BIJBEL BIJBELVERSPREIDING BIJBELLEZEN

Waarschijnlijk heeft het feit, dat ook in ons land herdacht is: „150 jaar Wereldbijbelverspreiding” er het moderamen van de generale synode der Ned. Herv. Kerk mede toe gebracht, om in het a.s. najaar een actie te ontwikkelen, getiteld „De grote trek”, die ten doel zal hebben om op verschillende wijzen concreet te maken, hoe de bijbel moet worden verstaan, hoe hij wordt misverstaan en welke hulp hij ons biedt in de uiteenlopende levenssituaties, waarin wij verkeren. Dat zal gebeuren langs velerlei wegen. Door bijbelstudie in de gemeente, door onderricht van kansel en ter catechisatie, door audio-visuele huipmiddelen en allerhand ander materiaal.

Op de „Bijbeldag”, die in Juni te Den Haag werd gehouden ter viering van bovenvermeld feit, zijn wij uit de aard der zaak geconfronteerd met de enorme vlucht, die de bijbelverspreiding, vooral de laatste 150 jaar, in de wereld genomen heeft. De bijbel is en blijft dat is een gemeenplaats, doch het is waar in vele landen een best-seller. Wij hoorden getallen van miljarden verspreide bijbels in de wereld en van miljoenen in ons land. Maar wij hoorden ook waarschuwende stemmen. Dr. Harrenstein zei: Wij hebben ook schuld: nog te weinigen zijn met de bijbel bereikt; 'wij, wie de bijbel de levensbron bij uitstek is, zijn vaak te laks en te lauw geweest in het bereiken en benaderen van de ander. En ook op andere punten in het programma van die dag kon men horen: bijbels verspreiden en goed en goedkoop leveren, is een voortreffelijke taak, maar zonder de bijbel te leren lezen, heeft het geen of weinig zin. Er moet méér gebeuren. En dat meerdere is niet zozeer de taak der bijbelgenootschappen als wel van de kerken. In het weekblad van de Ned. Protestanten Bond heeft ook prof. Beek hierop gewezen: „Velen vergeten, dat het aanleren van bijbellezen even moeilijk is als het zich eigen maken van een vreemde taal. Niemand denkt erover om na een paar lessen Italiaans de Goddelijke Comedie van Dante ter hand te nemen. Dit nu is de zin van catechisatie, bijbelcursus en ten dele ook van de preek op Zondagmorgen, dat wij in het bijbellezen getraind worden.”

Er zijn nog altijd mensen en insteliingen, die menen, dat alleen het uitreiken van de bijbel „alles” doet. Alles wil dan zeggen:

de persoonlijke bekering tot en het geloof in de God-van-de-Bijbel. Ook de kerken maken zich aan deze valse vooronderstelling schuldig. Zij reiken bij vele gelegenheden bijbels uit als „het geschenk voor het leven op een gedenkwaardige dag”, aan mensen met wie zij nooit over de bijbel gesproken hebben en van velen van wie zij zelf weten, dat zij niets van de bijbel weten en begrijpen. Tal van goedgemeende adviezen aan bruidsparen, „dat dit nu het boek is, dat elke dag in uw huis opengeslagen moet worden”, hebben geen zin, als er niet aan vooraf gegaan is, wat bijv. prof. Beek stelt. Dit alles heeft tot gevolg gehad, dat de bijbel wel het meest verspreide boek is, maar tegelijkertijd ook het minst gelezene en het slechts verstane. Wanneer bepaalde kringen in Amerika wereldkundig maken, dat zij bijbels aan ballons neerlaten achter het ijzeren gordijn in Europa, is dat alleen maar lachwekkend of zielig, maar veel resultaat zal het niet hebben. Het kon zelfs wel eens tot een nieuwe schuld leiden, als op deze 'Wijze de Heilige Geest wordt gecommandeerd of het testimonium spiritus sancti aldus ernstig wordt overschat, te veel en te uitsluitend in het menselijk vlak wordt getrokken.

Op zich zelf is het overigens goed, dat de Hervormde Kerk een actie gaat ontwikkelen om in eigen midden de bijbel meer en beter tot een gelezen en verstaan boek te maken. Er is alles vóór, nu naar onze stellige overtuiging, een zeer groot deel van de gemeente in feite óók met de bijbel geen

raad weet, er thuis steeds minder in leest (met het gezin bijvoorbeeld) en het, als een soort van heilig missaal, bewaart voor de kerkgang op Zondag. Om, dikwijls, dan een preek te horen over één tekst, die vaak als blikvanger wordt gebruikt, zonder dat iemand der kerkgangers de moeite neemt daarna de tekst in zijn verband over te lezen en op deze wijze iets van de bijbel te weten te komen. Wanneer men op dit punt eens ging onderzoeken zou men tot wonderlijke en ontstellende conclusies moeten komen. Vandaar dan wellicht ook die „grote trek”.

Een actie als deze blijft echter in de eigen kring hangen, wanneer zij niet tevens de mogelijkheden bijna zouden wij zeggen: de opleiding biedt, dat degenen, die dan iets, veel misschien, van de bijbel hebben verstaan en van het bijbellezen hebben geleerd, het vermogen meekrijgen om zelf anderen, die niets weten, daarin te betrekken en te bereiken.

Tot dit laatste richten zich natuurlijk ook allerlei uitgaven, die met de bijbel verband houden: wegwijzers door de bijbel en hoe zij verder maar heten mogen. Maar ook dezen, zo menen wij, blijven toch altijd nog goeddeels binnen de kringen, die in elk geval iets van de bijbel weten of uit zich zelf naar zijn inhoud en bedoeling op zoek zijn.

Er is een tijd geweest, dat het niet ging om kennis, maar om vroomheid. Met die kennis bedoelen -wij niet geslachtsregisters uit het Oude Testament, getallen en jaartallen,,'Oud-laraëlietischekoningen-op-eenrijtje en wat al niet vroeger, en ook thans nog wel, wordt ingestampt op dezelfde wijze als de graven van het Hollandse Huis. Prof. Beek heeft het in zijn hier aangeduid artikel over de „kennis Gods”. Dat is die kennis, die ons vergezelt als het geheim en de zin van ons leven. En daarnaar zijn miljoenen op zoek, in ongeduld en spanning, op zoek naar vertroosting en uitzicht. Wie schrijft nu de les, die binnen de kerken die zoekenden raakt en onderricht en tegelijk buiten de kerken geleerd kan worden? Want, binnen als buiten zijn er de ongetelde zoekenden, die met die ene tekst van de Zondagmorgen niet meer uitkomen in een wereld en een bestaan, dat hen per uur méér verwart. N. G. J. VAN SCHOUWENBURG

De betekenis van de UNO

De algemene vergadering der Verenigde Naties vindt thans weer plaats. Aan deze bijeenkomst is een langdurig gevecht voorafgegaan, ni. over de candidatuur voor het voorzitterschap. De strijd ging tussen prins Wan van Thailand en mr. Van Kleffens. Een en ander is een nogai onfrisse beweging geworden.

Oorspronkelijk was het de bedoeling, dat de heer Van Kleffens voor deze functie in aanmerking zou komen, maar toen prins Wan door enige Aziatisch-Arabische staten naar voren werd geschoven, werd plotseling bekendgemaakt dat ook de Verenigde Sta-

ten zijn candidatuur zouden steunen. Vervolgens ging prins Wan op sollicitatiereis, hetgeen al wel heel vreemd is als men bedenkt, dat er officieel nooit candidaten voor deze functie gesteld worden. Het is duidelijk dat de Verenigde Staten op deze wijze een gebaar hebben willen maken naar de smaak van de Amerika-getrouwe Aziatische en Arabische landen. Wij kunnen ons echter niet aan de indruk onttrekken, dat het bij voorbaat mislukt was. Prins Wan is nu eenmaal niet het voorbeeld van de goede onafhankelijke Aziaat.

Hoe het ook zij, toen ten slotte bleek dat