Een Duitse probleemfilm

En desondanks goed

Van de Duitse films is niet veel goeds te vertellen; zowel de rolprenten a la „Grün ist die Heide”, alsook de o zo diepzinnige probleemfilms made in Germany, kunnen slechts aanleiding tot het schrijven van gepeperd-parodistische stukjes zijn. Tot 1950 werden in de Oostzone enkele belangrijke filmwerken vervaardigd, als „Affaire Blum”, „Woyzek”, „Raad der Goden”, „Rotation” en vooral „De onderdaan”. Uit de Westzone kwamen maar twee bijzonder originele films, nl. „Berliner Ballade” en „Herriiche Zeiten” (die pas over enkele maanden door diverse Filmliga’s in Nederland vertoond zal worden).

De derde goede (West-)duitse film kunt u nu aanschouwen: „Zolang jij bij mij bent” (So lange du da bist”); allicht is de naam van de regisseur u niet onbekend: Harald Braun. Dezelfde Braün, die de eerlijke „Nachtwache”, de ten dele onnatuurlijk-sentimentele Bertha Suttner-film „Herz der Welt”, en, als vervolg op „Die Nachtwache”, een alleen in Duitsland bekend geworden uitermate symbolistische en onverteerbare film heeft gemaakt.

Het leven van toneel- en filmster is uiteraard een aantrekkelijk thema voor toneelstuk en film; vermoedelijk hebt ge er sommige van gezien en herinnert u zich

nog „Sunset Boulevard” en „All about Eve”. Hoe staat het echter met films, waarin een regisseur als centrale figuur is geplaatst? „Men” weet alles van filmsterretjes en niets van regisseurs. Op de voorgrond van „Zolang jij bij mij bent” nu staat een regisseur. Een man, die het beu is, al maar het publiek en zich zelf om de tuin te leiden en in plaats van werkelijkheid en waarachtigheid, schijn te geven. Schijnwerkelijkheid en schijnwaarheid (die automatisch leugen wordt) zijn immers gemakkelijk verkoopbare waar.

Deze regisseur wordt gedreven naar het echte leven en hij wil niets liever dan dit leven op het witte doek te verbeelden. Hij, de veel geld verdienende cynicus, wordt een bezeten kunstenaar, die nu weet, dat hij niets bezit, dat hij leeg is en slechts een arrangeur van smaak bedervende droomsurrogaten.

Hij, wiens werk „gegrondvest” is op schijn, leidt zelf een schijnleven. En zo kan het niet uitblijven, dat, zodra hij, gegrepen door de dank zij een toeval veroorzaakte confrontatie met een stuk onvervalst menselijk leven van een jonge vrouw, dit onderwerp niet alleen, doch ook die vrouw voor een nieuwe film wil gebruiken en dat zij uiteindelijk niet alleen in zijn werkschema, maar ook in zijn leven een belangrijke plaats gaat innemen.

Hier kruisen elkaar op psychologisch verantwoorde en boeiende wijze het dagelijks bestaan van die jonge getrouwde vrouw (in haar ellendige woning, een barak aan de spoordijk) „am Ende der Welt”, en dat van het „spel”: van de film, waarin zij haar eigen rol, fragmenten uit haar eigen verleden, moet spelen. Hij, haar regisseur, zegt weliswaar en hier schijnt de kunstenaar zijn grens te overschrijden en vivisectie te plegen —: „Zij is op mij verliefd geraakt? Des te beter wordt de film!” Doch

ondertussen wil hij haar meer en meer aan zijn leven binden en is de jaloezie van haar man niet ongegrond.

Een gevaarlijk gegeven! Een dergelijk verhaal zou opgeschroefd en melodramatisch kunnen aandoen. Dat dit hier niet het geval is, ligt aan het gave spel van Maria Schell als de jonge vrouw (jaren geleden hebben wij haar in Nederland als „Gretchen” in de „Faust”-opvoering met Albert Bassermann kunnen bewonderen) en van O. W. Fischer in de rol van regisseur. Maar bovenal ligt het en het zou grotesk zijn, indien men dit van déze film niet zou kunnen zeggen aan de regisseur van „Zolang jij bij mij bent”, aan Harald Braun.

Het gegeven bevat a priori bijzonder dynamische elementen. Deze dynamiek komt voort uit het in de kunstenaar ontwaakte besef van eigen leegheid en het verlangen van de ontevredene, eindelijk van het leven bezit te nemen en komt voort uit de uiterlijke omstandigheden van oorlogs- en na-oorlogs-misère in een ontwricht land. Aan deze dynamiek moet de film wil zij niet tot onmacht gedoemd zijn en wil zij zich zelf niet van haar, hadr zeggingskracht beroven^—tegemoet komen, m.a.w. zij moet in opbouw, beeldrhythme, montage, beeldovergangen, dynamisch zijn. En deze film is het. Ironisch registreert zij de ellende in de houten keet aan de spoordijk en de „weelde” in het filmatelier; haar beelden vertellen in nerveuze haast van de grote verwarring, die in onze wereld ongekende dimensies heeft aangenomen, en van de tragiek van een kunstenaar, die pas kunstenaar wórdt, wanneer hij beseft, hóé slaafs hij zich tot een routinier heeft laten degraderen. Hoe het leven in de film en de film in het leven naast elkaar kunnen gaan en conflicten kunnen veroorzaken: deze film probeert het duidelijk te maken niet alleen door dialoog en commentaar (dat soms overbodig en hinderlijk is) en het verhaaltje als zodanig, maar ook door de manier, waaróp bepaalde scènes in beeld worden gebracht en in ons bepaalde suggesties wekken.

Mag ik in dit verband op een paar details wijzen? Ik denk aan het begin, dat in het filmatelier speelt met zijn walsmuziek en dansende marionetten (pardon, mensen) en met zijn regisseur, die verveeld het routinewerk doet, totdat door een onvoorzichtigheid van een arbeider de japon van een der figuranten in brand geraakt, totdat zij het uitschreeuwt, waanzinnig haast van angst en hij, de regisseur, haar redt; zo leren zij, de beroemde regisseur en het kleine figurantje, elkaar kennen en ontstaat een éndere brand. Ik denk aan het tafereel in het ziekenhuis met als geluidsachtergrond het monotone vallen van waterdruppels en aan het enerverende geluid van voorbijrijdende treinen, gehoord vanuit de armzalige barakken aan de spoordijk (van de natuurlijke geluiden wordt in heel de film goed gebruik gemaakt

TersMhe

Weet u nog hoe wij vorige week onze grimmige pret beleefd hébben aan de speech van Romme op het congres van de Partijraad der KVP? Ondertussen is het commentaar op zijn redevoering losgekomen. Wij zullen er niets van zeggen. Het is weer de oude deun: iedereen heeft hem anders begrepen. De meest pikante verklaring las ik in „De Tijd” (25-l-’54). Dit r.k. blad veronderstelde, dat het „uit de tekst van Rommes rede niet anders kan opmaken, dan dat hij de PvdA uitnodigt eerlijk socialistisch (marxistisch) te worden. Het is geen uitnodiging tot toenadering, maar tot verwijdering.” Anders gezegd: het is jammer, dat de PvdA een socialisme voorstaat, dat men krachtens r.k. beginselen niet zo gemakkelijk kan veroordelen. Laat de PvdA nu eens zo socialistisch worden dat ze voor de r.k. volstrekt onaanvaardbaar wordt. Dat betekent weliswaar een grotere vervreemding tussen PvdA en KVP, maar dan moeten de r.k. leden van de PvdA er uit, krachtens pauselijk bevel. Daar is het dus Romme om begonnen!

Ik heb eens een verhaal gehoord van een vader, die zich zozeer vergat, dat hij zijn zoon toevoegde: „Ik wou dat je meisje een slet was, dan kon ik haar de deur uit trappen!”

Vrienden, laten we niet zo schamper doorgaan, maar even lachen! Zaterdag

bracht „De Tijd” een foto van de nieuwe partijvoorzitter der KVP, mr. H. W. van Doorn, ineens gekozen. (78 van de 81 stemmen!) Maandag bleek, dat de krant een verkeerde foto had af gedrukt... Ie tafereel: De fotojongens van de r.k. pers onder elkaar: „Wie is het? Die meneer, die daar ginds zit, die mei dat stroeve gezicht!”

Een flits! „We hebben hem!” 2e tafereel: op de krant, de opmakers met de ontwikkelde foto: „Dus dat is dan de nieuwe voorzitter!” „’t Lijkt me geen gemakkelijk „Vooruit er mee. Op de eerste pagina!”

3e tafereel: in de huiskamer van een trouwe KVP-er: „Vrouw, daar heb je nu de man die we eenstemmig gekozen hebben. Dat is een kerel, hoor!” Zijn vrouw: „Ziet hij er zo uit? Ik heb nog nooit van hem gehoord.” De KVP-er: „Nou vrouw, dan mankeert er wel wat aan je politieke opvoeding. Ken je onze grote voorman mr. Van Doorn niet? De opvolger van Schaepman? Van Romme? Schaam je!”

4e tafereel. Maandagavond; zelfde decor als 3e tafereel. De echtgenote: „Gunst man, heb je dat gezien? Die foto van mr. Van Doorn in de krant van Zaterdag was niet eens de goede!” De KVP-er: „Vrouw, vrouw,' wat weet je toch weinig van politiek! Voel je dan niet, dat daar meer achter zit? Dat is nu weer zo’n geniale manoeuvre van onze Romme! Als .nu de PvdA ome partijvoorzitter wil aanvallen, dan weten ze niet eens wie ze hebben moeten!” Schets voor een hoorspel, eerbiedig opgedragen aan de KRO door KORZELIGE KES