Twee plussen en een min

De gebeurtenissen der afgelopen week geven twee plussen en één min te zien. Het belangrijkste positieve is stellig de kabinetsformatie van Mendès-France in Frankrijk. Te juichen valt er niet over het nieuwe ministerie, maar het voordeel is in elk geval, dat er een concreet urgentieplan is opgesteld, waarmee in de belangrijkste Franse zaken wordt voorzien. Beëindiging van de oorlog in Indo-China is het eerste doel, een taak die de nieuwe premier meer speciaal op zich heeft genomen. Dit wordt ook de test case voor het kabinet. Slaagt Mendès-France er niet in binnen vier weken een succes van betekenis te boeken, dan zal hij zijn ontslag aanbieden.

Na Indo-China komen Noord-Afrika en de zeer noodzakelijke economische herordening aan de beurt, onderwerpen van welhaast evenveel belang en ook welhaast met evengrote moeilijkheden. De economische herordening kan in de boezem van het kabinet zelf zijn problemen geven. Door de weigering van socialisten en katholieken om aan deze regering deel te nemen, heeft het kabinet een vrij rechtse signatuur gekregen, welke door de figuur van Mendès-France (die nogal radicaal is) waarschijnlijk niet voldoende wordt gecompenseerci.

De Europese Defensiegemeenschap is voor de eerste maanden van de kaart. Mendès-France heeft te kennen gegeven te willen zoeken naar een alternatieve oplossing voor dit vraagstuk, waarbij gedacht wordt aan een verzoening van de standpunten. Of hij erin zal slagen een aanvaardbare formule te vinden, is van hoeveel waarde ook niet eens het belangrijkste. Het is nl. nu eenmaal nodig, dat een gewijzigd voorstel met de andere betrokken landen wordt besproken. En de

meningsverschillen tussen deze landen zijn zeker evengroot als de interne meningsverschillen in Frankrijk. Het is bijv. zeer de vraag, of West-Duitsland accoorrl zal willen gaan met een bekorting van rechten en mogelijkheden; een bekorting welke Mendès-France blijkens zijn uitlatingen voor de geest zweeft.

Churchill naar Washington Het bericht, dat Churchill te zamen met Eden een bezoek zal brengen aan Washington, heeft alom instemming gevonden. Nieuw informeel overleg was inderdaad dringend nodig. Rond de conferentie van Genève hebben zich nl. een reeks onverkwikkelijke feiten voorgedaan ten aanzien van de Brits-Amerikaanse samenwerking. Het beleid van Eden heeft niet de onverdeelde bewondering van Dulles, en omgekeerd. Een en ander is terug te voeren op de verschillen van inzicht in de wijze waarop het communisme moet worden tegemoet getreden. Een gedachtenwisseling over dit onderwerp is dus van een zo groot belang, dat de reis van de grijze Britse premier er ten volle door wordt gerechtvaardigd.

De opvatting van Churchill is vagelijk bekend. Zij komt in de kern neer op de wens de huidige positie van de communistische landen als feit te erkennen. Dit in tegenstelling tot het Amerikaanse beleid, waarbij deze erkenning belemmerd wordt door gevoelens van spijt, angst e.d.

De houding van Engeland wordt wellicht het best getypeerd door de aanwezigheid van een Britse zaakgelastigde in Peking. De invloed van deze houding op China is o.a. merkbaar geworden uit het bericht, dat communistisch China thans ook een zaakgelastigde in Londen zal benoemen.

Erkenning van de positie der communistische landen houdt evenwel in het geheel niet in, dat Engeland naar een soort tweede München drijft. Het één behoeft dan ook bepaald niet het gevolg van het andere te zijn. Het betekent wel, dat Churchill en Eden zich vrij willen houden van het emotionele, waardoor de Amerikaanse politiek zozeer wordt getypeerd.

Het is te veel gewenst, dat de beide staatslieden te Washington tot algehele overeenstemming komen. De hoop is er echter op gevestigd, dat er ten minste enige Amerikaanse koersverandering uit voortvloeit. Dat dit ter sprake komt, is een winstpunt, waarover wij ons moeten verheugen.

Guatemala

Het is jammer dat er op deze tussentijdse balans een verliespost is verschenen, welke misschien niet fnuikend is voor de onderlinge verhoudingen, maar waardoor de Amerikaanse reputatie toch een geduchte knauw heeft gekregen. Het betreft de inval in Guatemala. Twee weken geleden hebben wij iets over de aard en de achtergronden van dit conflict geschreven. Sindsdien is duidelijk geworden, waarom Foster Dulles zoveel drukte heeft gemaakt van de wapenzending uit Polen naar dit land. Het schaap moest voldoende zwart zijn om aangepakt te worden.

Revoluties en contra-revoluties zijn in Latijns-Amerika gebeurtenissen van de dag. De functie van Washington in deze zaak is echter een nieuw feit. Buiten kijf is nl., dat de actie van de Guatemalteekse opstandelingen, die vanuit Honduras opereren, mede door hulp van de Verenigde Staten mogelijk is gemaakt.

De inval in het land is kennelijk bedoeld als sluitstuk van de actie tegen het huidige Guatemala, welke door Washington na de revolutie van 1944 werd ingezet. Wat de Verenigde Staten hier op touw hebben gegezet, verschilt in wezen niet zo heel veel van soortgelijke acties door de communistische landen ondernomen. Voorwaar een kwalijke zaak, die Noord-Amerika op den duur weinig goed kan doen.

H. VAN VEEN

te voldoen aan de vraag naar zulke krachten elders in ons land, is migratie een alleszins voor de hand liggende oplossing. Maar hier liggen maatschappelijke, geestelijke, culturele en paedagogische problemen, die grondig onder ogen moeten worden gezien, wil deze overplaatsing niet ontworteling worden en jonge levens getrokken worden in een maalstroom, welke gevaarlijk kan zijn. De sociale voorzieningen zijn gelukkig uitstekend, maar daarmede alleen is nog weinig gezegd. Jongens tussen 15 en 17 jaar stellen ons voor andere en zwaardere verantwoordelijkheid. Hier ligt de taak om deze migrerende jonge plattelanders zó te begeleiden, dat hun uitgroei tot volwassenheid en hun omgroei tot stedeling zo mogelijk met niet al te grote schade plaatsvindt. Tot een enigermate goede uitvoering van deze taak zal veel bijgedragen kunnen worden door onderlinge samenwerking tussen de Jeugdraden en de bedrijfsleidingen, door goede verstandhoudingen tussen de jongens en de gastgezinnen. En vooral van deze laatsten, die hun taak goed verstaan, zijn er voor de nieuwe groep die straks komt, nog verscheidene nodig. Verzorgde migratie kon wel eens blijken op den duur vooral afhankelijk te zijn van de al of niet juiste kijk, die de gastgezinnen hebben op een stuk opvoedingswerk, dat moeilijk, maar ook aantrekkelijk is. A. A. W.

KORTEHEMMEN-DAG 1954

(weekend 12/13 Juni)

De post brengt de aankondiging van het weekend van 12 en 13 Juni te Kortehemmen. Mijn vrouw en ik overleggen: Zullen we gaan? ’t Programma lokt wel. In het weekend is de Kortehemmen-dag opgenomen. Enkele dagen later komt de deelnemerslijst en dan biykt, dat er naast voor ons nieuwe gezichten ook oude vrienden zullen komen. Met een zekere verwachting reizen we des Zaterdags in de richting van Beetsterzwaag. Aankomst te Kortehemmen! Wat ziet het gebouw er toch verzorgd uit. De wyze, waarop bloemen zijn gerangschikt, heeft iets ingetogens en ook iets feestelijks. En wat doen de groene kleedjes over de tafels (wij zagen ze nog niet eerder!) het goed.

De weekenders druppelen binnen. Sijtsma loopt even uit de bestuursvergadering weg en blijkt ons vergeten, hoewel we in Bentvelt naast hem sliepen. Begrijpelijk, hij is dikker geerden, wij mager. Daarna volgen andere begroetingen en kennismakingen. De weekendsfeer ontstaat aan tafel. Nog een poosje van de prachtige omgeving genieten en dan leidt ds. Bakker dr. Van Blemen in. Onderwerp: „Overzicht van het werk van de A. G. der Woodbrookers” (de directeur van Bentvelt denkt hardop over wat in de afgelopen tijd de A.G. bezighield). Financieel staat Bentveld er niet gek voor. Na het Intern beraad van herfst 1953 komen er meer deelnemers voor de cursussen. De band met de vakbeweging is verheugend. Er blijven zorgen genoeg. Elke deelnemer kost ƒ1,37 aan propaganda! Op duizenden programma’s en circulaires komen 300 conferentiegangers. De publiciteit is toch maar moeilijk. Kortehemmen trekt niet genoeg. Cursussen moeten worden afgelast. Er is echter kans op een steviger basis, wy voelen, dat wij een opdracht, om het A.G.-werk groter bekendheid te geven, niet

kunnen ontgaan. Het contact met Barchem wordt steviger. De internationale verbindingen worden, voor zover er tijd voor gevonden kan worden, versterkt. Het arbeidsveld der A.G. blijkt zeer groot.

Geanimeerde discussie volgt. De moeilijkheden van het A.G.-werk in het noorden des lands passeren de revue. Indruk: het werk gaat er stroever, de kring blijft te beperkt, de jongeren moeten worden aangetrokken. Om half twaalf sluiting met een lied en een beschuit met kaas. De slaap verdrijft de zorgen.

Zondag! Regen, regen! De deelnemers aan de Kortehemmen-dag laten zich echter niet afschrikken. Het kerkje is vol, als ds. Bakker de kansel opgaat. Jesaja boeit. En daarna is de koffie heerlijk warm. Mevrouw Dudoch—Van Lerven declameert. „Mijn eigen krant” van Annie Schmidt grjjpt ons. De man en de vrouw worden in zijn en haar zwakheden in humoristisch proza te kijk gezet. Subjectief! Het stuk over de man was te lang, dat over de vrouw te kort.

De Kortehemmen-soep was buitengewoon om ruim één uur. Professor Banning arriveert en spreekt over „De moed om mens te zijn in deze tjjd”. Het angstleven in zijn verschillende aspecten heeft de aandacht. Hoe kan de angst overwonnen worden? Waar halen wjj de moed om mens te zijn vandaan? Het was een „preek” om lang over na te denken.

De Kortehemmen-dag loopt ten einde. Ds. Bakker stelt vast, dat hü goed is geweest. Het regent nog. De deelnemers nemen afscheid van Kortehemmen en van elkaar. Op de terugreis zeggen we: „Wij moeten vaker gaan.” Een geestelijk bad doet een mens deugd en een vriendenkring is veel waard. Tot ziens, Kortehemmen. Dat velen de weg erheen nog mogen vinden! H. R.