Leiding

Bestaat er een leiding van God in ons leven? Sommigen vinden dit de allerbelangrijkste zaak van de wereld, anderen gaan hier zonder enig bezwaar aan voorbij. Sommigen rusten niet, voordat zij tot in onderdelen hebben nagegaan, hoe het met de leiding van God in hun leven gesteld is, anderen gaan hun weg onder het motto „het komt zo het komt”. Voor de laatsten is het leven een voortgang, zoals een wagen op rails loopt. Komt er een ontsporing, dan kan dit heel onaangenaam en verdrietig zijn, maar het zal wel weer in orde komen.

Zo gezien kent het leven wel zijn teleurstellingen en tegenslagen, maar er is eigenlijk geen sprake van nederlaag of overwinning. Degenen, die aan de leiding van God vasthouden, zien, dat hun gehele leven in het teken staat van nederlaag of overwinning. Zij zien dat op dezelfde wijze als Jacob, wiens leven ook in het teken stond van een strijd, die moest worden uitgevochten.

Het houdt echter een beperking in om op deze wijze de vraagstelling in te leiden. Want willen wij werkelijk iets begrijpen van de leiding van God, willen wij zien, waar het dan op uitloopt, dan moeten wij niet op het leven van de enkeling letten, maar op de wijze, waarop God met de mens handelt in de geschiedenis. Dan moeten wij op Israël letten, omdat meer dan ergens anders in dit volk de leiding van God wordt waar gemaakt. En ondanks al het verzet, ja, ondanks de mens is het ook ergens op uitgelopen. Het is uitgelopen op de komst van Jezus Christus en dat is het enige antwoord op de vraag naar Gods leiding.

~En toen de ouders het kind Jezus binnenbrachten om met Hem te doen overeenkomstig de gewoonte der wet, nam ook hij (Simeon) het in de armen en hij loofde God . . (Luc. 2: 2S) ■

Ons leven staat onder dè leiding van God, wanneer Zijn beeld gestalte in ons aanneemt. Daarom staat de leiding van God altijd in het teken van de verborgenheid der innerlijkheid. En de uiterlijkheid der feiten blijft hiertegenover bijkomstig. Het kan echter ook zijn, dat de innerlijkheid van een zo grote kracht is, dat de uiterlijkheid erdoor wordt voortgebracht. Het eind van Franciscus’ leven, de tekenen van de kruisnagelen in handen en voeten, is daarvan het sprekend bewijs.

In dit licht moeten wij ook het leven van Simeon zien. Deze man, die rechtvaardig was en vroom en hoe! werd zozeer vastgehouden in de greep van Christus, dat de tempel tot zijn dagelijks verblijf was geworden. Deze man heeft volhard op een wijze, die in ons de grootste verbazing wakker roept. Wij kennen deze geestelijke volharding nauwelijks meer. Wij keren het kerkelijke leven de rug toe, want „het zegt me niets meer.” Velen lijden onder dit ge-

voel, dat „het niets meer zegt;” hoezeer men ook van goeden wille is, iedere poging om in het kerkelijke leven werkelijk trouw te blijven, mislukt. Wij willen er wel over praten. Wij willen wel horen, welke middelen deze kwaal kunnen bestrijden. Dan gaan wij breed-menselijk allerlei dingen overwegen, maar het wezenlijke vergeten wij meestal onder ogen te zien.

Het wezenlijke is, dat Simeon door de Geest gedreven in de tempel kwam.

Het is merkwaardig zo vaak als er in de geschiedenis van Simeon over de Geest gesproken wordt. Door de Geest gelooft hij in de komst van de Messias, door de Geest is hij rechtvaardig en vroom, door de Geest ook komt hij in de tempel. Als deze man zich klaarmaakt om naar de tempel te

gaan, ja, dan is het anders dan wanneer wij ons klaarmaken om naar de kerk te gaan. En daarom zegt het hem ook iets, ja, het zegt hem veel. Door de leiding van God leefde deze mens in de verwachting.

wy stellen de vraag, wat wij van de kerk (nog) kunnen verwachten. Of wij vragen, wat wij van de mensen van de kerk nog hebben te verwachten. In beide gevallen zal het antwoord onbevredigend blijven. Wij kunnen wel vragen, wat wij van de Heilige Geest hebben te verwachten. Dan kan het antwoord hoopvol zijn, omdat de Geest de bron is van alle vernieuwing. De Geest laat ons Christus zien en door Hem zien wij de vernieuwing van de kerk. Dat is het hoopvolle uitzicht, waarmee wij dit nieuwe jaar begonnen zijn. A. P. L. VAN DIJK

ETS VAN REMBRANDT