ALLERHANDE

Met Sinterklaas is het prettig om uit een grote zak pakjes weg te grabbelen.

In die stemming heb ik mijn krantenbak geleegd en ik vond allerhande opmerkingen, die ik voor u wil uitpakken. „Trouw”, 19 November.

Kolom 1, eerste pagina, kop: „Ommezwaai.” ’t Gaat over de mededeling, dat Frans Goedhart in de Tweede Kamer gezegd heeft, dat de PvdA tot de overtuiging is gekomen, dat Nederland verantwoordelijkheid heeft voor Nieuw-Guinea. Meer behoef ik niet te zeggen. U kunt zich het artikel verder wel voorstellen. Zo van: dat hebben wij altijd al gezegd enz. enz. Slot: „Hij had het wel een jaar of wat eerder kunnen bedenken”.

Kolom 2-5, eerste pagina, kop: „Deputatenvergadering A.R. Partij”. „Besluit van 1921 is met grote meerderheid ingetrokken.” En dan komt een verslag van de vergadering, waarin besloten werd de a.r. vrouw tot het passieve kiesrecht toe te laten.

In 1921 had de deputatenvergadering instemming betuigd met de mening van waarlijk geen domme mannen, die verklaarden dat „op grond van het ingediend rapport de commissie van oordeel is, dat God de vrouw in het algemeen een andere taak heeft aangewezen dan haar door toepassing van het politieke passieve kiesrecht zou worden toegedacht; dat derhalve de A.R. Partij zich te onthouden heeft van het candidaat stellen van vrouwen.

Uit niets blijkt, dat de situatie theologisch anders moet worden beoordeeld dan 32 jaar geleden. Dr. Hommes zeide zelfs, het jammer te vinden, dat de anti-revolutionnairen niet vijftig jaar eerder rijp waren voor dit besluit.

Wij heben sterk het gevoel, dat de kop en de staart van het eerste artikel eigenlijk bedoeld waren voor het verslag van de Deputatenvergadering. Daarop pasten méér dan op de houding van de PvdA de woorden „ommezwaai” en „zij hadden het wel een jaar of wat eerder kunnen bedenken.”

„Der Spiegel”, 18 November. Niet te verwarren met de Nederlandse naamgenoot. Dit Duitse blad heeft iets van het Amerikaanse „Time”. Het is goed geïnformeerd, maar mist elke principiële ondergrond. Het onthult graag schandalen met een gezicht van „zo erg is het nu in de wereld” maar het levert bijzonder weinig bijdragen tot verandering van die zelfde wereld.

Op blz. 29 lezen wij het volgende overigens zonder bronvermelding:

Geoffry Fisher, 66 jaar, aartsbisschop van Canterbury en primaat van de Anglicaanse kerk verklaarde in Cambridge: „Ik bid ervoor, dat in ons pariement nimmer een kerkelijke of christelijke partij zal komen. Zou die toch ontstaan, dan zou ik direct tot de oppositie toetreden.”

Wij voegen aan dit bericht toe, dat dr. Fisher niet de eerste de beste is. Hij is een der presidenten van de Wereldraad der Kerken.

„Haagse Post”, 21 November, pag. 5.

Jacques Gans, met wie Korzelige Kes het ook wel eens aan de stok heeft gehad, windt zich op over de behandeling van de Haagse bedelaars. Hij staat onomwonden aan hun kant. Hij komt voor de onderdrukte kleine man op. Voor de man met de fantasie, die lacht om reglementen en verordeningen.

Hij valt de politierechter en de sociale ambtenaren aan. Met deze woorden:

„Deze man (nl. de politierechter), in wiens uitspraak zo geheel de arrogantie van moeizaam verworven deugd weerklinkt, schijnt helemaal te vergeten, dat 99% van het mensdom in het geven aan bedelaars een eigen behoefte bevredigt.”

„Onze gestroomlijnde samenleving is evenwel bezig van een barre en boze onverdraagzaamheid te worden. En wat het ergste is, men deinst bij deze ontwikkelingsgang, onder de mom van sociale verzorging niet van het gebruik van de laaghartigste Spitzelmethoden terug.

Frisse sociale ambtenaren hebben zich blijkbaar verdekt opgesteld en hebben bijv. met hun ballpoint precies geturfd, dat één bedelaar in 20 minuten tijd 103 giften kreeg. Vervolgens hebben zij zich in het vertrouwen van de man gedrongen, die zich beklaagde als hij slechts 70 tot 80 gulden verdiende.

Men kan zich geheel en al de verbitterde rancuneuze gezichten van zo’n paar vlijtige staatsparasieten voorstellen die voor hun verdrietige besogne per week nog geen tweederde halen van wat zo’n bedelaar in één dag uit zijn houten been tovert”.

Hier past geen commentaar.

Wij doen deze beirput dicht en constateren alleen, dat wie dit blad regelmatig in zijn huis krijgt, zich bepaald declasseert.

Burgerrecht, 21 November, bladz. 3.

Dit „nationaal weekblad” is week aan week bezig zich op te winden over het socialisme. Dat zit overal. Het blad roept om een regering, waaruit alle socialistische invloeden zijn weggevaagd.

Onder het hoofd „Politiek” lezen wij de volgende opmerking:

Naast een verpolitiekte radio schijnen we nu ook een verpolitiekte televisie te krijgen, tenzij het parlement zich ertegen verzet. Zoals de plannen thans bedisseld zijn, worden de omroepen de baas op het televisieterrein en zullen de sleutelposities wor-

den bezet door socialisten. Prettig vooruitzicht.

Wij geven dit citaat alleen, om eens voor een enkele keer aan te tonen tot welk een graad van onbegrip hó,ó,t kan brengen. Wij behoeven toch waarlijk niet in óns blad te betogen, dat bij het verlangen naar een nationale omroep bepaald andere motieven voorzitten, dan hier gesuggereerd worden.

Nogmaals: haat maakt dom.

Alle kranten van 22 tot 28 November.

Ze reageren, ieder naar hun aard, op de rede van mr. Burger aan het slot van het propagandacongres van de PvdA.

Ik heb die rede gehoord. Nu ik de reacties lees in de niet-socialistische pers, heb ik de neiging Burger te verdedigen. Hij had gelijk, toen hij op de tweeslachtigheid wees van de KVP. En dat wordt, ondanks alle betogen in r.k. persorganen, niet weersproken.

Toch moet ik zeggen, dat ik na afloop van deze rede helemaal niet zo gelukkig was als de vergadering, die Burger, staande nog wel, hulde bracht. Een hulde, die, dunkt mij. Burger zelf eerlijk verraste.

Bij mij kwamen twee bedenkingen op.

Ten eerste: Burger had mij te weinig de eigenlijke oorzaak van de houding van de KVP in rekening gebracht. Die oorzaak is gelegen in een godsdienstige conceptie, die zich door niet-roomskatholieken moeilijk laat verstaan, maar die toch wel gekend dient te worden. Wie met stijgende bewondering leest, op welke wijze de r.k. leden van de PvdA Romme en de zijnen te woord staan, vindt het jammer, dat weinig daarvan in de rede van Burger terug te vinden was. Een gretig gehoor te vinden bij de eigen mensen is nog niet hetzelfde als succes in de politieke strijd te hebben.

Ten tweede: Waarom zo nadrukkelijk te zeggen, dat de coalitie als mogelijkheid gevloerd is, wanneer de PvdA nog eens twee zetels haalt ten kosten van de KVP? Dat kan wel zo zijn. En het is helemaal geen schande daarop aan te werken. Maar het zó triomfantelijk en nadrukkelijk te zeggen kan niet anders dan op een teleurstelling uitlopen. Want ook al zou het gelukken (reken intussen maar, dat dit woord van Burger in de propaganda gebruikt zal worden!) dan nóg zijn er vele mogelijkheden om anders te manoeuvreren, dan de democratische socialisten zouden willen.

Het wekken van illusies in de politiek is gevaarlijk. L. H. R.

Bedrijf en Maatschappij

3

Het voorbeeld, dat wij aan het slot van. ons vorige artikel aanhaalden, is nog niet het moeilijkste geval. Neem bijv. de volgende situatie: een vrouw komt zich bij de maatschappelijk werkster van het bedrijf beklagen over het feit, dat haar man een verhouding heeft met een andere vrouw, wat blijkbaar ook nog een vrij kostbare geschiedenis is. Met dus niet alleen morele, maar ook financiële nare gevolgen voor het gezin. Ook hier: geen kerkelijke instantie, aan wie de zaak overgedragen kan worden. De maatschappelijk werkster besluit met de man over deze zaak te praten... Alweer dus: maatschappelijke zorg voor het gezin vanuit de onderneming... Onjuist?

Een paar heel andere voorbeelden. Wie niet helemaal zijn ogen sluit voor deze dingen, merkt met zorg van dag tot dag op, hoezeer de opvoeding in tal van gezinnen

heden ten dage faalt ook. ten aanzien van maatschappelijk én moreel zo belangrijke begrippen als gezag, verantwoordelijkheid, houding tegenover de arbeid, tegenover meerderen, enz. Dit falen raakt het bedrijf wel zeer direct, omdat het arbeidsprestatie en bedrijfssfeer ter dege beïnvloedt. Tegelijk is het een breed maatschappelijk probleem. In het opleidings- en vormingswerk in het bedrijf wordt aan dit stuk „maatschappelijke opvoeding” dan ook een plaats gegeven, waarbij uiteraard ook het gezin wat ter sprake komt. Is hier de grens naar het „vormingswerk”, waar het bedrijf zich buiten zou moeten houden, overschreden? Gebeurt dat bijv. ook, wanneer er gesproken wordt over de moeilijkheden van de ouder wordende mens, de daarmee vaak gepaard gaande teleurstelling, verbittering, enz. Moeilijkheden, die hun weerslag maar al te vaak vinden in de houding tegenover