nen komen, welke op grond van het historisch gegroeide cultuurpatroon uitdrukking geven aan datgene wat er bewust of latent leeft in grote delen van het Nederlandse volk.

Welnu: als dat zo is, dan betekent dit ook, dat de partijvorming in Nederland haar beslag heeft gekregen en dat er voor „nieuwe” politieke partijen geen ruimte meer is. Het kan en mag nimmer de bedoeling van welk politiek systeem dan ook, zijn, dat zoveel mogelijk politieke „meningen” zich uitkristalliseren in afzonderlijke politieke partijen. Zou dit het geval zijn, dan moeten we ogenblikkeiijk ophouden met ons politiek scholings- en vormingswerk, want hoe meer politieke bewustwording, des te meer kans op meningsverschillen en nuances en het gevolg zou zijn, dat er een zodanige verbrokkeling van de politieke wilsvorming zou ontstaan, dat het land niet meer te regeren zou zijn. Moge Frankrijk, waar 'deze situatie inderdaad aanwezig is, ons een waarschuwend voorbeeld zijn!

Democratie kan en mag nooit gelicht worden uit het historisch kader, waarin ze functionneert. Het democratisch formalisme is kind van een idealistisch perfectionisme, dat we als een verdroogde slangenhuid dienen af te stropen.

Het gevolg van de hier verdedigde opvatting van democratie is, dat wij, althans voor de landspolitiek, een „bevriezing” van „partijwezen” voorstaan. In het huidige tijdsgewricht zijn de politieke partijen functionele eenheden van ons staatsbestel geworden, waar de overheid zich mee in te laten heeft. Het spreekt natuurlijk vanzelf, dat de overheid dit slechts mag doen om het goed functionneren van ’t partijwezen te bevorderen en niet op enigerlei wijze het partijwezen te controleren op loyaliteit tegenover de regering. Wél betekent het: erkenning van de historisch gegroeide eigen aard van de bestaande partijen en van hun betekenis voor de politieke wilsvorming in dit land. Slechts die nieuwe groeperingen, die ontstaan, doordat bestaande partijen hun eigen aard dreigen te verloochenen, zouden erkenning behoren te vinden.

En in deze richting dient zich dan vanzelf de oplossing aan voor het probleem van het eventueel opnieuw de kop opstekende nationaal-socialisme. Wanneer het oprichten van nieuwe politieke partijen slechts bij uitzondering mogelijk zou zijn, zijn we van de moeilijkheid af, dat we geen formulering kunnen vinden om nationaal-socialistische stromingen buiten de deur te houden. De democratie is wel goed, maar niet gek en onze Westerse beschaving kan zich nu eenmaal de „luxe” niet permitteren om enige malen per eeuw gegeseld te worden door mensen, die trachten hun minderwaardigheidscomplexen af te reageren en die dusdoende de zwartste reactie aan het roer helpen.

Het is te hopen, dat vele socialisten en christenen, die bezorgd zijn over de toekomst van onze democratie, wakker geschrokken zijn door het vrijsprekend vonnis van het Amsterdamse Hof. Ook al zou ten slotte de Hoge Raad de uitspraak van het Hof te niet doen, dan nóg geloof ik, dat het Hof onbedoeld het Nederlandse volk een grotere dienst met deze vrijspraak heeft gedaan dan destijds de rechtbank met de veroordeling van Van Tienen en Wolthuis. Wellicht dat deze vrijspraak uiteindelijk het besef doet groeien, dat onze democratie eens een aanvang moet maken met de zo hoog nodige zelfbescherming tegen die elementen, die steeds weer blijken de democratisering van onze samenleving niet als

(Vervolg op pag. 6)

OP HET VERONGELUKKEN VAN DOCTOR ROSCIUS

Zijn bruid t’omhelzen in een beemd bezaaid met rozen. Of in het zachte dons, is geen bewijs van trouw:

Maar springende in een meir, daar t water stremt van kou. En op de lippen vriest, zich te verreukelozen.

Dat’s van twee uiterste het uiterste gekozen: Gelijk mijn Roscius, beklemd van druk en rouw, In d’armen houdt gevat zijn vrucht, en waarde vrouw. En gloeit van liefde, daar ’t al kil is, en bevrozen.

Zij zuchtte: Och lief, ik zwijm. Ik sterf. Ik ga te grond. Hij sprak: Schep moed, mijn troost, en ving in zijnen mond Haar adem en haar ziel. Zij hemelde op zijn lippen.

Hij volgt haar bleke schim naar ’t zalig Paradijs. Vraagt iemand u naar trouw, zo zeg: Zij vroos tot ijs.

En smolt aan geest, en hij ging met haar adem glippen.

JOOST VAN DEN VONDEL

Dr Roscius was geneesheer en leraar bij de Waterlandse Doopsgezinden te Hoorn. In Januari 1624 zakten zijn vrouw en kind, op weg naar Amsterdam, door het ijs. Hij wist hen te redden, maar kort daarop overleden heiden aan de gevolgen.