Barbaarse gerechtigheid

Wij leven snel en wij vergeten snel en de krant vertelt ons van meer wereldschokkende gebeurtenissen dan wij zelfs op korte termijn onthouden kunnen. Zo schreef professor Beek in het Weekblad van de Protestantenbond van 23 Januari ter inleiding op een artikel over de brieven, die Ethel en Julius Rosenberg in de gevangenis aan elkaar en aan hun beide kinderen schreven. Boven dit artikel plaatste hij als opschrift de woorden: „Aangrijpende brieven”.

Aangrijpend, dat zijn deze brieven inderdaad, deze „Brieven uit het Dodenhuis”, die door Pegasus aan het einde van het vorige jaar werden gepubliceerd.

De eerste is gedateerd 25 Juli 1950, de laatste 19 Juni 1953.

De Rosenbergs hebben dus drie jaar in de gevangenis gezeten. Zij werden 18 Juli en 11 Augustus 1950 gearresteerd. Op 5 April 1951 werden zij ter dood veroordeeld wegens „samenzwering tot spionnage”. Op 19 Juni 1953 werden zij Julius was toen 35 en Ethel 37 jaar in de Sing-Sing-gevangenis in de buurt van New York op de electrische stoel ter dood gebracht. Zij lieten twee kinderen achter: Michaël, die 10, en Robert, die 6 jaar was. Twee van de drie jaar zaten zij als ter dood veroordeelden in de gevangenis, in de onzekerheid of het doodvonnis zou worden uitgevoerd, dat wil zeggen in de hoop, dat het niet, en in de angst, dat het wel zou worden uitgevoerd. Tot aan het einde hebben zij standvastig volgehouden, dat zij onschuldig waren, hoewel de Amerikaanse regering zich bereid verklaarde wat een onmenselijke vorm van rechtspraak hun leven te sparen, indien zij hun schuld zouden erkennen en medeschuldigen zouden aanwijzen. Van de electrische stoel was er een telefonische verbinding met de minister van Justitie, om de Rosenbergs in staat te stellen nog schuld te erkennen op het ogenblik, waarop zij op de electrische stoel hadden plaatsgenomen. *

Het is een ellendig iets geweest, dat de zaak van de Rosenbergs tot een stuk van de koude oorlog werd gemaakt. De brieven worden uitgegeven door Pegasus, de uitgeverij van de CPN. De communisten hebben de zaak van de Rosenbergs tot de hunne gemaakt. Ook dit proces moest worden uitgebuit tegen Amerika en voor Rusland. Dat is zeker niet in het belang van de Rosenbergs geweest.

Er schuilt bovendien een groot stuk onoprechtheid in, dat de communisten protesteren tegen dit proces, terwijl achter het Ijzeren Gordijn in de loop der jaren duizenden ter dood veroordeeld werden in processen, die met alle wezenlijke rechtspraak in flagrante strijd zijn. Professor Beek zegt terecht, dat achter het Ijzeren Gordijn van enige menselijkheid en barmhartigheid in dit opzicht geen schijn te ontdekken valt, om van gerechtigheid maar te zwijgen. Daar krijgen gearresteerden en ter dood veroordeelden geen enkele kans, om aan hun familie brieven te schrijven, laat staan dat die brieven na hun terechtstelling gepubliceerd zouden worden. Waar zijn de brieven uit het dodenhuis van Zinowjew, Kammejew, Boecharin, Slansky, Beria en zo maar voort? Die zijn er niet, evenmin als van de tienduizenden onbekenden, die ter dood gebracht werden zonder dat de wereld er zelfs een woord over te horen kreeg.

Dit alles neemt intussen niet weg, dat de terechtstelling van de Rosenbergs een afschuwelijke geschiedenis is. De negentiende Juni van het jaar 1953 blijft een zwarte dag in de geschiedenis van het Westen. En de geschiedenis van eeuwen is er, om te bewij – zen, dat op zulke zwarte dagen weinig zegen rust. Amerika heeft met die terechtstelling de wereld geen dienst bewezen. Zelfs de Paus, die toch waarachtig geen fellow-traveller en geen voorstander van de Derde Weg is, drong aan op gratie. Het heeft niet mogen baten. De Rosenbergs werden ter dood veroordeeld. Zelfs wanneer wij niet overtuigd zijn van hun onschuld, dan nog zal voor ons zedelijk besef hun terechtstelling blijven getuigen van de onmenselijkheid, aan welke de Westerse wereld in haar strijd voor de menselijkheid zich schuldig maakt.

Doodstraf is altijd een gruwelijk bedrijf. Dat is doodstraf zeker in dubieuze gevallen als dat van de Rosenbergs. Dat is doodstraf vooral als strijdmiddel in de politieke strijd van onze dagen.

Ik zou wel willen, dat velen de brieven van Julius en Ethel Rosenberg lazen. Het zijn eenvoudige, maar echt menselijke uitingen van twee, die elkaar liefhebben en trouw blijven tot in de dood, die tegelijkertijd maar één zorg hebben: hun beide kinderen. Van geloof in God vindt men in deze brieven geen spoor, al zegt Ethel in één van haar laatste brieven, dat behalve haar trouwring haar armband met de tien geboden een laatste verbinding met het godsdienstige Jodendom aan de beide kinderen moet worden gegeven als „een teken van onze blijvende liefde”. Wel spreekt uit al haar brieven een ontroerende menselijkheid. En zo liggen deze brieven, om nog één keer professor Beek te citeren, als een moeilijk verteerbaar brok in onze democratische samenleving. De advocaat van de beide Rosenbergs,

Emanuël Bloch, die door hen als enige voogd van hun beide kinderen werd aangewezen, is kort geleden gestorven. En nu krijgt de toch al zo trieste geschiedenis een even trieste nasleep. Door Bloch werden de kinderen toevertrouwd aan de familie Allen in New York.

Woensdag 17 Februari kwamen agenten van de FBI. Mevrouw Allen wist hen die avond nog weg te krijgen. Donderdag 18 Februari kwamen zij echter terug. De kinderen verweerden zich heftig, maar de mannen van de Geheime Politie namen hen met geweld mee. Zij werden opgesloten in de Joodse inrichting, waarin zij ook na de arrestatie van hun ouders werden opgeborgen. Zij hebben het daar niet best gehad. Er zijn brieven van Ethel Rosenberg, waarin zij haar verdriet over het lot van haar kinderen uitspreekt. De kinderrechtbank van New York zal nu over de toekomst van Michaël en Robert moeten beslissen. Aan de familie Allen werden zij ontnomen, omdat zij daar zouden verkeren in een milieu dat niet voldoet aan de eisen van moraliteit. Dat klinkt niet kwaad in de mond van hen, die de ouders van deze kinderen op de electrische stoel hebben gezet. „Trouw” spreekt van een naar gesol. Zes Franse schrijvers, onder wie Sartre, hebben geprotesteerd. Het bekende Franse blad „Le Monde” uit zich in zeer scherpe woorden. Wat ook de juridische kant van de zaak is, zegt dit blad, het is pijnlijk te denken aan het drama van deze beide kinderen, die nu opnieuw ontrukt worden aan een milieu, waarin zij zich thuisvoelen en waar zij onder een andere naam naar school gingen en met de andere kinderen samen konden spelen. Nu worden zij weer gebracht naar de plaats, waar zij voor de executie van vader en moeder hebben geleefd.

Het is een triest vervolg op de toch al zo trieste geschiedenis. De gerechtigheid in onze democratische wereld verstaat de kxrnst om soms barbaars te zijn.

Ik heb de laatste brief, die Ethel Rosenberg aan haar kinderen schreef, nog eens gelezen. Ik vind het gesol met deze beide kinderen afgrijselijk. Om je dood te schamen. J. J. BUSKES Jr.

Nog eens: De kriebeligheid

Een aantal VARA-vrienden schijnen het niet begrepen te hebben, dat er goede socialisten zijn, die kriebelig worden wanneer zij ’s morgens voor of tijdens het ontbijt al ingelijfd worden in het grote leger van socialistische strijders. Door een lied.

Ben ik nu zo dom geweest door niet te begrijpen, dat zij het niet zouden begrijpen? Natuurlijk wist ik wel, dat er duizenden zijn, die hun dag recht prettig beginnen, doordat zij verkwikt zijn door de vertrouwde klanken van de liederen der Beweging. Maar het leek mij toch niet zonder zin erop te wijzen, dat men ook anders kan reageren. En dat er ook velen zijn, die reageren, zoals ik beschreven heb.

Het is duidelijk, waar dit op vastzit. Voor velen is de Beweging een tehuis. Een geestelijk en sociaal tehuis. Zij zijn eraan verbonden door gemeenschappelijke strijd, herinnering en inzicht. De Beweging heeft hen gevormd. De Beweging is hun houvast, hun vertrouwen, de zin van hun bestaan.

En die Beweging krijgt gestalte juist in het lied. Dat deze liederen ouderwets zijn, dat zij naar geest en inhoud niet kloppen op het heden, deert hen niet. Het niet meer geloven aan de woorden en toch hangen aan het lied is er juist een teken van, dat de binding méér dan verstandelijk is en daarom zo innig.

Dat wéét ik natuurlijk allemaal heel goed.

En tóch... mijn en anderer kriebel. Waarom? Omdat de strijd voor een democratisch-socialistische maatschappij een opdracht is, in breder verband gezien. Deze strijd is uitvloeisel van een reeks inzichten, vormt niet de Beweging zelf. Het lijkt ruim in de Beweging op te gaan. Maar het is in werkelijkheid verschraling van het democratische socialisme, als men het hele leven erdoor wil laten leiden. Als men ddt inziet, krijgt men kriebels. Dat dienen anderen toch óók te beseffen. L. H. R.