INDO-CHINA

De vuist op tafel?

De houding van het Westen tijdens de besprekingen te Genève over Indo-China is van veel belang voor de verdere toekomst. Kon men ter zake van Korea met redelijkheid spreken van communistische agressie, waartegen de vrije wereld zich te weer moest stellen uit hoofde van recht, voor het geval Indo-China past deze redenering nauwelijks.

De Vietminh is in oorsprong niet zozeer een communistische als wel een nationalistische beweging, gericht tegen het door de oorlog overleefde Franse kolonialisme. Als Frankrijk in 1945 eieren voor zijn geld had gekozen, zou Indo-China nu wellicht een min of meer neutrale en onafhankelijke staat zijn geweest, evenals Birma, Indonesië en India.

Het is anders gelopen. Frankrijk heeft zijn oude positie willen herwinnen, met het onvermijdelijke gevolg dat de Vietminh steun moest zoeken bij communistisch China en dientengevolge min of meer deel is gaan uitmaken van de communistische wereld.

Veranderende inzet

Het is van betekenis zich deze feiten in herinnering te brengen. Vergeten is een belangrijk verschijnsel der hedendaagse politiek, zeker als het verleden niet meer passend is voor het latere beleid. Wanheer wij echter het geheugen opfrissen, dan zal blijken dat de felle zwart-wit-tekening, die men ons thans wii opdringen, een verteke-

ning is. Met meer onbevangen blik zal men vele nuances grijs waarnemen.

Voor wat dat verleden betreft, is het interessant te noteren, dat zelfs het land van John Foster Dulles enige jaren geleden de Franse bestrijding van de Vietminh als nauwelijks toelaatbare vorm van kolonialisme beoordeelde.

De tragiek van Indo-China is gelegen in het feit, dat de daar gevoerde strijd allengs onderdeel is geworden van de worsteling om de macht in de wereld tussen Oost en West. Naarmate de verhouding tussen de Verenigde Staten en de Sowjet-Unie zich toespitste, kreeg de oorlog in Indo-China een algemener karakter. Het zal voor de historicus van later een interessante en leerzame bezigheid zijn deze veralgemening van de Indo-Chinese oorlog in het licht van de ontwikkeling der wereldpolitiek uiteen te rafelen. Deze voor Indo-China hoogst tragische gang van zaken heeft voor Frankrijk een gunstige kant gehad. Het gezicht is gered. De soldaten, die nu in de rimboe hun uitputtende gevechten leveren met een in tactisch opzicht superieure vijand, worden niet meer beschouwd als de werktuigen van een rancuneus kolonialisme, maar als de helden in de strijd voor het behoud van de vrijheden der Westerse wereld. Symbool daarbij is de emotionele hefboom Bien Dien Foe, de benauwde veste, waar 10.000 Franse en inheemse soldaten een vermoedelijk hopeloze strijd leveren tegen een wel zeer machtig Vietminh-leger.

Over de principiële fouten, door Frankrijk in eerste aanleg gemaakt, wordt thans niet meer gerept. De macht, de strategische positie van het Westen staat in Indo-China op het spel.

Is het een sussen van het geweten, als het Westen thans communistisch China en de Sowjet-Unie ervan beticht de grote aanstichters te zijn geweest van de Indo-Chinese oorlog? Stellig, ofschoon de billijkheid gebiedt vast te stellen, dat de communistische landen zeker niet vrij uit gaan. Zij hebben de gebeurtenissen met welbehagen gadegeslagen, en het rad van fortuin zo nu en dan een duwtje gegeven.

China is geen agressor in strikte zin. Zelfs de heer Foster Dulles heeft dat niet kunnen beweren. Het is veeleer de lachende derde, die nu met een beetje goede wil op de Geneefse conferentie mooi weer kan spelen, terwijl zijn westelijke tegenstanders zich in alle bochten moeten v/ringen om hun actie in Indo-China een schijn van menselijke rechtvaardigheid te geven. Een schijn overigens, waardoor weinig Aziaten zich zullen laten bedriegen.

Amerika’s New Look beproefd

Het overleg te Genève is vooral zo weinig hoopgevend, omdat de enige partij waarvan werkelijke concessies worden gevraagd, deze concessies in het geheel niet nodig heeft. Er zijn ter oplossing van het verschil reeds verschillende mogelijkheden geopperd: terugtrekking der Vietminh, wapenstilstand en verdeling van het land in twee zones, vereniging van Indo-China onder één gezamenlijke regering.

De militaire situatie geeft geen enkele reden om te verwachten, dat de Vietminh zich zal willen terugtrekken. De Vietminhtroepen immers beheersen het grootste gedeelte van het land. Bovendien is de Vietminh zeker van de sympathie van het merendeel der bevolking.

Wapenstilstand en verdeling in zones dan? Dit plan, dat naar het schijnt door Eden zal worden geopperd, is bezwaarlijk uitvoerbaar, zo leert ons de kaart van Indo-China. Tenzij de Vietminh concessies zal willen doen, waartoe geen reden is (zie boven). De enige reële mogelijkheid zal wellicht zijn een verenigd land onder een gezamenlijke Indo-Chinese regering. Het zou buiten twijfel een nationalistisch-communistische regering worden, hetgeen het Westen uiteraard niet lokt.

Er is nog een vierde mogelijkheid, nl. zeer vergaande Westelijke pressie. Ter wille van de strategische positie in Zuidoost-Azië zou het Westen de duidelijkste bedreigingen aan het adres van China kunnen uiten, indien de strijd in Indo-China niet wordt beëindigd. Met deze gedachte heeft Dulles kennelijk gespeeld. Deze bedreigingen zouden moeten neerkomen op het noemen van de mogeiijkheid van een totale oorlog. Af gezien van de overigens belangrijke vraag, of zulks moreel aanvaardbaar is, doet zich de vrijwel even belangrijke vraag voor; kan Amerika dat waarmaken? Het lijkt ons voor de republikeinse regering een netelig probleem.

In zekere zin wordt Indo-China nl. de test-case voor de nieuwe Amerikaanse politiek. Wanneer kan Amerika zijn vergeldingsmacht gebruiken? In het geval Indo-China? Het zou een openlijke oorlogsverklaring zijn, waarbij wij alleen maar kunnen hopen, dat zij niet door China en Rusland wordt beantwoord.

Wanneer zou het dreigement ten uitvoer moeten worden gelegd? De Verenigde Staten kunnen China niet verantwoordelijk stellen voor alle daden der Vietminh. Wie bepaalt, wanneer China meedoet, en wat zijn daarbij de criteria? Het voortzetten van de Chinese wapensteun? De aanwezigheid van Chinese experts? Of simpelweg nieuwe successen der Vieminh? De politiek van de gebalde vuist is bepaald door een veelheid van onzekerheden. Als de vuist daardoor belemmerd wordt in het uitdelen van de aangekondigde klap, wordt het effect lachwekkend.

Als de republikeinen in de Verenigde Staten er in hun politieke strijd niet zo’n punt van hadden gemaakt, dat zij aan de bloedige strijd in Korea een einde hebben gemaakt, zou Dulles waarschijnlijk al eerder tot een minder rigoureuze inmenging in de strijd in Indo-China zelf zijn overgegaan. Gezien de weinige andere mogelijkheden, die er ook voor zijn gedachtengang overblijven • is het overigens niet uitgesloten, dat het laatste alsnog gebeurt. Een mislukken der Geneefse conferentie zou daarvoor de rechtvaardiging kunnen opleveren, althans voor de Amerikaanse openbare mening.

Deze inmenging is voor het Amerikaanse publiek waarschijnlijk uiteindelijk beter te verteren dan bijv. de erkenning van communistisch China als prijs voor communistische tegemoetkomendheid. En met deze inmenging kan wellicht in een later stadium alsnog de situatie worden gecreëerd, geschikt voor het sluiten van een wapenstilstand en de verdeling in zones. Als deze mogelijkheid wordt gekozen, is de Geneefse conferentie dus tot mislukken gedoemd.

Herziening der politiek

De onderhandelingspositie van het Wes-

(Vervolg van pag. 5)

nistische theoretici in de Oostzone wordt gezegd: zij zouden t.o. van Moskou zelfstandiger dan hun collega’s in de Oosteuropese landen zijn, dank zij hun grote kennis van het marxisme.

Nettl meent, dat de Russen en de communisten veel invloed in Duitsland kunnen hebben. Dat deze invloed de „Freie deutsche Jugend” buiten beschouwing gelaten in de loop der jaren nihil is geworden, is in laatste instantie aan de tegenstellingen tussen communistische theorie en Russische practljk te wijten. Deze practijk kwam voort uit de belangen van de Russische overwinnaar.

Langzamerhand werd heel het maatschappelijke leven in de Oostzone beheerst en bepaald door de economische verlangens der Russen en hun wil, tot zo groot mogelijke machtsuitbreiding te komen. Voor hen waren de betalingen de hoofdzaak, en de Duitse communisten waren een middel om dit doel zo goed mogelijk te bereiken.

Vijf zeer ongelijksoortige boeken heb ik in deze bijdrage besproken. Zij hebben de Duitse Oostzone te maken (die overigens ook een grote rol in Carol Reeds nieuwe onevenwichtige film speelt). Zij hebben te maken met een stuk land, dat voor ons in het Westen duidelijker dan welke Oosteuropese staat ook —■ een verschrikkelijk en schrikwekkend toonbeeld van willekeur, conformisme en onmenselijkheid is geworden. H. WIELEK