WENTELIJKi:

maar wat is de prijs?

De fatale datum van 20 Juli de dag waarop de Franse premier Mendès-France tot overeenstemming moet zijn gekomen met zijn communistische tegenstanders in Indo-China nadert met rasse schreden.

De kans op een „eervolle vrede”, hoezeer deze objectief beschouwd in de rede mag liggen, is er de afgelopen week echter niet groter op geworden. De voornaamste handicap bij de onderhandelingen is de korzelige Amerikaanse houding geweest. Foster Dulles heeft zich, te zamen met zijn plaatsvervanger Bedell Smith, van het strijdtoneel teruggetrokken. Het overleg van Churchill en Eden heeft in dit opzicht niet mogen baten.

Zelfs sterker, de tegenzin in de Verenigde Staten tegen elke stap in de richting van de verdere erkenning van communistisch China, heeft vervaarlijke vormen aangenomen: In het Congres is dui-

delijk gemaakt, dat de binnenkomst van China in de Organisatie der Verenigde Naties wellicht het vertrek van de Verenigde Staten zou betekenen. Dit dreigement is op zich zelf reeds ernstig genoeg. Het betekent nl., dat de samenwerking met andere landen op zeer losse schroeven zou komen te staan, hetgeen heden ten dage waarschijnlijk onnoemelijke schade in de tere internationale verhoudingen te weeg zou brengen.

Er is echter meer. Mendès-France kan zonder steun van de Verenigde Staten geen vuist maken. Frankrijk is in Indo-China verslagen. Alleen met de zekerheid, dat bij een volstrekt onhandelbare houding van de Vietminh en China Amerika zal gaan interveniëren, bestaat er een kans, dat hij de „eervolle vrede” zal kunnen sluiten, welke hij nodig heeft.

Een min of meer ernstige breuk tussen

Frankrijk en Engeland enerzijds en de Verenigde Staten anderzijds, sluit dientengevolge de kans op zo’n vrede uit. En minder dan een „eervolle vrede” kan en wil Mendès-France bepaald niet. Hij heeft zich te dien aanzien overigens reeds vastgelegd: hij zal dan aftreden. De poging, die de Franse premier heeft gedaan met zijn zeer ernstige en zeer besliste rede in het parlement, om zoiets als een Franse vuist uit te steken ter vervanging van de Amerikaanse, is niet veel meer dan een gebaar. De aankondiging, dat hij voor het geval van een mislukking reeds thans de uitzending van dienstplichtigen naar Indo-China voorbereidt, kan nu eenmaal niet voldoende indruk maken. ledereen weet, dat deze uitzending een tumult in Frankrijk zelf kan veroorzaken. Menigeen beseft, dat ook dan de kansen van Frankrijk klein zijn.

Even grillig als het optreden van Foster Dulles in het afgelopen jaar is geweest, is het ook nu weer. De Amerikaanse minister deelde de ene dag mede, dat hij, noch zijn plaatsvervanger naar Genève zal gaan, omdat de communisten nog geen wezenlijk bewijs van hun goede wil hebben getoond. Deze stelling is nogal absurd, omdat de communisten in Zuidoost-Azië nu eenmaal zeer sterke troeven in handen hebben. Men kan van de overwinnaar niet verwachten, dat hij zoiets als een nederlaag zal accepteren.

Maar zie, daags daarna kwam het bericht, dat Dulles hoewel niet naar Genève naar Parijs zou komen. En voortvarend als hij is in die gevallen, zat hij reeds enkele uren later in het vliegtuig. Officieel heet het, dat de toelichting die hij via zijn vertegenwoordigers heeft ontvangen op de plannen van Engeland en Frankrijk, aanleiding is geweest voor deze ommekeer. Het lijkt er echter meer op, dat tegemoetkomendheid van Churchill de reden is geweest, waarom hij de reis toch de moeite waard vindt.

In zijn verslag in het Lagerhuis heeft Churchill nl. onder meer verklaard, dat naar de mening van zijn regering de toelating van China tot de UNO geen urgente zaak is. Welnu, deze verklaring heeft Amerika veel goed gedaan, en Dulles wil nu kennelijk uit de situatie halen wat mogelijk is.

Churchills verklaring is waarschijnlijk een noodsprong geweest. Zij zal de voorzichtige toenadering tot de communistische landen veel schade doen, waar tegenover staat, dat de gespannen verhouding met de Verenigde Staten wat verbetert.

Wat het zwaarste is, moet het zwaarste wegen. Samenwerking met de Verenigde Staten is voor Engeland en Frankrijk nog altijd belangrijker dan een wat betere verhouding met de communistische mogendheden. Maar het feit doet zich nu voor, dat deze samenwerking waarschijnlijk gekocht moest worden ten koste van de kans op een spoedig vergelijk met de communistische landen. De schade is dus nog altijd groot genoeg.

(Vervolg op pag. 8)

onderworpen is. Ik heb nooit gehoord, dat „afreageren” minder goed zou zijn.lntegendeel.

Een andere vraag is, of in films, die voor alle leeftijden toegankelijk zijn, die tegenstelling goed-kwaad steeds even onschuldig wordt naar voren gebracht als dikwijls het geval is. Het kan natuurlijk zijn nadelen hebben als, in sommige Amerikaanse films, misdadigers en inbrekers de mooie jongens zijn, de politie een stel lafbekken en onderkruipers en de „goede bedoelingen” van een zeker deel der onderwereld „lekker” worden voorkomen door lapswansen van dienders. Dergelijke simpele uitkomsten kan men zelfs verkrijgen bij dusgenaamde Hollywoodse „bijbelse” films (waarover dominees dan soms nog drie keer preken!), doch waarin de agressie meer met de leeuwen, wier bek Samson opensperde, te maken heeft dan met de, moeilijk te verstane zin, waarom ook dit verhaal in de Bijbel staat, en dus met de Bijbel zelf. De Wild-West-film brengt echter gewoonlijk zulk een omkeer van waarden helemaal niet tot stand. Toch is een groot deel der psychologen van oordeel, dat zulke „opwindende” films de fantasie van de jongere te zeer overspant. En als zo’n jeugdeling later terugkomt en ergens is vastgelopen, wordt de oorzaak dan tegenwoordig iioht teruggebracht tot van de film ontvangen storingen. Shock en depressie, trauma en neurose, zijn dan daarvan nog al eens het gevolg, blijkbaar. Het bewijs daarvoor wordt geconstrueerd uit de omstandigheid, dat een overmatig aantal doden, en in de kleurenfilms nu ook veel bloed, schoten en knallen, narrow escapes en heel de lange sensatie meer, de psychische harmonie heeft verstoord, blijvend verruwt en afstompt voor al het „hogere” en „betere” en het respect voor het leven vermindert of wegneemt.

Er zijn echter ook stemmen, die deze gevaren alierminst zo groot en zo ernstig zien. Indien ik nog even terugga in mijn eigen herinnering op dit punt, dan moet ik zeggen, dat tóen en na of met zo’n moordfilm, de werkelijkheid van de dood nimmer tot mij doordrong. Dat gebeurde wél, in die zelfde tijd, toen ik voor het eerst van m’n leven met een dode, die ik had liefgehad.

werd geconfronteerd. Daarom zal een eventuele ongunstige uitwerking van de Wild-West-film wel zeer nauw verband houden met een zeer persoonlijke predispositie. Ontbreekt deze, dan wordt elke film spoedig vergeten. Dat geldt niet alleen voor de jeugd trouwens. Hoeveel neemt men als volwassene eigenlijk mee van een film, „die men moet hebben gezien?” Ik meen nog steeds, dat het toneel hier veel ingrijpender reminiscenties achterlaat. Nu kan, zo zegt men dan, dat vergeten ook verdringen zijn Ergens blijft het beeld toch hangen en werken. Dat zal zeker ook wel, hier en daar. En of het onderbewuste dan een goed, schoon geheim, reservaat is geweest, blijkt pas als het een aanleiding vindt om naar boven te komen. ■

In onze grote steden gaan vele jongeren uit bepaalde sociale lagen 2, soms 3 keer per week, naar de film. Is voor dezen de film een narcoticum, dat, bij volhardende inneming, de geest verandert, de menselijke persoonlijkheidsstructuur verwringt? Een narcoticum kan het zijn, al speelt hier ongetwijfeld ook in mede, dat de maatschappij buiten de bioscoop (en dit geldt ook voor de kerken) nog steeds op zoek is naar een oplossing van het vrije-tijdsprobleem, en dat de tot nu toe bereikte oplossingen niet in staat zijn vélen te binden.

En èls de film dan een narcoticum is, dan zou toch het programma van het jeugdhonk, van het massa-jeugdwerk in elk geval daarvan een kleine, maar goede dosis moeten geven. Want men kan ook van de ping-pong-tafel een narcoticum maken. In mijn AMVJ-jaren heb ik daar de hele pingpongclub eens opgeruimd, omdat de leden zenuwlijders waren geworden en al Europees kampioen. Maar, laten wij tegenover de vrees voor de ontreddering eens hartelijk lachen, als het over de Wild-West-film gaat. En bedenkelijk kijken, als wij zien, hoe bijv. in sommige Franse films de „prettige dood” als oplossing en antwoord wordt gegeven om aan het leven en zijn situaties te ontkomen. Want ddn wordt de ziel wél beschadigd. Maar dat is dan misschien het onderwerp voor de volgende keer.

N. G. J. V. SCHOUWENBURG