DE LEUGEN IN DE POLITIEK

In de politiek staat tegenover vrijheid tyrannie, tegenover waarheid leugen. En nu is het merkwaardig en ook wel droevig, dat het woord vrijheid niet meer bruikbaar is. In Afrika en Azië zal men er nog warm voor lopen, maar wij hier in Europa, voor zover we pogen critisch te denken, vertrouwen de mensen niet meer, die ons in de politiek van vrijheid spreken. Als wij vandaag aan de tirannie denken, en de gedachte eraan iaat ons niet los, dan is het allereerst de leugen, die ons tegen de borst stuit en niet meer de onvrijheid. (Men leze maar eens J. B. Charles. Volg het spoor terug). Ik droom soms van een politieke partij met maar één programmapunt: hartstochtelijk verzet tegen de leugen.

Wat is er van het dierbare woord „vrijheid” terechtgekomen? In naam der vrijheid heeft men de armen onderdrukt. Er zijn er die onder vrijheid verstaan het onbegrensd verlof om fortuin te maken en anderen onder de voet te lopen. En aan de andere kant heeft men kans gezien de concentratiekampen van Duitsland en van Rusland te verheerlijken onder de leuze der vrijheid.

In de tijd van het Wener-congres en ook in 1848 wist men, wat er bedoeld werd, als de onderdrukte volkeren om onafhankelijkheid riepen, als het getiranniseerde proletariaat om vrijheid riep, omdat noch de Heilige Alliantie, noch de koningen van 1848 in naam der vrijheid regeerden. Maar vandaag onderdrukt men in naam der vrijheid en lijden de volkeren onder de straf der leugen, die is: het onvermogen elkaar te verstaan, het wantrouwen, dat elke menselijke betrekking ondermijnt.

In de politiek heeft de leugen altijd bestaan. Jonge mensen van vandaag kunnen je zo vreemd aankijken, als je vertelt van Frederik de Grote, Talleyrand, Bismarck, grote succesvolle leugenaars uit de wereldgeschiedenis. Laten we hen niet verheerlijken in naam van het zgn. „politiek realisme”, maar nuchter uit hun tijd verklaren. De leugen was bij hen een politiek middel in dienst van het staatsbelang of het dynastiek belang. Daarmee wordt de leugen weliswaar niet goedgepraat, maar begrepen als verweermiddel, als aanvalswapen in de geschiedenis van het superegoïsme; de staat, de dynastie.

Maar sedert het volk zelf in de geschiedenis optreedt, sedert de opkomst der democratie is de politieke leugen veel hatelijker, veel erger lijker en veel gevaarlijker geworden; sedert er niet meer geregeerd wordt, naar men zegt, in naam van het Staatsbelang, in naam van het Koninkrijk, maar in naam der Gerechtigheid, in naam der Vrijheid, sedert ons aller menselijke energie in beweging wordt gebracht door de totalitaire neigingen van de moderne staat, voor wiens activiteit wij allen verantwoordelijk zijn, sedert is de leugenachtigheid der politieke leuzen een der grootste schanden geworden van onze tijd. De besten van hen, die zich, ten onrechte weliswaar, van alle politiek afzijdig houden, zijn hierdoor verlamd: door de onwaarachtigheid van het politieke gedoe.

lk houd van conservatieve lieden, die zo-

als Louis Phiiippe destijds, duideiijk zeiden: „Mensen, neem je kans waar en zie dat je rijk wordt,” maar ik word misselijk ais ik lees, dat men de vrije loonsvorming bepieit om de arbeiders een hoger ioon te mogen geven, in het belang dus van de arbeiders! Het is erg, ais men in naam van Kari Marx zwendel gepleegd heeft en dat op een kritiek moment der sociaiistische geschiedenis, een zgn. revoiutionnaire Marxistische partij in Duitsland een politiek heeft gevoerd ter verdediging van de bestaande, kapitalistische orde, om maar te zwijgen over het grof bedrog van vandaag met de ideeën van Karl Marx. Maar erger is, dat er op het ogenbiik in Europa landen zijn, waar in naam van Jezus Christus een maatschappelijke orde wordt gehandhaafd, waarbij het geld de hoogste wet is en dat doen dan zgn. christelijke partijen en christelijke politici. In naam van het Christendom heeft men destijds de slavenhandel verdedigd, verdedigde men gisteren de koloniale onderdrukking, verdedigt men doorlopend het herstel van een burgerlijke maatschappij, die toch zo duidelijk, heel de tweede helft der 19e eeuw, het merkteken der on-christelijkheid op het voorhoofd heeft gedragen.

Men kiaagt teikens weer, dat er zo weinig politieke belangstelling onder de massa is. Maar ziehier de oorzaak en als dit duidelijk gezegd wordt, dat men het liegen beu is, dan hoeft dat nog geen veroordeiing in te houden van sommige mensen, maar wei van de manier waarop beginseien, stelseis en wegen gebruikt worden. En als ik me afvraag, waar al die jokkebrokken vandaan komen, dan denk ik vaak: het komt, omdat ze hun tijd niet verstaan: ze werken met een irreële maatschappij voorstelling uit het jaar X en ze negeren kaimweg de woeiige stroom der geschiedenis.

Men ziet aitijd duideiijk de gebreken van een ander, maar laten we ons met zorg afvragen, wij die aan sociaiistische politiek doen in Nederiand, of ook by ons, bewust of onbewust, gelogen wordt. En als ik dan naar onze tegenstanders luister, dan is het teikens weer gehoord verwijt, dat wij met onze „De weg naar vrijheid”, de vrijheid om hals helpen. Soms vraag ik me met zorg af: hebben ze gelijk? En wel wil ik bekennen, dat de titei van het bekende boekwerk me hoe ianger hoe meer onjuist lijkt. Had men het maar genoemd: „de weg naar maatschappeiijke, aigemene welvaart met behoud van zoveel mogelijk vrijheid.” En dat is een andere manier om te herhalen, wat al meer gezegd is: de term vrijheid biijft in het boek onbepaald. Hangt dat soms samen met dat andere feit, dat ook in onze kringen een duidelijk maatschappijbeeid van de toekomst ontbreekt? Toch ligt hier niet onze grootste zorg.

Ik denk aan de buitenlandse politiek en daar valt me in een ingezonden stuk in De Telegraaf van de vorige week. lemand vroeg om het buitenlands nieuws in de radio-uitzending maar te beperken. „Ach ja,” dacht ik: „je kunt er toch geen touw aan vastknopen”.

Ons alier ergernis is immers de onsamenhangendheid der buitenlandse politiek

en de kranten zijn het, die dit op schandelijke wijze bevorderen. Ze leiden de aandacht der „wereldburgers” af van een politiek, die ze zelf ook niet meer begrijpen. De werkelijkheid van deze barre wereld anno 1953 wordt gecamoufleerd door een losse opeenvolging van kinderachtig, lawaaierig nieuws: de avonturen van gangsters en filmsterren, nationale en internationale cusiositeiten passeren de revue; de politieke strijd verloopt langs de lijnen van een zwevende motie-Romme ais tijdbom aangekondigd en dovend als nat vuurwerk, van een uitspraak van prof. Oud, die „nog niet op groot wild uit is,” enz. Maar wat ons moest verteld worden is: wat gebeurt er namens ons en met ons op het niveau der buitenlandse politiek?

Ik zai nog duidelijker zijn: wie niet in staat is buitenlandse kranten en tijdschriften te lezen en aangewezen is op onze Nederlandse socialistische pers, heeft m.i. een verwrongen beeld van wat het Bevanisme wil, en begrijpt niet veel van het Franse neutralisme (Le Monde), om maar twee voorbeelden te noemen. Dit hangt samen met een ernstiger feit: de Nederlandse politiek, mede gedragen door de Partij van de Arbeid, heeft zich, zij het na enige aarzeling, vastgeiegd op de Amerikaanse politiek van „eerst sterk zijn, dan onderhandelen”. Deze taktiek is te verdedigen, maar niet door onwaarheid. Nu stel ik twee pertinente vragen:

a. wat is er terechtgekomen van de mogelijkheden, die door de dood van Stalin geboden werden. Wie hebben de kans op een ontspanning door een viermogendhedenconferentie op het hoogste niveau, in de grond geboord? Het kan zijn, dat de Russische dipiomatie ons weer teleurgesteld zou hebben als het er van gekomen was, maar dit zullen we nimmer weten, daar de Westerse diplomaten onder pressie van Amerika deze conferentie niet gewild hebben. Het zij zo, maar iaat men dan zeggen men durft het niet! dat de reeds gemaakte piannen voor de koude ooriog in elk geval doorgang moeten hebben, dat Duitsland bewapend moet worden, koste wat kost, en laat men de mislukking niet op rekening van de boze wolf schuiven, want dit heet liegen.

b. de massa —zo zegt men —is lauw voor Europese integratie. Aiiicht, want ze voelt vaag aan, dat dit een stuk strategie van de koude oorlog is. De politici ontkennen het en zeggen fraaie zaken over Europa als idee. Zijn ze eerlijk? Durven ze ons te zeggen, dat de zaak der vereniging van Westen Oost-Duitsland dan voortaan onze taak is, dat wij de armoede van Zuid-Itaiië moeten opruimen, dat wij de dictatuur in Spanje moeten verjagen enz. enz. Ook zwijgen kan liegen zijn.

D e waarheid bestaat niet in de politiek en wie het beweert is of een leugenaar of een domoor. Politieke partijen hebben geen van aile dè waarheid in pacht. Zij kozen voor beginselen, voor strategische middelen om die beginselen te verwerkelijken. Zij geven vertrouwen aan bepaalde faalbare en falende personen. Maar het moest niet zo zijn, dat politiek en leugen met elkaar verward worden en daar lijkt het soms op. Er is geen politieke waarheid, die bij uitsluiting aiieen-zaligmakend is. Er moet zijn een streven naar menselijke eerlijkheid en openhartigheid, als uitgangspunt van het gemeenschappelijk opgaan naar Vrijheid, Rechtvaardigheid, Geluk. Ik schrijf dit laatste woord aarzelend neer, gedachtig de bitse uitspraak van Nietzsche: „Het is niet zeker, dat het menselijke geluk bevorderd wordt door de vooruitgang der waarheid.” J. G. B.