den Heer behoort de aarde en haar volheid. Psalm 24 ; 1 /

Tiid en Taak

ONAFHANKELIJK WEEKBLAD VOOR EVA N G E rfE E N--S-Q-GJ !A LI SM E VERSCHIJNT 50 MAAL PER JAAR – 52STE JAARGANG VAN „DE BLIJDE WERELD”

Zaterdag 10 Juli 1954 No. 28

Redactie: ds.J.J. Buskesjr. ds. L. H. Ruitenberg dr. J. G. Bomhoff

Redactie-Secr.: Roerstraat 48® Amsterdam-Zuid Telefoon 724386 p/a dr. J. G. BomhofiF

Vaste medewerking van prof. dr. W. Banning J. Hulsebosch H. van Veen dr. M. V. d. Voet ds. H.J.deWijs Mej. dr. M. H. v. d. Zeyde e.a.

wnnement perjaarfs.—; halfjaar f 2,75; kwartaal f i,50 plus f 0,15 incasso. Losse nrs f 0,15; Postgiro 21876; Gem. giro V 4500; Adm. N.V. De Arbeiderspers, Hekelveld 15, Amsterdam-C; Postbus 800

V erdraagzaamheid

Men verdedigt de opheffing van het processieverbod met een beroep op de verdraagzaamheid. Zo schreef Johan Winkler in „Vrij Nederland”: „Actieve verdraagzaamheid, niet slechts politiek, maar ook godsdienstig, zal de medeburger en medechristen zijn processie volledig moeten gunnen.”

De heer Bannink in „Tijd en Taak” gaat nog een stap verder: „Er is maar één oplossing, onze roomse broeders de vrijheid geven, welke zij verlangen en dat niet met een benepen gemoed, doch hartelijk en gul. Voogd spelen over anderen ligt, Gode zij dank, onze protestanten niet.”

Wij zouden in de eerste plaats willen opmerken, dat de verdraagzaamheid, waarin wij ieder de vrijheid geven, die hij verlangt, toch zeker haar grenzen heeft. Winkler en Bannink zullen de nationaal-socialist niet ’de vrijheid willen geven, om in het publieke leven het antisemitisme te propageren en evenmin aan de communist de vrijheid, om in ons land de dictatuur van het proletariaat te verwezenlijken. Misschien zeggen zij: dat spreekt natuurlijk vanzelf? Waarom? Ik zie niet in, waarom de verdraagzaamheid, die zij verdedigen, in deze gevallen plotseling stopzet. Dat mag alleen, als de verdraagzaamheid geen absoluut beginsel is, wanneer zij dus grenzen heeft. De politieke verdraagzaamheid vindt naar mijn overtuiging haar grens, waar de rechtsstaat en de democratie in wezen worden aangetast. Wanneer Winkler en Bannink dat met mij eens zijn en dus geen absolute en on voorwaardelijke verdraagzaamheid propageren, heeft hun betoog, dat wij het met de vrijheid wagen en de waarheid Gods niet een handje helpen moeten, weinig kracht. Ook zij stellen aan de verdraagzaamheid grenzen en wagen het niet altijd met de vrijheid. M.i. terecht!

In de tweede plaats zou ik de begrensde verdraagzaamheid een methode van samenleven willen noemen. Zij betekent, dat wij' elkaar binnen vastgestelde grenzen accepteren en bereid zijn in een compromis met elkaar te leven. Zij betekent niet, dat ik de overtuiging van een ander accepteer, maar

dat ik die ander accepteer als een mens met wie ik moet samenleven, in de veronderstelling, dat hij mij op dezelfde wijze accepteert. Wanneer die veronderstelling wegvalt dat is het geval bij de nationaal-socialist en de communist komt er aan de verdraagzaamheid een einde.

Uiterst merkwaardig is het nu, dat vele protestanten en humanisten, die, wanneer het om antisemitisme en dictatuur van het proletariaat gaat, terecht aan de verdraagzaamheid grenzen stellen, in andere gevallen plotseling een verdraagzaamheid van heel ander karakter voorstaan, niet een methode van samenleven, maar een absoluut en on voorwaardelijk beginsel. Zo beschuldigen Winkler en Bannink mij in het geval van de processie van onverdraagzaamheid , terwijl zij ten opzichte van antisemitisme en dictatuur van het proletariaat een analoge verdraagzaamheid verdedigen.

In een rechtsstaat hebben alle burgers bepaalde vrijheden, maar het zijn de vrijheden van de rechtsstaat, die als zodanig ook plichten meebrengen. Die plichten liggen in de erkenning van de rechtsstaat, en de aanvaarding van deze bepaalde methode van samenleven. Men kan geen recht laten gelden op de vrijheden, indien men de plichten loochent. De plichten werden door de nationaal-socialist en de communist geloochend. Vandaar dat onze verdraagzaamheid ten opzichte van hen grenzen heeft.

Indien processievrijheid enkel betekende, dat de roomsen vrijheid van geloofsovertuiging en vrijheid, om die geloofsovertuiging te propageren verlangen, zouden wij geen enkel bezwaar hebben. Maar wij menen te hebben aangetoond, dat de processie heel iets anders betekent. Zij wil de straat tot kerk maken. Daarom past zij alleen in een rooms staatsbestel, maar dat is het einde van onze rechtsstaat. Het valt mij altijd weer op, dat de voorstanders van de processievrijheid aan dit beslissende argument voorbijgaan, om een lofzang op de verdraagzaamheid te zingen en de tegenstander van de processievrijheid van onverdraagzaamheid te beschuldigen. Zij werken met een begrip verdraagzaamheid, dat zij

zelf in andere gevallen op non-actief zetten en doen geen enkele poging om te verstaan, wat een processie in wezen betekent en wat Rome met de processie bedoelt.

Zo kom ik tot mijn laatste opmerking, die ik inzonderheid aan mijn vrienden de humanisten ter overdenking geef. Ik beweer, dat ik, die het processieverbod wil handhaven, meer ernst maak met wat Rome wil en bedoelt dan de humanist, die voor de opheffing van het processieverbod is. Die humanist vindt zich zelf verdraagzamer dan mij. Hij respecteert Rome, zo zegt hij, meer dan ik het deed. Ik ontken dat. Deze verdraagzaamheid is in wezen niet verdraagzaamheid, maar indifferentisme, dat de ander niet au sérieux neemt. De roomse gelooft, dat het stukje brood veranderd is in Christus en hij wil deze Christus als triumfator ronddragen langs de straat. Deze Christus heeft recht, om op het publieke leven beslag te leggen, waarbij de roomse ervan overtuigd is, dat de heerschappij van deze Christus identiek is met de heerschappij van de Roomse Kerk. Voor de roomse is dit de waarachtige godsdienst. Voor mij is het „vervloekte afgoderij”. De humanist vindt dit oordeel hard, onverdraagzaam, eigengereid. Maar zelf gelooft hij helemaal niet, wat de roomse gelooft. Hij is echter verdraagzaam. Hij maakt zonodig een hoffelijke buiging voor de processie „Het is toch wel vroom en aandoénlijk,” zei een humanist tegen mij, toen wij enkele weken geleden in Limburg een processie zagen maar loopt door zonder er zich iets van aan te trekken. Dat vind ik nu onverdraagzaam en tegelijkertijd onverdraaglijk. Zo maakt men geen ernst met wat Rome bedoelt. Dit is in wezen indifferentisme, dat het roomse geloof even bekrompen vindt als het protestantisme, maar dat noch met het roomskatholicisme noch met het protestantisme ernst maakt en daarom te laat zal ontdekken, dat de processie voor Rome een stap is in de richting van de katholisering van het Nederlandse straatleven, welke op haar beurt een stap is in de richting van de rekatholicering van het Nederlandse staatsleven.

Zo’n indifferentisme miskent onze historie, holt de democratie uit en ondermijnt de rechtsstaat, zoals dat met een soortgelijk indifferentisme ten opzichte van nationaalsocialisme en communisme het geval is geweest.

J. J. BUSKES JR.