Franse mensen kan zulk een bezoek z’n nut zeker hebben.

Wij hopen niet, dat er iets gebeurd is. Voor 1914 (zie NRC 31 Juli) kwamen de vorsten veel bij elkaar op visite en dat was ook niet ai te best. Maar waarom moet men dan spreken over „slagen”, wanneer dat alleen politiek in negatieve zin bedoeld is?

Zijn dit alleen maar knorrige opmerkingen van iemand, die terzijde van het Groot Gebeuren staat?

Integendeel. Het is de poging van iemand, die graag de werkelijke verhoudingen ziet, om de dingen tot hun juiste proporties terug te brengen. En dan zeggen wij, positief, dat dergelijke bezoeken bij kunnen dragen tot het ontwikkelen van een zeker stijlgevoel op een ander niveau, dan waar de gewone burger op leeft. Het toont een paar in het oog springende kanten van een volk aan een ander volk en het neemt een beetje steeds aanwezige vooroordelen tegen „de ander” weg. Dat is allemaal wel van betekenis.

Maar de wezenlijke „Verstandigung” tussen de volken gaat langs moeilijker wegen dan het vertonen van een ontmoeting van symbolische regeerders. In zoverre zulk een ontmoeting deze diepere „Verstandigung” bevordert, is het goed. Maar als het de plaats ervan gaat innemen, dan is zulk een gebeurtenis... opium voor het volk.

L. H. RUITENBERG

Wie’savonds. . .

Wie ’s avonds voelt de moeheid van zijn leden en ’t stof verachtelijk van zijn kleren vaagt en dan nog tracht woorden te smeden

waarnaar het hart met aandrang vraagt

aanvaardt zijn vloeken en gebeden de nacht waarop geen antwoord daagt de fletse goorheid van de steden

de aalmoes steeds opnieuw gevraagd maar weet als Jacob nimmer te versagen steeds smekende om groter gift

tot knielend langzaam alle dagen storten ineen onder een nieuw gedicht.

GERRir KOLKMAN

lijken met de SDAP tot een wezenlijk andere partij gemaakt? Wij menen van niet. Het verschil ligt meer in de methode dan in het principe.”

Mogen we „Trouw” geloven dan is de PvdA eigenlijk een verlengstuk van de oude SDAP, het is het nieuwe kostuum dat het socialisme in Nederland zich heeft laten aanmeten toen het oude vuurrode pak uit de mode bleek geraakt. Dat is de Doorbraak !

„Trouw” zal u vertellen wat de PvdA is. „De PvdA is in overgrote meerderheid de verzameling van de vroegere SDAP en de vrijzinnig democraten. De prot. chr. en de r.k. werkgemeenschap vormen in vergelijking daarmee een zeer klein contingent.

Het zou voor „Trouw” wel zo aangenaam zijn als de zaken zo lagen. De doorbraak: toepassing van het principe „Verandering van spijs doet eten”, de PvdA een optelsommetje SDAP -f VDB = PvdA. De enkele doorbraak-christenen vormen immers een te verwaarlozen factor in dit grote geheel!

Misschien is het de redactie van het a.r. blad niet bekend of wellicht vindt zij het niet vermeldenswaard, doch het is met de werkgemeenschappen zodanig gesteld dat een vergelijking tussen het aantal PvdA-ers van SDAP- en VDB-orgine en het aantal leden van de KWG en de PCWG niet te trekken is. Zo’n vergelijking is geheel misplaatst, ten eerste omdat er oud-SDAP-ers en oud-VDB-ers zijn die thans lid zijn van een christelijke werkgemeenschap in de PvdA, vervolgens omdat het lidmaatschap van de werkgemeenschappen niet automatisch ingaat als men partijlid wordt en ten slotte omdat er duizenden christenen in de PvdA zijn die zich niet bij enige werkgemeenschap hebben aangesloten. Wellicht wil „Trouw” van een en ander nota nemen?

De gegeven voorstelling van zaken is dus onjuist, al kunnen we ons indenken dat „Trouw” dit onplezierig moet vinden. De achterban der confessionele partijen moet

in de waan gelaten worden dat de doorbraak een zich zelf dovende nachtkaars is, een politiek gebeuren, dat weinig om het lijf heeft en dat de doorbraak-christenen maar dolende onnozelaars zijn, die door schade en schande wel politiek-wijs zullen worden. Daarop is de gehele voorlichting der confessionele partijen sinds 1946 immers gericht.

„Het begint tot de PvdA,” aldus besluit „Trouw” dit artikel, door te dringen, dat de doorbraak niet een geruisloos proces is, maar dat zij van 1946-1954 slechts een voorpostengevecht gevoerd heeft. De wezenlijke strijd voor haar komt nog. Tegen de partij van het socialisme zonder dogma’s staan partijen die niets van haar principiële uitgangspunt verloren hebben. De fronten zijn een weinig verschoven, maar van een doorbreken van het front is, ondanks de doorbraak, niets gekomen.”

Het is werkelijk vermakelijk (en als het niet zo’n ernstige zaak betrof zou men er om kunnen glimlachen) te zien hoe het kleine (AR) broertje zijn grote (PvdA!) broer uitdaagt: „Kom maar op als je durft!”

Foei laten we ernstig blijven, het is nog geen vacantie in de politiek! Is de situatie voor de christelijke partijen nu werkelijk zo rooskleurig dat „Trouw” op deze wijze hoog van de toren kan blazen? Als de doorbraak nu waarlijk van een dergelijk gering belang is, waarom dan zoveel strijdrumoer?

We willen de confessionele partijen nu niet dadelijk alle moed ontnemen, maar heus, de stembusresultaten sinds 1952 zijn voor deze partijen nu niet direct aanleiding tot juichen geweest. Ons inziens waren er zo nogal gevoelige klappen gevallen en nu komt „Trouw” beweren dat er nog slechts voorpostengevechten gewoed hebben en dat de eigenlijke strijd tussen de partij van het socialisme en de partijen die niets van hun principieel uitgangspunt verloren hebben nu pas gaat beginnen.

Eerlijk gezegd, we vrezen de strijd niet. Wanneer we zo het jongste verleden na-

gaan, wil het ons voorkomen dat „Trouw” in de toekomst nog wel eens zal moeten vermelden dat de confessionele partijen volgens de plannen zijn teruggetrokken en de fronten weer wat zijn verschoven. In de strijd tussen confessionele partijen en nietconfessionele partijen vrezen we de uitslag niet. Omdat de Partij van de Arbeid het electoraat een vaste koers kan garanderen en de confessionele partijen zich naar hun vleugels hebben te richten bij het bepalen van een politieke gedragslijn.

Als de strijd om de doorbraak in hevigheid toeneemt kan ons dat alleen maar reden tot vreugde zijn. Omdat we er van overtuigd zijn dat het onweer van de doorbraak de vaderlandse politieke hemel zal doen opklaren en de staatkimdige atmosfeer zuiveren.

De practijk van 8 jaar doorbraakstrijd, pardon voorpostengevechten, heeft ons echter geleerd dat onze tegenstanders zich niet ontzien niet-politieke machtsmiddelen te gebruiken, mandementen, bedreigingen, kerkelijke en economische terreur.

Herhaaldelijk hebben we ondervonden, waartoe onze tegenstanders hun toevlucht nemen; en het zijn niet alleen rooms-katholieke geestelijken die hun boekje te buiten gaan. Het bisschoppelijk mandement heeft alom in den lande van zich doen spreken doch wordt er wel aandacht besteed aan de heimelijke tegenwerking die zowel rooms-katholieken als protestants-christelijke christenen ondervinden om des beginsels wille! De r.k. in het zuiden zal zich vooral economisch getroffen voelen, om van de principiële moeilijkheden waarin hij na het mandement gewikkeld is nog maar te zwijgen, de gereformeerde doorbraak-aanhanger ziet zich gepasseerd bij de candidaatstelling voor een ambtsdragersfunctie. Als doorbraak-christenen hebben we alle reden om verontrust, ontgoocheld, te zijn: omdat men de Kerk durft te misbruiken in een „voorpostenstrijd”.

D. SCHEPS