HET EINDE DER RE FORMATIE

Mensen zijn zeer vindingrijk, als het gaat om het vinden van verontschuldigingen. Vooral, wanneer het ’t kerkelijk leven betreft, schijnt er aan het vinden van verontschuldigingen geen einde te komen. Eén van de verontschuldigingen, die hier ter plaatse nogal eens gehoord wordt, is de last, die men ondervindt van de tocht. Inderdaad kan het ’s winters wel eens onaangenaam zijn in de hoge, holle kerk van Purmerend. Maar wanneer men dan deze verontschuldiging hoort van een wat oudere man, die even tevoren verteld heeft, dat hij iedere Zondag op het voetbalveld te vinden is, dan staan de zaken toch wel anders. Dan kan men zich slechts verbazen over de naïeveteit der verontschuldigingen. Dan heeft men het gevoel, dat zich een verontschuldigingsziekte meester heeft gemaakt van de leden der kerk.

Moeten wij de klacht, dat het in de kerk te veel tocht, werkelijk als verontschuldiging aanvaarden? Of zou het zo kunnen zijn, dat het in de kerk te weinig tocht? Zou het misschien tijd worden, dat het er werkelijk ging tochten? Zou het er misschien zo moeten gaan tochten, dat wij er de bezinning bij gingen verliezen? Waar blijft het geluid van de geweldig gedreven wind, die allen in het huis doet ontzetten? De kerk heeft haar ramen te veel gesloten gehouden en zo is er die benauwde atmosfeer ontstaan, waardoor nog maar weinigen het er kunnen uithouden. De verontschuldigingsziekte eindigt in een verstikkingsdood; dat is de ernst van de crisis der Reformatie.

In Jeruzalem heeft het geweldig getocht en dit bleek alleen maar een zegen. In Jeruzalem gingen de ramen naar alle zijden tegelijk open en het was wonderlijk, wat men daar zag en hoorde. Men zag aan de éne zijde Parthen, Meden en Elamieten, aan de andere zijde inwoners van Pontus en Azië. Phrygië en Pamphylië; men zag nog veel meer, te veel haast om op te noemen. En men hoorde hoe de Heilige Geest aan het werk was. Er werden bruggen geslagen, die door geen taalgeleerden konden worden verbeterd, er was een saamhorigheid, die voor de toekomst niets dan goeds beloofde. Hier was een verstaan, zoals het alleen in de volheid van het kerkelijk leven mogelijk is. Een volheid, die ook nu ons hoogste verlangen is.

Het is niet zonder risico, wanneer de ramen aan alle kanten tegelijk opengaan. Het kan er zo door gaan waaien, dat de boel stuk slaat. Heel wat zekerheden en oelangen worden geschaad, maar de Heilige Geest geeft het ons niet zonder dit waagstuk. Als wij de ramen naar alle zijden openzetten, zien wij geen Meden, Parthen en Elamieten, die zijn inmiddels vertrokken. Maar wij zien de oude en jonge kerken. Wij zien de oude kerken als de Grieks-Katholieke, de Rooms-Katholieke, de Anglicaanse en de Lutherse kerk. Wij zien de jonge kerken, die in de wereldrevolutie van Azië hun plaats zoeken te bepalen en die voor de toekomst

van het christelijk leven een grote belofte kunnen inhouden. Al die kerken hebben ons iets te zeggen, ja, al die kerken hebben ons zeer veel te zeggen, een nieuwe geboorte van de kerk is aanstaande. Dit houdt echter tevens in, dat wij* niet blind zijn voor de tekorten in eigen omgeving. Met een verre liefdesbetuiging voor de jonge kerken in Azië zijn wij er niet, zij zijn verlangend het geluid van die geweldige windvlaag te horen. Als wij het oog op de eigen omgeving richten, is er veel, dat ons terneerslaat. Het schijnt soms, dat de gemeente als zodanig heeft opgehouden te bestaan. Degenen, die de kerkgang en alles, wat daaromheen is, belangrijk achten, gaan steeds meer tot de uitzonderingen behoren. Er zijn vermoeidheidsverschijnselen, verschijnselen van lusteloosheid, die op een diepe crisis wijzen. Ja, het is, of de kerk der Reformatie zo door en door ziek is, dat zij het einde tegemoet gaat.

De zwakke plek van de kerk der Hervorming is in de eerste plaats de niet te stuiten verdeeldheid. Deze verdeeldheid is geen toevallige omstandigheid, het is niet een noodlottige samenloop van omstandigheden, neen, het is een wezenlijke kwaal.

omdat de fundamenten, waarop het gebouw rust, scheuren gaan vertonen. Het fundament van de kerk der Hervorming is het Woord in de gedaante van het woord. Woord en prediking moeten het gehele gebouw dragen en al het werk doen. Het is al geen geheim meer, dat de kerk der Hervorming, wat de prediking betreft, in de grootste verlegenheid verkeert. Waar nog trouw is aan de kerk, waar men de kerkgang als een behoefte voelt, is het vaak meer ondanks dan dank zij de prediking.

Bovendien is de prediking in de eigen kerk als een wapen gehanteerd, waarmee men anderen te lijf ging. Wat de één meende op te bouwen, brak de ander in goeden gemoede weer af. Om dan nog te zwijgen van alle gesprekken, die hieruit voortkwamen. Wat is er veel gepraat, wat is er veel geredeneerd! Waartoe diende al dit gepraat, waartoe strekten al deze beweringen? Heeft het werkelijk tot de opbouw geleid? Ik geloof veel meer, dat men hardnekkig is voortgegaan de ernst van de crisis te onderschatten. Ik geloof, dat men met al zijn standpunten een levensgevaarlijk spel heeft gespeeld, dat het einde verhaast. Men heeft zijn dierbaar stukje speelgoed uit een brandend huis willen redden en vergat, dat er nog mensen waren, wier leven gevaar liep.

Een tweede zwakke plek van de kerk der Hervorming is het anti-papisme. Het ontstaan van deze kerk is niet los te denken van de critiek op Rome, die in veel opzichten, wat bekwame Roomse schrijvers zelf toegeven, volkomen terecht was. Het kon haast niet anders, of deze critiek moest op de kerk der Hervorming haar stempel drukken. Langzamerhand zien wij echter iets anders gebeuren. Er heeft een verschuiving plaats, die in hoge mate bedenkelijk is. Mensen, die voor het kerkelijk leven geen enkele belangstelling meer tonen, mensen

Omstel

een uitgeperste zon ligt bovenop de druivenmand van de stoffige uren en de stad bloedt leeg in het gaas

van de zwoele namiddag een verdronken dwaas schrijft zijn eigen dood binnen de zwarte rand

die de galg van de avond legt op het verdorde zand van te pletter gelopen seconden een vreemde topaas is het koolblad dat aandrijft en op de vaas van mijn vooroverleunende gedachten helwit inbrandt

alles heeft alle mysteries voor ons opgespaard en in de gleuf van het even helderziend worden

een bliksem geslingerd van extatische bezetenheid

alles is tussen het oer der dingen zo bedaard

gaan liggen nu en het gevloek van een verworden stad drijft weg uit een onbekende gespletenheid

H. TIKKELMEYER JR