Xonier

De zon ligt in een dampend bad en gloort goedmoedig door het blad, dat heftig en breedvoerig ruist bij elke bui die ’t land doorkruist.

De wind, volijverig, maar neutraal, gaat met de regen aan de haal, en heel de natte wolkenvracht wordt naar de horizon gebracht. ’t Gestoofde licht valt plotseling als ’n beddesprei op ieder ding, en pronkend staan weer huis en hof ontdaan van ’t dagelijkse stof, gekoesterd in een kleine tuin; de zon, maar half gekleed, kijkt schuin en argloos in het vochtig dal; maar net als zij zich kleden zal en ’t tijd wordt voor een streng toilet met licht en schaduw aangezet, begint madame plotseling te niezen, en schijnt elk houvast te verliezen.

De lijfarts wind komt aangesneld met veel gesnuif en waaigeweld, en met zijn dikgebuikte bries dient hij haar haastig van advies: een bad van damp en niet naar buiten, ik zorg voor ’t wassen van de ruiten; en zonder zich te excuseren, laat hij de wolken aanmarcheren, ’t wordt damp en wolken overal en klaterende regenval met luid tiktak op stam en blad vertelt: madame is weer in bad.

DIRK JORRITSMA

Tussen nationale en Amerikaanse omroep

De radio speelt in Suriname een grote rol. Legêne vertelt in „Het land mijner dromen”, dat men, door Paramaribo fietsend, een spreker door de radio gemakkelijk kan volgen. Dat is net even te sterk gezegd, maar het is een feit, dat je zijn stem uit de open huizen door alle straten kunt horen. „Volgen” is iets anders. Wanneer ik op Zondagavond kerk heb, ergens aan de rand van de stad, dan begint de radiokerkdienst om zeven uur en wij om halfacht, en dan weet ik op de heenweg precies, wat er gezongen wordt en hoe ver ze nu zijn. Het is mij zelfs eens overkomen, dat ik tijdens een dienst op Zorg en Hoop, een buitenwijk van de stad, precies kon nagaan, hoe ver mijn Lutherse collega nu was met zijn kerk. Dank zij de radio.

Of dat niet storend is? Ja, soms wel. Maar je went aan alles. En na de verschrikkelijke voorstelling, die ik me na lezing van Legênes boek over Paramaribo had gevormd (ik had een soort angstvoor-

stelling, dat je op kilometers afstand het gegons en lawaai over de rivier kon horen), viel het eigenlijk alleen maar mee.

Wij hebben zelf geen radio. Maar ’s morgens om zes uur worden we toch wel gewekt door de stem van de dominee of de pater, die de dagopening verricht. We kunnen hem niet verstaan, maar de liederen komen duidelijk door. Sommige mensen zijn zo vriendelijk om bij zang de radio een beetje harder aan te zetten. Zo luistert iedereen ’s Zondagsmorgens van 11 tot 12 uur naar het liederuurtje van het heilsleger, vrijwillig of gedwongen. En als ik voor de radio spreek, zeggen mijn kinderen: „Hoor, nu is hij aan de gang!”

Vrijwel in ieder huis vindt men een radio. Op dit punt vormt mijn huis een uitzondering. Radiobelasting kennen we hier niet. Er is één omroep, een particulier bedrijf, maar met medewerking van de overheid. Eén nationale omroep. Die echter om te kunnen draaien aangewezen is op steun

van particulieren. Wel neemt het aantal leden van de AVROS toe, maar de contributie-opbrengst is onvoldoende. Daarom verzorgt men reclame-uitzendingen. Allerlei firma’s prijzen hun waren aan via de radio. Het doet wel even vreemd aan, wanneer de radio ons vertelt, welke schoonheidsmiddelen we moeten gebruiken. Maar ten slotte maakt een Nederlandse omroep toch ook rustig propaganda voor een eigen bridgedrive. In Nederland bestrijkt de reclame een beperkter gebied. Hier zijn er veel meer mogelijkheden. De Surinamer Max Woiski pleitte in Vrij Nederland voor het Surinaamse voorbeeld. Omgekeerd zullen de Nederlanders, die in Nederland protesteerden, het Amerikaanse voorbeeld ook niet bewonderen.

De radio is hier dus meer particulier dan in Nederland. Dat brengst allerlei consequenties mee. Wie pas in Suriname woont, valt het op, hoe vaak „Ases Tod” door de radio wordt gespeeld. Dat is hier de inlei-