Confessionele misverstanden

Het is te verwachten, dat bij onze eerstvolgende Kamerverkiezingen een felle politieke strijd zal ontbranden. Eveneens is waarschijnlijk, dat de doorbraak het grote geschilpunt zal worden. Het vooruitzicht is weinig aanlokkelijk. Want een teer onderwerp wordt daarmede voorwerp van politieke hartstochten. Maar het mandement is nu eenmaal een steen in onze politieke vijver, welke nog lang hoge golven zal nalaten. En bij de AR, bijv. het dagblad Trouw, begint zich tegen de doorbraak een verbetenheid te ontwikkelen, die wellicht mede moet worden verklaard uit de organisatorische matheid, het gebrek aan perspectief en het ontbreken van een duidelijk toekomstbeeld, welke in die partij vallen op te merken.

Zie ik wel, dan zijn het vooral drie punten, waarover bij hen, die de confessionele partijen stemmen, veel misverstand bestaat. En daarom zal het voor ons allen een belangrijke taak zijn om met name op die punten de nodige helderheid onder ons volk te brengen.

Karakter van de PvdA

In de eerste plaats wekken onze politieke tegenstanders nog steeds de indruk, dat het christelijk geloof bij de PvdA niet veilig is. Het verste gaan daarbij zij, die zich niet ontzien de PvdA een humanistisch stempel op te drukken. En dat terwijl bekend is, dat van de ca. 120.000 leden van de PvdA slechts een minimale fractie lid is van het Humanistisch Verbond. Bovendien behoren van de PvdA-leden in de gemeenteraden thans 301 tot de Protestants Christelijke Werkgemeenschap. Een duidelijk bewijs, dat het humanisme niet overheerst.

Overigens zullen zij, die het humanisme als de baarlijke duivel beschouwen, goed doen zich te herinneren, dat dat humanisme voor de ontplooiing der persoonlijkheid, de ontwikkeling der massa en de verspreiding der nationale cultuur heel veel heeft gedaan. Terreinen, die helaas door de christenheid bedenkelijk zijn verwaarloosd. Om het karakter van de PvdA duidelijk te maken, zullen wij in alle toonaarden moeten herhalen, dat de PvdA geen geloofsgemeenschap is als de kerk, maar personen van verschillende levensovertuiging op een socialistisch program samenbrengt.

Evenmin mogen wij ons laten welgevallen, dat daaruit zou blijken, dat de PvdA neutraal is. Een neutraal mens onthoudt zich; hij is passief tegenover iedere levensovertuiging. Aldus geenszins de PvdA. Zij erkent het goed recht van een levensovertuiging in de partij en verwacht zelfs van ons, dat wij aangeven, waarom wij juist op grond van onze levensovertuiging het

socialistische programma onderschrijven.

De strijd tegen het ongeloof

Ik noem een tweede misverstand, dat wij bij onze geloofsgenoten, maar politieke tegenstanders, in de komende tijden telkens weer zullen tegenkomen. Zij zeggen: „er is een toenemend ongeloof, de confessionele partijen werpen daartegen een dam op, maar de PvdA werkt dit ongeloof in de hand.”

Ik meen dat de omgekeerde redenering eerder juist is. Ik ontken niet, dat de confessionele partijen een zekere bewarende invloed uitoefenen op hen, die daartoe behoren. Alleen mag daarbij niet worden voorbijgezien het grote gevaar van het zo knusjes met elkaar eens zijn. Maar tegenover hen, die niet tot die confessionele partijen behoren, werkt de identificatie van christelijke politiek met christendom en Kerk, Bijbel en Evangelie, afschrikwekkend. Zij werkt de suggestie in de hand, dat het Evangelie van Jezus Christus en machtspolitiek met elkaar verbonden zijn. De vele fouten in de christelijke politiek worden op naam van het geloof gesteld. Ziedaar, een van de redenen, waardoor een buitenstaander zich van het geloof kan afsluiten. Hij komt op deze manier met hem, die tot een confessionele partij behoort, zelfs niet tot een behoorlijk gesprek. Er is geen mogelijkheid meer van een werkelijke ontmoeting.

Hier kan alleen verandering komen, wanneer de christenen uit hun isolement stappen. Zij moeten vol missionnaire gezindheid midden in de wereld staan. Zij moeten in de maatschappij, ook met personen van andere levensovertuiging, aanpakken, waar nood wordt geleden en onrecht moet worden hersteld. Wanneer de christenen uit de confessionele partijen dit nalaten, dan zullen zij de kloof tussen hen en de buitenstaanders steeds meer verdiepen! En dan zijn niet wij, maar zij het, die een onvoldoende oog hebben voor een van de oorzaken van het toenemend ongeloof.

De keuze van een christen

Hiermede heb ik ook reeds het een en ander gezegd over het derde argument, dat bij de strijd tegen de doorbraak een grote rol speelt.

Van AR- en CH-zijde wordt steeds gezegd: „een christen moet natuurlijk kiezen voor een christelijk-politieke partij; daarmede toont hij een gelovige te zijn.” Ik heb op verkiezingsvergaderingen dikwijls gemerkt, dat deze redenering vooral eenvoudige mensen toespreekt. Wij zullen daartegenover moeten duidelijk maken, dat er in de niet-confessionele partijen een veel grotere mogelijkheid is om aan buiten-

staanders iets van zijn christelijk geloof te laten zien dan in de confessionele partijen. Weliswaar is dat onder niet-geloofsgenoten moeilijker. Want dan komt het aan op een eigen visie, op een persoonlijk geloof. Maar alleen daarvan kan een intense kracht uitgaan!

Het laat zich meer en meer aanzien, dat de confessionele partijen zullen teruglopen. Zij hebben in de 19e en in het begin van de 20ste eeuw een historische taak vervuld in een strijd voor emancipatie der gelovigen, die door de liberalen, „het denkend deel der natie”, geestelijk werden onderdrukt. Maar die emancipatiestrijd is volstreden.

Het is daarom een ongerijmdheid te beweren, zoals dr. Bruins Slot heeft gezegd, dat het wegvallen der confessionele partijen ons zou terugbrengen tot de liberale periode der 19e eeuw vóór Groen van Prinsterer. De geschiedenis keert niet op haar schreden terug. Er is thans een volkomen andere geestelijke situatie dan destijds. De christenen kunnen tegenwoordig in Nederland overal, in gemeenteraad en Staten-Generaal, in school en bedrijfsleven, in wetenschap en kunst, of waar dan ook, hun woord doen horen. Politieke machtsorganisaties, die zo gemakkelijk het Geloof schade doen, zijn daarvoor niet meer nodig.

Zou de liberale periode terugkeren, dan zou dat eerder een gevolg zijn van de houding van dat deel der christenheid, dat veel te lang heeft vastgehouden aan steeds meer verouderende partijen met steeds meer verschralende politieke programma’s en dat daardoor haar taak in het grote volksleven onvoldoende heeft verstaan.

Solidariteit

Op de vergadering waar dr. Bruins Slot sprak, voerde ook prof. Schippers het woord. Gelukkig liet hij, ook tegenstander van de doorbraak, toch een ander geluid horen dan dr. Bruins Slot. Daarom is het zo verdrietig in zijn pas verschenen publicatie over „De Gereformeerde Zede” toch ook weer een begripsverwarring aan te treffen. In dit sympathiek geschreven boekwerk komt een passage voor over „De organisatorische antithese en de solidariteit met de wereld” (pag. 190-192). Wat mij nu zo getroffen heeft is, dat de eigen christelijke organisaties hier worden gezien als een uiting van solidariteit met de wereld.

Onze solidariteit met de wereld heeft Paulus duidelijk uitgedrukt in de brief aan de Romeinen (3:23 en 24) „Want allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods en worden om niet gerechtvaardigd uit zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus.” De wereld is Gods wereld en daarom voelen wij ons met haar verbonden.

Maar een christelijk-politieke partij scheidt zich welbewust van die wereld af. Er is geen solidariteit, maar isolement. Zeker, de christelijk-politieke partij hedoelt wel vanuit dit isolement ook een apostolaire taak te vervullen. Maar wie het geestelijk leven in Nederland rustig gadeslaat, zal moeten erkennen, dat vanuit de christelijke partijen weinig missionnaire kracht meer uitgaat. Het elan is eruit. Men is al tevreden, wanneer de bestaande posities behouden blijven.

Het is te hopen, dat velen in die partijen tijdig hun standpunt zullen herzien. Om werkelijk solidair te zijn met de wereld en niet met een politieke organisatie. Om dan, als instrument in Gods hand, in die wereld iets te laten zien van de regenererende krachten, die het christelijk geloof in de maatschappij in beweging kan brengen.

A. A. VAN RHIJN