kend is wederom dat dit de beste gedichten niet zijn. Een lust tot poëtiserend beschrijven breekt dan door, waarvan volledig geldt dat het „de oude trant” is, maar waarvan tevens gezegd dient te worden, dat die trant verouderd is. Wat mij betreft had de bundel de helft dunner kunnen zijn. Dan zouden in die gezuiverde uitgave ook ontbreken de verzen, waarin de dichter al te gemakkelijk de moderne wereld typeert en afwijst. We kennen dit uit talloze zgn. christelijke teksten sedert Bilderdijk en Da Costa, het goedkope smalen op „dancings, bars en tingeltangels”, de vergelijking met het decadente Rome, enz.; het doet ons alleen zo weinig, omdat de moderne ellende niet ten diepste gepeild wordt, omdat een profetenmantel zonder profetisch vuur licht mal staat. Als ik er nog aan toevoeg dat deze bundel nu en dan aforistische kwatrijnen bevat, die hoe goed ook geformuleerd meestal niet tot zingen komen, en dus waardeerbare, maar onpoëtische berijmde spreuken blijven, dan is er vrijheid om wat rest on voorwaardelijk te prijzen.

Poëzie van ouderdom bevat deze bundel, zowel naar thema als naar vorm. Bij de vorm valt op de sobere maar juist daarom vaak treffende beeldspraak, de beheerste formulering, wars van alle effect, de gewone taal, nauw verwant aan het spreken, een zekere neiging tot abstractie en veralgemening der ervaring, de rustige golfslag der zinsmelodie. Het gevoel beweegt zich tussen heimwee en berusting, de eindstations, waar de herinnering langs vele omwegen telkens weer de ziel doet belanden. Dit alles levert een dichtkunst op, die niet opvallend en fonkelend kan heten, die geen uitersten kent en aandacht vraagt voor geringe schakeringen, maar deze poëzie van vertrouwde taal en vertrouwde beelden reikt op haar beste momenten tot een innigheid en eerlijkheid, waarbij opvallende jeugdpoëzie op den duur kil en onecht aandoet.

ONDERWEG

Door en door vroom is deze poëzie, maar ingehouden en beschroomd. De moeilijkheid daarbij is enerzijds het vroom cliché te vermijden, anderzijds niet te vervallen in een stuitende oorspronkelijkheid, die deze tere materie der uitdrukking van het geloofsleven juist niet verdraagt. Ten onrechte heeft een recensent in de NRC gesteld, dat deze vroomheid dichter staat bij de wijsheid van de Prediker dan bij een krachtig christelijk geloof.

Het is veeleer zo, dat de Prediker hier aanvaard en verstaan wordt in de christelijke heilsbeleving. En dan nog is het wezenlijke van de christelijke berusting, die noch extatisch, noch neerslachtig is getroffen. Wie Dirk Rafael Camphuyzen kent, weet ineens wat ik bedoel. Welnu, in de beste verzen van Rispen wordt deze typisch Nederlandse vroomheid hoorbaar; heel eenvoudig zo:

„Wij zoeken steeds den Vader, die ons mint en de rechtvaardiging van dit ons leven” (blz. 21)

Dit is niet in de natuur te vinden, noch in een onpersoonlijke abstractie. De Prediker leidt er maar heel gebrekkig toe in, maar het Evangelie weet ervan en de echo klinkt in zo menig kerklied uit onze gezangenbundel. Die liederen zijn niet alle even mooi, dan is de tekst, dan weer de melodie een beetje gewoon. Maar wie ze dierbaar geworden zijn en wie ze ooit neuriet op een moeilijk uur, zal begrijpen waarom ik Camphuyzen noemde en Rispens prees. Het is een proeven van de aroma der Nederlandse vroomheid.

J. G. B.

Auf der Strasse

Met een gevoel van onzekerheid zijn wij onze vacantiereis aangevangen. Een noodzakelijke verlenging van het verblijf in Duitsland als gevolg van staking door het personeel van de openbare vervoersbedrijven is niet prettig. De kranten schreven vorige week over een dreigende algemene staking in de overheidsdiensten. De staking in Hamburg is inmiddels opgeheven, maar waarom zou deze beperkt worden tot deze stad?

De organisatievorm van de openbare nutsbedrijven zowel als de organisatie van het personeel in deze bedrijven zijn zeer verschillend van die in Nederland. Laten wij ons beperken tot de vakbeweging.

Niet een besluit van de betreffende overheidsinstantie bepaalt de loonregeling voor het personeel in de openbare diensten en bedrijven, maar ’n zgn. tarief verdrag wordt gesloten tussen de gezamenlijke stads- en landsbesturen en de vakbond van het overheidspersoneel.

Men heeft regelingen per land, maar ook verdragen voor de gehele bondsrepubliek. Hamburg behoort noch bij de ene noch bij de andere wijze van verdragsluiten. Daarlom had de staking aldaar een beperkt karakter. Van de zijde van de vakbeweging heeft men aan deze staking een wijdere strekking gegeven.

Het is een waarschuwing aan het adres Ivan de diverse landsregeringen en de bondsregering. De onderhandelingen tussen de vakbond en de instanties, die voor deze regeringen optreden, duren reeds verscheidene maanden, zonder dat van werkelijke onderhandelingen over een herziening van de loonregeling sprake is.

Is een loonsverhoging niet in strijd met de gevoerde loonpolitiek? Er is geen geleide loonpolitiek in Duitsland, zoals bij ons het geval is. Niet alleen de staking en loononderhandelingen in de overheidsdiensten.

maar ook de stakingen in de Beierse metaalindustrie getuigen daarvan.

Voor het overheidspersoneel in Duitsland geldt geen stakingsverbod zoals bij ons. Maar toch stelt men hier de vraag hoe het zover kon komen, dat men de overheidsdiensten stillegt of dreigt stil te leggen. Is dit een kwestie van onverantwoordelijk optreden van de vakbeweging? De wijze waarop de vakbeweging hier functionneert is geheel anders dan wij gewend zijn. Een herziening van het tarief verdrag kan niet zonder meer tussen werkgeversen werknemersorganisaties worden tot stand gebracht.

De statuten van de vakorganisatie schrijven voor dat over de aangeboden loonsverhoging een geheime schriftelijke stemming onder de betrokken leden moet plaatsvinden afgezien van de vraag of de vakorganisatie zich inmiddels met de loonherziening accoord heeft verklaard. Is er geen meerderheid voor het voorstel tot herziening van de loonregeling, dan moet opnieuw gestemd worden, maar dan over de vraag of de actie desnoods door middel van staking moet worden doorgezet.

De vakbeweging verzorgt de organisatie van de stemming, welke in de bedrijven plaatsvindt en geeft voorlichting aan de arbeiders. Bij de stemming, welke dezer dagen onder het 700.000 leden tellende verbond van overheidspersoneel is gehouden, heeft het bestuur van deze organisatie geen advies gegeven omtrent de vraag of de leden met het voorstel tot hérziening der lonen accoord moesten gaan. Men zou zo zeggen, dat is de echte democratie.

De vraag rijst evenwel, wie in deze „democratie” de verantwoordelijkheid draagt. Is dat de man in de fabriek of op Vervolg op pag. 6