maar ook: het „tehuis” dat de plaats innam van verloren gegane hindingen en levensverbanden; ook: utopische geloofsgemeenschap, pelgrlmsstoet van hen, wier hart door het visioen van de nieuwe d.ageraad In vlam was gezet.

Voor mijn besef en vanuit mijn overtuiging als christen zeg ik: daarmee is de partij en is de socialistische beweging te veel geweest, overschreed ze haar grenzen (hoe begrijpelijk ook) en kreeg ze een te geladen inhoud (hoe verheffend en ontroerend dat ook was). Daarheen moeten wij ook niet terug. Ik geloof, dat de socialistische partij van nu (onze PvdA) gereduceerd is voor het gevoel van de meesten tot wat m.i. een politieke partij behoort te zijn: organisatie om op het vlak van het sociale en politieke leven (dat is een ingrijpende begrenzing!) binnen de voorhanden mogelijkheden (dat betekent, dat altijd beperkte dingen zullen gebeuren) datgene te verwerkelijken, wat men op grond van bepaalde normen vereist of gewenst acht. Met Banning ben ik van mening, dat wij „op de normatieve voorwaarden moeten terugvallen”. Al ben ik persoonlijk geneigd het woord „terugvallen”, dat voor mijn gevoel een negatief waardeoordeel insluit (al heeft B. dit zeker niet zo bedoeld) te vervangen door: uitgaan van. Ik kan dan ook instemmen met drs Den Uyl, als deze zegt: „Ik zie helemaal niet in waarom, door de mensen te confronteren met de werkelijkheid van de wereld, het niet mogelijk is ze tegelijkertijd te bezielen tot verandering en verbetering van deze wereld. Daarom is het belangrijk zo concreet mogelijk aan te geven, hoe het onrecht kan worden verholpen en de misstanden opgeheven. Daar zit een stuk werk in voor een betere wereld. Dan komt het accent anders te liggen dan Polak heeft gedaan. Dan moeten wij in onze werkelijkheid de kracht vinden om de wereld te veranderen.” De beperktheid van wat het politieke socialisme kan zijn en kan bereiken, moeten wij niet maskeren achter een utopie. Een politieke partij kan m.i. nu eenmaal niet meer doen dan bepaalde voorwaarden scheppen (op het politieke, sociale, economische en ook het culturele vlak) voor een wat gelukkiger en meer acceptabel menselijk bestaan en een gezonder, doelmatiger en rechtvaardiger vorm van samenleven.

Daarom rijzen er ook bedenkingen in me, wanneer ik lees, dat ds Buskes in het genoemde gesprek ergens zegt: ~Er zijn twee namen genoemd, die van Troelstra en Drees, als aanduiding van het verschil tussen bepaalde perioden. Ik zou geneigd zijn het zo te stellen, dat ik bij Drees iets vind, wat ik bij Troelstra mis, en omgekeerd... Troelstra was visionnair. Dat visionnaire mis ik in de huidige beweging, bij alle waardering voor wat ik er in vind... Ik zou nooit socialist zijn geworden door Drees, maar wél door Troelstra. Maar omdat ik door Troelstra socialist ben geworden, sta ik naast Drees!” Juist in verband met wat ik hiervoor heb uiteengezet, zou ik willen opmerken, dat ik me ook kan indenken, dat velen in deze tijd wel aangesproken worden door het socialisme van Drees; maar niet aangesproken zouden worden door het socialisme van Troelstra.

Betekent dat nu, dat ik van mening zou zijn dat we het bewogen appèl van prof. Polak en bijv. de woorden van Buskes, dat „wij ook meer moeten zijn dan een zuiver zakelijke socialistische beweging” en dat wij „bezieling moeten hebben”, rustig naast ons neer kunnen leggen? Geenszins, want om datgene te realiseren, wat drs Den Uyl in het aangehaalde citaat formuleerde, is een sterke bewogenheid nodig, een gegre-

pen-zijn door normatieve waarden, krachtig genoeg om tegen alle weerstanden en teleurstellingen in voort te gaan en voort te bouwen. Een verontrusting om wat in onze samenleving niet in orde is. En bet appèl van deze verontrusting en deze bewogenheid loopt inderdaad gevaar verloren te gaan bij een alleen maar zakelijke wijze van denken en spreken. Om een klein voorheeld te geven: het zou mij persoonlijk liever zijn, wanneer in socialistische kring minder de nadruk werd gelegd op wat mee onder socialistisch bewind is gepresteerd op het gebied van de woningbouw en wat meer op wat er nog ontbreekt en op de deplorabele toestanden, die nog voorkomen.

Ten slotte nog deze twee opmerkingen, In de eerste plaats: voor mijn besef schuilt er in ieder utopisch denken het gevaar van een schematische verstarring.'Men blijft gevangen in de ban van het gefixeerde beeld. Daar zit het risico in, dat men op een

gegeven ogenblik de aansluiting mist aan de nieuwe uitdaging van een veranderde situatie. Een enkel voorbeeld: de uiterst belangrijke problematiek rondom de „ontpersoonlijking” van de mens in een industriële maatschappij lost men zeker met cip met middelen als socialisatie enz., met welk een magische verwachting dit woord ook vanuit een vroegere utopie geladen is geweest. Blijven vastzitten in het oude „beeld” betekent hier: falen ten aanzien van de vragen van nu.

In de tweede plaats: ik begrijp aan de ene kant dit verlangen naar een utopisch toekomstbeeld, maar: wat zou daar nu de inhoud van moeten zijn? Waf hebben wij aan te bieden? Die vraag zal m.i. eerst moeten worden beantwoord. En dan betreur ik het nog enigszins, ’ sen ds Buskes en mij in dit Wa,d begonne gesprek voor mijn gevoel voortijdig is afgebroken, omdat we daarin juist bij deze vraag terecht zouden zijn gekomen. J. H.

Druk N.V. De Arbeiderspers Amsterdam

VORMINGSCENTRUM „DE HAAF”

BERGEN (N.-H.)

MEISJESWEEK

In het Vormingscentrum „De Haaf” te Bergen (N.-H.) zal een algemene meisjesweek voor meisjes van 17 tot 20 jaar worden gehouden van 19 tot 24 October. De leiding berust bij mejuffrouw J. M. D Zijtveld, Den, Helder, en Wika en mevrouw Groeneveld, Bergen.

Onderwerpen: „Wat en hoe lezen we?”, „De wereld van het kind”, „Wat verwachten we van het gezin?”, enz. Verder: Handenarbeid, excursie, zang, vragenbus, volksdans, enz. Deze cursus is bedoeld als een algemeen vormende aanvullende cursus tussen school, werk en gezin. De prijs ervan werd uiterst laag gehouden, nl. ƒ 12,— per persoon. Voor opgaven of inlichtingen wende men zich tot „De Haaf” te Bergen.

LEES DIT OOK Een abonné uit Duivendrecht (bij Amsterdam-O.) vraagt wie hij plezier kan doen met de laatste twee jaargangen van Tijd en Taak. Opgave aan red. secr.

KORTEHEMMEN NIEUWS

ONZE KIJK OP DE MODERNE MENS Week-end 17—18 October 1953

„De moderne mens” is een modewoord geworden. Wat men er zich precies bij denken moet, is een vraag. En toch heeft vrijwel iedereen het gevoel, dat ons huidige leven en denken belangrijk verschilt van dat van een vorige generatie, zodat men terecht kan spreken van hedendaags type van menszijn. Is die moderne mens oppervlakkiger of wel diepzinniger: is hij pessimistischer of alleen maar realistischer geworden? Wie zal deze en dergelijke vragen beantwoorden? En toch willen, ja moeten wij, op de een of andere wijze ons een beeld vormen van onze houding in deze tijd. Willen, omdat het verlangen naar zelfkennis nu eenmaal wezenlijk menselijk is; moeten, omdat zonder deze zelfbeziiming ons leven verward blijft.

Vandaar, dat de A.G. der Woodbrokers aan de orde heeft gesteld een gesprek over de vraag: „hoe leeft en denkt de moderne mens?” Maar zij wil verder doorstoten. Ook in het sociale en politieke leven gaat het om die „moderne mens”. In het bijzonder de socialistische beweging wil aan dat denken en leven van de huidige mens maatschappelijk gestalte geven. En weer rijzen vragen: is de socialistische beweging daartoe wel in staat? Overschat of onderscht zij ’s mensen mogelijkheden tot verantwoordelijk leven niet? Zo kan men doorgaan met het stellen van ernstige en belangrijke vragen. Ook deze vraagstukken lossen wij stellig niet op in een weekend! Toch is de be-

zinning daarop nodig: nodig voor ons zelf, nodig óók voor de socialistische beweging. Immers de vernieuwing van het socialisme is niet bereikt met een nieuw partij-program, zelfs niet met de publicatie van een maatschappelijke visie als „de weg naar de vrijheid”. Het moet alles leven krijgen, het moet in óns leven en denken gaan werken! Eén der wegen daarheen is gezamenlijke bezinning. Daartoe roepen wij u op! Wij hopen vele oude bekenden, maar ook vooral vele onbekenden met ons werk en streven op Kortehemmen te mogen verwelkomen. Zorg voor spoedige aanmelding door inzending van briefkaart aan de administratie van de A.G. der Woodbrokers te Kortehemmen, post Boombergum, vóór 12 October a.s. De deelnemersprijs bedraagt naar keuze ƒ4,— of ƒ4,50 p.p., echtparen ƒ 7,— of ƒ 8,—, bij aankomst te voldoen. PROGRAMMA

Zaterdag: 16.00 Welkom 18.00 Broodmaaltijd 19.30 HOE LEEFT EN DENKT DE MODERNE

MENS? door dr. A. van Biemen

Zondag: 9.45 Ochtendwijding 10.30 WAT BETEKENT DIT VOOR DE SOCIALISTISCHE BEWEGING? door ds. L. H. Ruitenberg 14.30 Algemeen gesprek 17.00 Sluiting Leiding: Dr A. van Biemen, mej. Sj. Gorter.

LEESTAFELNIEUWS

Eli Asser: Vaselientje’s kleuterpraat, geïllustreerd door Diet Huber. Uitgave Arbeiderspers, Amsterdam 1953, 122 blz., ƒ4,50. Na het genoeglijke „Vaselientje, dagboek van een baby” nu dit vervolg, eveneens wekelijks verschenen in „Vrij Nederland”. De schrijver-vader laat op geestige manier zijn kleuter filosoferen over eigen acties en over de dikwijls dom-gewichtige reacties van de volwassenen. Glimlachend zullen we in dit boekje eigen kind of kleinkind herkennen èn onszelf, zoals we dikwijls zo stuntelig omspringen met het kleine goedje om ons heen. Een gezellig boek! C. H. Abrahall: Prelude, naar het Engels bewerkt door Peter van ’t Sant en Diet Kramer, met illustraties van Anna Zinkeisen. Uitgave Hollandia, Baam, ƒ4.90, geb. serie Jeugdboeken onder leiding van Diet Kramer.

Hoe was het „voorspel” van de beroemde pianiste Eileen Joyce? Haar moeilijke jeugd, de zware studiejaren worden in dit boek beschreven en herhaaldelijk voelen we wat een geestkracht er nodig is om de eenzaamheid te dragen die een kunstenaarsleven vraagt. Jammer dat het verhaal op sommige plekken, vooral tegen het einde, verbrokkeld is. Ik vermoed dat het komt, omdat het „bewerkt” werd. Toch een waardevol boek voor jonge meisjes, omdat er de groei van een sterke persoonlijkheid in wordt bebeschreven.