DE CONSEQUENTIES VAN HET VERBOD

In het mandement spreken de roomskatholieke bisschoppen tot hun gelovigen. De vakbeweging is niet tot oordelen bevoegd als het gaat om de verhouding priester-gelovige. Maar als de bisschoppen hun gelovigen voorlichten omtrent het karakter van het NW op een wijze zoals dit thans is geschied heeft het vakverbond het recht, ja zelfs de plicht, om te reageren.

De hoofdbesturen van de organisaties aangesloten bij het NVV op 17 Juli ’54 in vergadering bijeen, waren eenstemmig van mening, dat het een grievend onrecht is om het te doen voorkomen alsof dit verbond de godsdienstzin van de arbeiders in gevaar zou brengen en oorzaak zou zijn van verdergaande onkerkelijkheid en verval van zedelijke normen.

De uitvoerige verklaring, welke omtrent de handhaving van het verbod voor katholieke arbeiders om lid van het NW te zijn is gepubliceerd, is een duidelijk verweer tegen de onjuiste voorlichting door de bisschoppen over de beginselen van het NW. De hoofdbesturenvergadering heeft zich in deze verklaring tevens uitgesproken over de reacties van de KAB en het CNV op het mandement 1954.

De conclusie om de samenwerking in de Raad van Vakcentralen en de bedrijfsunies te moeten beëindigen is de consequentie van het verbod. Maar in nog meerdere mate is deze conclusie gebaseerd op de houding van de confessionele vakcentralen, die door hun optreden de basis van het reglement van samenwerking hebben ondergraven. Immers in dit reglement is uitdrukkelijk gesteld dat de samenwerking geschiedt met volledige eerbiediging van elkanders principe en zelfstandigheid.

Wat het bisschoppelijk verbod betreft kan men de vraag stellen of er iets is gewijzigd, omdat het verbod reeds bestond en slechts is gehandhaafd. Er wordt daarom aan herinnerd dat reeds in 1946 handhaving van het verbod van 1918 voor het NVV teleurstellend en grievend was, maar dat in de vastenbrief van 1946 althans werd erkend, dat er een ontwikkeling op gang was en dat het verbod slechts zou worden gehandhaafd totdat uit de feiten bleek dat het streven van het NVV niet in strijd was met de christelijke beginselen en de christelijke geest.

Thans, acht jaren later, spreken de bisschoppen noch over genoemde ontwikkeling noch over wat uit de feiten is gebleken. Hun oordeelvorming over het NW is zonder meer gekoppeld aan dat omtrent het Humanistisch Verbond en de Bond voor Sexuele Hervorming, terwijl het NW met deze verenigingen geen verband heeft en krachtens zijn statuten ook niet kan hebben.

De veroordeling van het NVV is derhalve verscherpt en benadrukt zonder enig be-

wijs. Voorts is het even onbewezen als onjuist, dat het gros van de leden van het NVV zonder positieve christelijke godsdienst zou leven. Met dit mandement en dus ook met dit oordeel over het NVV heeft de verbondsvergadering van de KAB op 14 Juni ’54 enthousiaste instemming betuigd.

Sprekers van verschillende organisaties aangesloten bij het NW hebben in de vergadering van 17 Juli ’54 het woord gevoerd. Daar waren zowel de vertolkers van de gevoelens welke onder de protestants-christelijke leden van het NW leven als de belijdende katholieken die een getuigenis hebben afgelegd, dat waarlijk op zeer hoog peil stond. Maar sterk kwam naar voren hoezeer zij zich gegriefd en gekrenkt gevoelden in hun diepste levensovertuiging door het mandement en door de uitlatingen van de leiders van de confessionele vakcentralen.

Als protestant in het NW kunnen wij volledig onderschrijven wat Fedde Schurer in zijn brochure als protest tot de bisschoppen zegt, nl.; „Gij hebt niet gediscussieerd; gij hebt slechts geïnsinueerd, en ons, uw mede-christenen, ter wille van uw politieke bedoelingen op het diepst gewond in onze oecumenische gevoelens. Daarom zult gij althans luisteren naar de reactie, die de smaad, welke gij op ons geworpen hebt, bij ons teweeg brengt.”

Zeer bewogen heeft de vertegenwoordiger van de CKO, het prototype van de algemene organisatie waarbij practisch alle rooms-katholieke en protestants-christelijke koopvaardijofficieren zijn aangesloten, omdat er geen confessionele organisatie op dit terrein bestaat, geprotesteerd tegen het mandement en de uitlating van de heer Ruppert, voorzitter van het CNV, die het onmogelijk acht dat een christen in dit milieu kan leven.

Algemeen was de verontwaardiging over hetgeen Ruppert op de vergadering van het CNV van 30 Juni ’54 heeft gezegd. Zijn rede is door het CNV niet gepubliceerd en wij zouden op krantenverslagen af moeten gaan om te kunnen beoordelen of Ruppert het inderdaad zo bont heeft gemaakt, ware het niet dat hij in „De Gids” van 17 Juli ’54 de inhoud van zijn eigen rede is gaan uitleggen en toelichten.

In een discussie in ,J)e Gids” en „De Vakbeweging” in 1953 hebben wij met Ruppert van gedachten gewisseld over de vraag of een christen lid kan zijn van het NVV. Ten aanzien van het standpunt van de Synode van de Hervormde kerk namelijk, „dat het steeds een gewetensbeslissing is, van welke vakbeweging men lid wil zijn, waarbij de kerk wél helpen, maar niet dwingen wil,” merkte de heer R. toen op, dat dit een goed protestants antwoord op de gestelde vraag was. In de verdere discussie kwam nergens naar voren dat Rup-

pert onze gebondenheid aan het Evangelie in twijfel trok, hoewel hij het niet met ons eens was.

Nu heeft hij gezegd en het in „De Gids” van 17 Juli ’54 herhaald, dat hij sterkere motieven heeft dan de bisschoppen. Hij noemt deze motieven niet, maar laat op deze insinuatie de opmerking volgen, dat een christen in een milieu als dat van het NW niet kan leven. De protestants-christenen in het NW zullen dit als een scherpere veroordeling opvatten dan hetgeen de bisschoppen hebben gezegd. Immers Ruppert betoogt thans in feite dat hij twijfelt aan ons geloof in Jezus Christus.

Wie voorts op de NW-vergadering geluisterd heeft naar de woorden van de katholiek, die trouw wil blijven aan zijn geloof en zijn kerk, maar die ook de solidariteit met zijn kameraden uit het NVV niet wil verbreken voelt de gewetensstrijd welke zich in de harten van vele katholieke NW-ers moet afspelen. Dit is wel bijna ondraaglijk voor onze katholieke vrienden.

J. VAN DER PLOEG

In welk moeilijk parket velen in het zuiden van ons land reeds nu zijn komen te verkeren, wordt pas duidelijk als een bestuurder uit het katholieke deel van ons land, vertelt van het uithoren van de kinderen op de r.k. scholen over de lectuur, welke thuis wordt gelezen. Men kan zich in de bezettingstijd terugwanen.

De samenwerking tussen de drie vakcentralen heeft ons land veel goeds gebracht. Stabiliteit in het economische leven, verhoging van de welvaart en meer begrip onder de arbeiders voor de verantwoordelijkheid, welke ook zij voor het volksleven van Nederland dragen, zijn niet het minst door het NVV bevorderd.

Zij die in de samenwerking tevens de weg hebben gezien naar meer toenadering en beter begrip tussen de verschillende groepen in ons volk, hebben het bij het nemen van het besluit om de samenwerking te verbreken dubbel moeilijk gehad.

Maar de onwaarheden, de onbewezen beschuldigingen, de krenking van vele NVVers in hun diepste overtuiging, benevens de schending van de eerbiediging van elkanders principe door de confessionelen laat geen andere weg open.

Op de kaderdag van de PvdA heeft Geert Ruygers gezegd, dat er storm op til is. Thans zal het er zelfs om gaan een orkaan te voorkomen, want de spanning onder de meer dan 460.000 NVV-ers stijgt bij de dag. Het gaat nu om meer dan sociale of economische doeleinden. De vrijheid van geweten, het hoogste goed, dat wij op aarde bezitten, is in gevaar. Den Haag.