapelijk socialisme een Jood was. En in de loop der jaren werd mij duidelijk, dat de betekenis van Marx niet uitsluitend gezocht mag worden in zijn wetenschappelijk werk, maar ook in wat ik zijn zedelijk

pathos, wil men: zijn humanisme zou willen noemen, en dat hij dit zedelijk pathos en dit humanisme aan zijn Jodendom te danken heeft.

Is het bij Sam de Wolff anders?

„Als kind had ik een sterk Messiaans verlangen, dat zich naar twee kanten richtte. Ik wilde, dat de ellende uit de wereld verdween en dat het Joodse volk zijn vrijheid herkreeg. Die twee waren altijd een eenheid.”

Dat zei De Wolff, toen hij zeventig werd.

Daarom is de Jood Sam de Wolff socialist en zionist.

Vanuit mijn geloof in Jezus Christus sta ik in dit opzicht naast hem. Ik deel zijn Messiaans verlangen.

Als De Wolff vijfentwintig eeuwen vroeger geleefd had, zou hij één van Israëls profeten hebben kunnen zijn en zou hij in Tenach hebben kunnen staan.

Wie deze uitspraak vreemd vindt, herinnere zich, hoe Sam de Wolff, in het Concertgebouw sprekende op de dag, waarop de Joodse Staat werd uitgeroepen, dadelijk aan het begin van zijn toespraak onderdook in Jesaja.

Men kan niet ontkennen, dat De Wolff essentiële bestanddelen van het profetisch getuigenis op non-actief zet.

Maar men kan evenmin ontkennen, dat hij andere, niet minder essentiële bestanddelen van dit getuigenis, die door het orthodoxe Jodendom en het orthodoxe Christendom op non-actief worden gezet, actualiseert en levend maakt. Bepaalde klanken van het profetisch getuigenis het protest tegen de ontrechting van de mens, van de liefde tot de mens en de verwachting van een nieuwe wereld resonneren in zijn getuigenis.

Zijn leven en zijn lot zijn onlosmakelijk met het leven en het lot van het oude volk verbonden.

Wanneer ik Sam de Wolff op zijn vijfenzeventigste verjaardag de hand druk, druk ik de Jood Sam de Wolff de hand.

Het moge daarom al verder niemand verbazen, dat Sam de Wolff als Jood een moeilijke en lastige figuur is. Ik bedoel dit in de principiële zin van het woord. Hij is een non-conformist. Wie de geschiedenis van Israël kent, wie het Oude Testament kent, wie iets van het Messiaans verlangen van het kind Sam de Wolff kent, begrijpt, dat De Wolff in geen enkele beweging zonder meer kan opgaan. Het zou betekenen, dat hij er in onderging. Het is hem onmogelijk, omdat zijn verlangen te wijd, te diep en te universeel is. ’

Ook in dit opzicht is hij voluit Jood en beschaamt hij vele Christenen, die zich bij het bestaande neerleggen, omdat zij menen, dat God en het Lot synoniem zijn, en zo bewijsmateriaal leveren voor Marx’ uitspraak, dat de godsdienst de opium van het volk is. De God van Israël is naar het woord van Martin Buber een Trekkers-God. Wij nemen deel aan een geschiedenis, wij worden uitgeleid uit het diensthuis en wij zijn op weg naar het Beloofde Land.

Wee de socialist, wee de zionist, die behoren gaat tot de beati possidentes.

Tot dat soort socialisten en zionisten behoort Sam de Wolff zeer bepaald niet en zal hij nooit behoren, omdat hij de Jood Sam de Wolff is.

Van Israël verwacht ik iets anders dan van de andere volken.

In dit woord spreek ik mijn eerbied voor Israël uit.

In dit woord breng ik hulde aan Sam de Wolff, die in dit opzicht waarlijk een Israëliet is, in welke geen bedrog is.

J. J. BUSKES JR