ten aanzien van sommige punten de resultaten van het onderzoek althans aan waarde hebben ingeboet.

Allereerst is het wel zeer opvallend, overigens ook wel volkomen begrijpelijk, dat de vraagstellers zijn uitgegaan van de r.k. opvatting omtrent huwelijk en gezin. Dat is begrijpelijk, immers: het onderzoek geschiedde van het Mgr. Hoogveldinstituut uit; maar het is ook zeer opvallend, in deze zin nl., dat de gespreksleiders klaarblijkelijk óok niet de minste of althans weinig moeite hebben gedaan om zelfs maar te veronderstellen, dat er ook nog een andere mogelijkheid is om huwelijk en gezin te beschouwen. Men kan antwoorden: zij zullen in hoofdzaak r.k. proefpersonen hebben geïnterviewd, al of niet kerkelijk-meelevend, die de r.k. opvatting vanuit hun milieu hebben meegekregen. Maar... zou het niet mogelijk zijn dat sommigen van de oudere jongeren op die opvatting critiek hebben, bewust of onbewust, en dat deze maar niet zo direct accoord gaan met de r.k. zienswijze? Wanneer in de -vragenlijst onder het hoofd „voorlichting” direct al als eerste vraag gesteld wordt: „hoe oud was je, toen je voor het eerst iets hoorde over het krijgen van kinderen en over de voortplanting,” dan wordt daarmede toch wel ten duidelijkste getendeerd in een zeer bepaalde richting. Dan wordt de sexualiteit onmiddellijk verbonden met de voortplanting en krijgt de proefpersoon nauwelijks de gelegenheid om in andere richting te denken. En... als hij in andere richting denkt, dan zal hij wel zo verstandig zijn om daarover niets te zeggen, omdat hij niet het risico wil lopen daaromtrent ook maar enige opmerking te horen, al zou deze dan zijn in de vorm van een vraag. Maar zou het niet hieraan te wijten zijn, dat er in het rapport hoogstens enkele vage toespelingen te vinden zijn op de omgang tussen jongens en meisjes en dat er nauwelijks uit blijkt, dat die omgang in sexuele zin een werkelijk probleem is in Zuid-Nederland? 0f... heeft men die gegevens wellicht niet gepubliceerd? Misschien is het onheus om dit laatste te vragen, maar wie het rapport leest, kan moeilijk tot een andere conclusie komen dan de twee genoemde. Of men heeft de concrete gegevens in portefeuille gehouden, of men heeft door de wijze van vraagstellen het gehele probleem meteen ingekapseld. Het is bijv. toch wel heel merkwaardig, dat de ongeschoolde jongens er dikwijls niet voor uit durfden komen, dat ook de lichamelijke aantrekkelijkheid van een meisje veel waard is; en als dan in het rapport eraan wordt toegevoegd: „wellicht uit vrees dat de gespreksleider dit niet zal waarderen,” dan hebben wij hier dunkt mij een duidelijke aanwijzing hoe zeer de openheid en vertrouwelijkheid van het gesprek is geremd geworden door de levensen wereldbeschouwing van de ondervrager, en de daarmede samenhangende opvatting omtrent de sexualiteit. Het zou wel eens kunnen zijn, dat de opmerking op blz. 229 (algemene beschouwingen over verkering en huwelijk t.a.v. de ongeschoolden; wat nu volgt is dus weergave van uitlatingen): „het huwelijk is een instituut, waar men niets dan zorgen heeft en waarin het hoogste geluk is, dat men elkaar ten minste verdragen kan” dat deze opmerking een stille aanklacht inhoudt tegen de gehele sfeer van denken over het huwelijk, van de zin gezocht wordt in „het krijgen van kinderen.” Geen wonder, dat er vooral bij de meisjes een groot gevoel van onveiligheid was te constateren, weerloosheid: „zij verwachten niets dan een duistere toekomst, die zij niet maken, maar die zij krijgen” (cursivering in het rapport!!). En zouden er nu heus geen fellere protesten

hiertegen gehoord zijn, dan die 'welke thans in dit rapport zijn opgenomen? 0f... heeft men niet durven protesteren? Men ontkomt niet aan de indruk, dat de proefleiders (vanzelfsprekend) hun inzichten dienaangaande hebben opgelegd in hun vragen en in hun gesprek; 0f... opgelegd, op begrijpelijke wijze hebben meegebracht en ze zó maar hebben laten gelden. Maar... is het resultaat dan inderdaad in overeenstemming met de werkelijkheid?

Ik wil in een volgend artikel nog een tweede punt aanwijzen t.a. waarvan dit rapport aanleiding geeft tot critisch gebruik; maar wel moge ik nu reeds stellen: het beïnvloedt de antwoorden op vragen en het gehele gesprek met proefpersonen wel heel sterk, als men een gedragspatroon, een normenstelsel, fatsoensnormen hanteert als vanzelfsprekend-geldig en ervan uitgaat dat de proefpersoon deze normering aanvaardt, althans kent en geacht wordt zich eraan te onderwerpen. Het zou wel eens kunnen wezen dat dit rapport in dit opzicht eigenlijk weinig zegt over de realiteit van dit ganse complex bij de Zuidnederlandse jeugd, maar des te meer over de wenswereld van de enquêteurs.

A. A. W.

LEESTAFELNIEUWS

' Henri A. Ett: Van Wessel Gansfort tot Abraham Kuyper. Schets van de geschiedenis der Reformatie in Nederland. Uitgave Het Wereldvenster, Baam 1953, 167 blz. ƒ 6,90 gebonden.

Dit is een Nederlandse kerkgeschiedenis, waarvoor men geen theologie van node heeft; levendig en anecdotisch geschreven. Het aardigste van dit boekje zijn de vele brieven, die er in geciteerd worden. Maar sterk wreekt zich het feit, dat de schr. met zijn onderwerp geen innerlijke betrekking had. Hem interesseren hoogstens de mensen, die in de Ned. kerkgeschiedenis optreden, maar nauwelijks hun ideeën. Zodoende krijgt de argeloze lezer het valse idee, dat de geschiedenis der reformatie bestaat uit een onophoudelijke reeks theologische ruzies; van het leven der kerk wordt hij niets gewaar; zelfs niet van de inzet der twisten. Ze vechten maar, doch waarover?

Dr. J. T. Buma, H. L. Heijermans en dr. K. Vuylsteek: Eerste Medische systematisch ingerichte encyclopaedie, deel I. Uitgave N.V. A’damse Boeken Courantmij, A’dam 1953, 962 blz. compleet in twee delen ƒ49,-.

Een grote staf van uiterst deskundige medewerkers heeft aan deze monumentale encyclopaedie meegewerkt. De drie hierboven genoemde artsen vormden de redactie. De tweede is aan de lezers van HVV goed bekend. Het eerste deel, dat hier voor me ligt, was bij zijn verschijning al uitverkocht. Er zijn inderdaad veel redenen om dit boek te prijzen. In hun voorwoord erkent de redactie dat niet ieder vakgenoot voorstander is van voorlichting. Het gevaar dat leken op eigen verantwoording gaan dokteren, is niet gering, evenmin dat ze een medische tekst onjuist lezen. Daar staat tegenover dat het voor dokter en patiënt toch wel heel bevredigend is, als er een relatie is als tussen de al-weter en de niets-weter. In de oude tijd was de omgang tussen arts en patiënt een gemeenschappelijk beraad. De verregaande specialisatie dreigt van de dokter een geheimzinnige medicijnman te maken. Een boek als dit verhelpt zo’n euvel. In heldere uiteenzettingen, verlucht door duidelijke illustraties, passeren alle die onderwerpen in dit systematisch deel de revue, welke een leek in redelijkheid zou kunnen wensen te weten over zijn lichaam, over ziekten, over de geneeskunde en haar specialiteiten en over de maatschappelijke gezondheidszorg. Dit deel is samengesteld als de ENSIE, dus niet alfabetisch, maar de stof is gegroepeerd in samenhangende opstellen tot telkens grote, wetenschappelijke eenheden. Het tweede deel zal in alfabetische volgorde aanvulling en toelichting geven. Van dit deel kan ik verzekeren dat het zeer leesbaar is, zeer interessant en dat het het voorgestelde doel uitmuntend bereikte.

Hugo Claus: De Hondsdagen. Uitgave De Bezige Bij, A’dam 1953, 194 blz. ƒ7,90.

Dit is dan het tweede boek van deze jonge begaafde Vlaming en weer valt op, de trefzekere wijze, waarop hij vertellen kan, de kundige wijze waarop verhaal en droom ineengevlochten zijn. de voortgang der scènes naar een climax, die geen climax

is, de atmosfeer, de gerijpte mensenkennis. Maar als dit alles gezegd is en grif erkend wordt, dan is het slechts om daar nadrukkelijk aan toe te voegen, dat dit verhaal door en door rot is en bedorven. Het voert de lezer naar een moreel nulpunt; het etaleert schaamteloos- en verdorvenheid, die nergens meer voor stilstaat. Het mag dan zijn, dat dit het verhaal is van de verloren generatie en dat al deze wrakken, waar de schrijver ons langsvoert, slachtoffer en dupe zijn, het medelijden komt moeilijk tot ontplooiing, omdat het laffe zelfbeklag afstotend werkt. En toch mag dit niet het laatste woord zijn; dit boek raakt aan grenzen, waar alle gepraat over humanisme voos klinkt. De volkomen eerlijkheid van de schr. dwingt de lezer in een hoek, waar de walg slechts overwonnen kan worden door een hartgrondig: zo ver zijn wij dus, en hiertoe zijn wij in staat! God zij ons allen genadig. J. G. B.

KORTE HEMMENNIEUWS

DE GEESTELIJKE EENZAAMHEID.

Weekend 20—21 Februari.

In zijn boek „Revolutie der Eenzamen” citeert prof. Bouman: „Drukkender dan de puntigste tralies zijn de holen van vereenzaming en leegte van de ziel” (Toller).

Er zijn vele vormen van eenzaamheid in onze moderne wereld. Want het merkwaardige feit doet zich voor, dat in onze steeds overzichtelijker wordende wereld, waar afstanden geen rol meer spelen en taalproblemen geen hindernissen meer vormen, de moderne mens eenzamer is dan ooit.

Als een eenzame woont hij in de door duizenden mensen bewoonde steden. Een eenzame voelt hij zich op zijn post in een groot bedrijf. Het gemis aan gemeenschapsleven, typerend voor het dorpsleven, wreekt zich bij de fabrieksarbeider, die zijn gemis in oppervlakkig cultuurleven probeert te vervangen en te elimineren.

Maar onder alle vormen van eenzaamheid is de geestelijke eenzaamheid het drukkendst, ja draagt met zich mee het grote gevaar, dat er een vluchtbeweging ontstaat naar een totalitaire beweging, waarin gehoopt wordt een bevrijdende geestelijk bindende gedachte te vinden. De geschiedenis van .de laatste 50 jaar, die prof. Bouman beschrijft, toont de ernst hiervan ten volle aan in de geschiedenis van nazidom en communisme. Revolutionnaire krachten kunnen losbreken in de zich zo geestelijk bindende massa’s van eenzame mensen, die de Westeuropese cultuur in twee wereldoorlogen aan de rand van de afgrond hebben gebracht.

Daarom is bezinning op de nood der eenzaamheid én persoonlijk én cultureel gezien een dringende opgave. Maar nodiger is het aanwijzen van die krachten, die in staat zullen zijn de tegenkrachten te oritplooien door de „eenzame” mens op constructieve wijze te binden en tot ontplooiing te brengen.

Programma.

Zaterdagavond: De eenzaam makende wereld, drs. M. Heslinga.

Zondagmorgen: De eenzame mens en wat hem staande houdt, ds. A. van Santen.

Zondagmiddag: Gesprek in groepjes. Slotbeschouwing.

Leiding: ds. A. van Santen, mej. Sj. Gorter.

Practische mededelingen:

Aankomst tussen 16.30 en 17.30 uur, vertrek 18 uur, na gezamenlijke broodmaaltijd.

De deelnemersprijs bedraagt naar keuze ƒ 4 of ƒ 4.50 p. p., echtparen ƒ7 of ƒB, bij aankomst te voldoen.

Het Woodbrookershuis ligt een halfuurtje lopen van Beetsterzwaag en Beetsterzwaag is per NTMbus te bereiken van Groningen, Heerenveen en Leeuwarden.

Opgaven per onderstaand intekenbiljet graag vóór of uiterlijk op Maandag 15 Februari te zenden aan administratie A.G. der Woodbrookers, Kortehemmen, post Boornbergum (Fr.). Daarna ontvangt u nadere mededelingen.

TWEEDE VERANTWOORDING

Tweede verantwoording der ontvangen girobetalingen ten behoeve van geschenk-abonnementen op

Tijd en Taak

Mevr. J. A. D.-O. te B. ƒ20,50; A. B. B. te d. H., K. V. te D., C. J. J. L. te N., P. P. te Z., mej. C. P. B. te 0., H. W. B. te V., allen ƒ5,-; F. M. W. v. M. te W. ƒ3,-; mevr. C. A. de G.-T. te D. ƒ2,50.

Red.-secr.

VERBETERING

In het artikel: Is er een nieuwe Duitse literatuur? van T. en T. van 30 Januari jl., leze men aan het einde der eerste alinea van de tweede kolom: na „de Pruisische nareist?: Ernst von Salomon.

Druk N.V. De Amsterdam