op weg naar een nieuwe tijd

1. Crisisverschijnselen? Onze tijd lijkt op een kermistent, waarin men als waardeloos aardewerk, kris-kras door elkaar heen, een aantal traditionele waarden heeft opgesteld en nu de mensen de gelegenheid geeft hun ingeschapen vandalisme bot te vieren, door met loden kogels in scherven te gooien wat ze raken kunnen.

Waarden, normen, inzichten en opvattingen, tradities en overtuigingen, die eertijds een solide bindmiddel vormden voor de samenleving, sneuvelen smadelijk op dit slagveld. Ze worden niet omgevormd, niet omgesmeed overeenkomstig de hervormingen van onze tijd; ze krijgen geen kans met ons mee te groeien. De mens van vandaag kan ze niet meer gebruiken.

Waar ligt de fout? Bij de waarden van gisteren of bij de mensen van nu? Of is het wellicht verkeerd naar een „fout” te zoeken? Verschijnselen van een groeiproces behoeven geen kwalen of fouten te zijn, zolang ze in de natuurlijke groeirichting liggen en geen uitwassen of woekeringen vormen. De vraag is: waarmee hebben we hier te maken? Met een normaal groeiproces of met uitwassen? We willen het probleem eens onder de loupe zetten.

2. Natuurwetenschap en techniek revolutionneren de maatschappij.

Toen in de tweede helft van de zestiende eeuw de natuurwetenschappen aarzelend hun vleugels begonnen uit te slaan, was de eerste taak van de onderzoekers zich te bevrijden van een serie heersende opvattingen en axioma’s, ten einde zo zuiver en onbevooroordeeld mogelijk tegenover de verschijnselen van de natuur te staan.

Denkers als Giordano Bruno, Galileo, Descartes, Spinoza waren genoodzaakt grote vrachten traditionele ballast overboord te gooien, die na Aristoteles het alpha en omega van het wetenschappelijk denken vormden. De onderzoekers moesten leren de feiten objectief te beschouwen en hun eigen, individuele gevoelsleven er los van te maken. Een Tycho Brahe, een Galileo, een Kepler, een Newton konden hun ontdekkingen slechts dan aan het nageslacht overdragen, wanneer zij een objectieve taal gebruikten, waarvan ieder begrip nauwkeurig was vastgelegd en waarover later geen meningsverschillen konden rijzen. Een dergelijke taal moest los van hun eigen menselijk beleven staan, los van hun gevoelens en subjectieve reacties. De taal die ze daarvoor vonden is de quantentaai, de taal van maten en hoeveelheden. Deze nieuwe taal vereiste een geheel nieuwe denktechniek en een straffe discipline over de eigen emotionele reacties. De natuuronderzoeker leerde de verschijnselen te isoleren, te selecteren, te quantiseren, ten einde ze meetbaar te maken. Nieuwe maatstaven moesten gevonden worden, nieuwe wetten ontdekt en zo belandden we geleidelijk in het rijk van de quanten, het rijk van koning Maatstaf, waar alles gemeten en gewogen wordt en aan ketenen van cijfers vastgelegd.

Zo kwam de mensheid in het bezit van een methode om door te dringen in diepten van de natuur, die tot daartoe ondoorgrondelijk waren geweest. Zij was dank zij de quanten* in staat met steeds groter nauwkeurigheid de wetten te bepalen die de natuur beheersen en kon daardoor niet alleen de omvang van haar kennis uitbreiden, doch daar tevens een practisch gebruik van maken en de gehele samenleving op nieuwe fundamenten opbouwen.

De uitvinding der quanten ging in bete* kenis veel verder dan alleen maar de ontdekking van een reeks natuurwetten: zij gaf de mensen de sleutel in handen voor steeds nieuwe, steeds ingrijpender uitvindingen en maakte hen tot heersers over de meetbare machten om hen heen. Deze werden aan kettingen vastgeklonken waarvan de schakels heten: liter, meter, graad, paardekracht, kilowatt, millibar, kilometer-uur, ampère en wat al meer. Alles kon voortaan gemeten worden, niet alleen dimensies en gewichten, niet alleen tijd en geld, maar inspanning, werkprestaties, energie, temperatuur, vochtigheid, bloeddruk, tot zelfs de menselijke intelligentie toe.

3. Komen de culturele waarden in het gedrang?

In het rijk van de quanten gelden slechts de normen van het objectieve, het gedéhumaniseerde. Het innerlijk beleven van

de mens, zijn strijd, zijn hoop en verwachtingen, zijn spanningen, teleurstellingen, vreugden en triomfen zijn onmeetbare grootheden en dus ongewenste vreemdelingen. Al wat menselijk gevoel en emotie is, wordt uit het rijk der quanten zorgvuldig uitgebannen. Wat de grote onderzoekers en ontdekkers van de natuurwetten aan het nageslacht overdroegen, waren hun cijfers en maten. Wat ze bij hun werk, bij hun tegenslagen en successen innerlijk ervoeren, bleef dikwijls buiten hun geschriften. Welke machten hen voortdreven op de weg van het natuuronderzoek, kunnen we slechts gissen, vertellen doen ze het ons niet.

4. De mens wordt opnieuw ontdekt.

Toch ligt de mens en niets dan de mens ten grondslag aan de droge cijfers, die de natuur voor ons openleggen. Dit cijfermateriaal is slechts een taal, een steunpunt voor het menselijk begripsvermogen. Wij kunnen de natuur nimmer kennen zoals zij is, wij kunnen alleen maar trachten haar van ons menselijk begripsvermogen uit te begrijpen, zoals zij zich aan ons voor doet. Stellig bezit de natuur een oneindig aantal aspecten. Wij kennen daarvan slechts het ene aspect, dat zich door onze zintuigen laat waarnemen of met ons verstand laat meten.

We kunnen dus alleen maar trachten de natuur te benaderen van de mens uit, als deel van de mens, zoals we de mens slechts kunnen begrijpen van de natuur uit, als deel van de natuur. Los van de ordenende geest der mensen bestaat voor ons slechts chaos.

We moeten dus de mens zien als het centrale punt van alle voor de mens geldende waarden; andere waarden kennen we niet. Die waarden bestaan slechts door en voor de menselijke geest.

H. D. GIDEONSE EN V. d. LELY

Maita

Het eiland Malta is latent belangrijk, net als een fort. In de laatste oorlog was het als Engels steunpunt zeer belangrijk. Hoe de Duitsers het bezit ervan aan de Engelsen misgunden blijkt uit de 2500 luchtaanvallen, welke zij erop richtten. Het eiland is niet zo klein als het in die benauwde dagen van de strijd om Noord-Afrika in onze verbeelding werd: „een rots in zee”. Het had meer luchtaanvallen kunnen verduren, want het is een gebergte, waarvan de toppen boven de zeespiegel uit steken, en daarbij voldoende ruimte bieden aan een zeemacht om zich onder een bommenregen te handhaven. Het eiland is zo groot, dat het een eigen regering en parlement heeft van 40 leden, overwegend socialistisch, met een zeer linkse vleugel. Er heerst overbevolking op het eiland, en er is een minister voor de emigratie, welke, naar men zeide, jaarlijks duizenden helpt emigreren naar Australië en Nieuw-Zeeland. Bij een tocht over het eiland ziet men overal op de heuvels de dorpjes liggen, gebouwd van gele natuursteen, en alle met een hoog uitstekende kerk.

Het gaat Malta vast niet slecht onder de Engelse occupatie. Een bezettingsleger brengt veel geld en veel werk mee. De haven is groot en zeer druk; het is een diepe baai, prachtig beschermd achter hoge rotsen. De bombardementen hebben veel verwoestingen

aangericht, maar veel ziet men er thans niet meer van, omdat men overal weer opgebouwd-heeft wat vernield werd.

Ondanks de vele voordelen voor Malta van de band met Engeland, schijnt Malta allerminst pro-Engels te zijn. In het parlement zitten drie vertegenwoordigers van de pro-Engelse partij, de anderen zijn nationalistisch, anti-Engels en sommigen communistisch. Het ligt ook wel voor de hand, dat men de aanwezigheid van Engeland niet waardeert. Men behoeft niet in een groot land te wonen om vrij te willen zijn en baas in eigen huis, en men rekent ook op Malta niet met de gevaren, welke een aan zich zelf overgelaten eiland zouden bedreigen.

Op Malta is een wapenmuseum. Men heeft er wapens en toebehoren van Romeinen en kruisridders, maar ook van het Engelse leger, dat bij het uitbreken van de oorlog zich op Malta bevond. De luchtvloot bestond uit drie jagers; men gaf ze de namen: geloof, hoop en liefde. Geloof en hoop werden neergeschoten, en liefde, de overlevende, werd in het museum te kijk gezet, omdat hij de strijd overleefde. Men zou zo denken, dat het leven op een eilandje IhHe Middellandse Zee iets heel vreedzaams zou zijn. Maar blijkbaar bedriegt de schone schijn: al is 98% van de bevolking volgens de statistiek rooms-katholiek, velen stemmen communistisch, geloof en hoop zijn verdwenen, en liefde is te kijk gezet.

H. J. P.