Twee hectaren grond

Wanneer ik de lezers van Tijd en Taak opwek om, zo ze daartoe in de gelegenheid zijn, de film „Do Bigha Zanin” (Twee hectaren grond) te gaan zien, doe ik d5,t niet, omdat ik haar zo’n groot kunstwerk vind. Op het internationaal filmfestival te Cannes (1954) is de film bekroond met een internationale prijs. Ik vermoed, dat onze filmcriticus Wielek niet tot de jury heeft behoord. Er zitten heel wat zwakke plekken in deze film en vooral aan het eind spelen zich gebeurtenissen af, die allesbehalve geloofwaardig en overtuigend zijn, gebeurtenissen, die men dramatisch zou kunnen noemen, indien men ten minste tevoren heeft vastgesteld, dat dramatisch en drakerig synoniemen zijn. Aan het einde ligt het er veel te dik op. En toch heeft deze film mij geboeid en ik hoop van heler harte, dat velen haar.zullen gaan zien.

Laat ik de inhoud van dit product der Indische filmindustrie kort weergeven. De arme boer Shamboe uit Bengalen leeft gelukkig met zijn vrouw Paro en zijn zoontje Kanaya op de twee hectaren grond, die al sinds vele jaren het enige familiebezit zijn. Twee jaar droogte hebben de familie welhaast geruïneerd. Bij de landheer, aan wie vrijwel al het land in de omtrek toebehoort, staat Shamboe zwaar in de schuld. Deze landheer wil hem dwingen, hem zijn grond te verkopen. Op het terrein van Shamboe moet een fabriek verrijzen. Shamboe weigert. De landheer zorgt ervoor, dat hij voor de rechtbank veroordeeld wordt tot betaling van zijn schuld binnen drie maanden. Is hij daartoe niet in staat, dan zullen de twee hectaren grond met zijn boerderijtje publiek verkocht worden. Het gaat om een schuld van 235 roepia’s, een kleine tweehonderd gulden, maar Shamboe heeft nog nooit in zijn leven 50 roepia’s bij elkaar gezien.

Shamboe gaat naar Calcutta. Hij wil proberen daar met hard werken het bedrag van 235 roepia's bijeen te brengen. Met Kanaya, die hem stiekem gevolgd is, gaat Shamboe verloren in de enorme stad. Kanaya wordt schoenpoetsertje en Shamboe bedient een riksja. Telkens worden er roepia’s weggelegd, maar ze halen het niet. Een ongeluk op straat maakt het Shamboe bovendien onmogelijk verder te werken. Dan volgen de gebeurtenissen, over welke ik al iets zei en die het zwakste gedeelte van de film uitmaken. Paro komt naar Calcutta. Maar het slot is, dat ze met z’n drieën terugkeren naar hun twee hectaren grond, die echter verkocht zijn, omdat Shamboe zijn schuld niet op tijd betaald heeft. Het stuk grond is met prikkeldraad afgezet en arbeiders zijn aan het graven, om de fundering voor de fabriek te leggen. Shamboe wil nog een handvol aarde van de grond, die hem zo dierbaar was, meenemen, maar een opzichter denkt, dat hij kwaad wil, en jaagt hem weg. Geruïneerd en geslagen verlaat het drietal het stukje grond, dat eenmaal hun leven was. Wij zien hen in de verte verdwijnen, een onzekere toekomst tegemoet.

De film tracht de problemen van het tegenwoordige India aanschouwelijk te maken: de afschuwelijke tegenstelling tussen mateloze rijkdom en even mateloze

armoe, de verschrikking van de millioenenstad Calcutta, moderner dan de meest moderne en tegelijkertijd achterlijker dan de meest achterlijke stad hier in het Westen, de onvermijdelijke industrialisatie, die het bestaan van duizenden ontwortelt, de ongelofelijke hardheid van een bevoorrechte klasse, die zo nodig over lijken gaat.

Ik kan niet beoordelen, of de film inderdaad in staat is, om al deze welhaast onoplosbare problemen van India aan hen, die dit land niet uit eigen aanschouwing kennen, aanschouwelijk te maken in hun schrijnende realiteit, maar ik ben er wel van overtuigd, dat deze film hun dit India met zijn maatschappelijke nood, de nood, van de achtergebleven gebieden, naderbij zal brengen. En ik geloof zeker, dat wij dit nodig hebben. Het beeld is in dit opzicht tot meer in staat dan het woord. Niemand zal deze film voor zijn plezier zien. De levensgeschiedenis van Shamboe, Faro en Kanaya, de levensgeschiedenis van duizenden mannen, vrouwen en kinderen van India, is een troosteloze geschiedenis. De af – loop is alleen maar triest... niets dan

ellende. De wijze waarop de film die afloop uitbeeldt en de muziek deze uitbeelding begeleidt, is aangrijpend. Ik kan mij niet voorstellen, dat dit slot van de film niet door allen, die haar zien, zal beleefd worden als een aanklacht tegen een harteloze en onmenselijke maatschappij, een aanklacht, die tegelijkertijd een oproep is, gericht tot allen, die aan de kant van de bebevoorrechten staan en staan wij in het Westen niet allen aan de kant van de bevoorrechten? om hun verantwoordelijkheid voor meer dan de helft van de wereld, die armoe en gebrek lijdt, te leren beseffen.

Er wordt in India heel wat gedaan, om de verworpenen der aarde uit hun armoe op te heffen. Gandhi is ermee begonnen en Nehroe zet, zij het in een andere vorm, het werk van Gandhi voort. De volgelingen van Gandhi zijn hard aan het werk en de socialisten staan naast hen. En Vinoba Bhave trekt heel India rond, om aan de verschrikking van het grootgrondbezit een einde te maken. Maar zonder de hulp van het Westen redt India het niet.

De film „Twee hectaren grond”, die met al zijn tekorten toch een boeiende en menselijke film is, moge velen de ogen openen voor de grote verantwoordelijkheid, die het Westen voor het Oosten heeft, een verantwoordelijkheid, die niet opgaat in een negatieve afweer van het communisme, maar die voor alles bestaat in de roeping, om het communisme op positieve wijze te overwinnen door het zijn voedingsbodem, de armoe en het gebrek van millioenen, te ontnemen. J. J. BUSKES JR

Sectie drie

Ditmaal gaat het mij er alleen maar om in eigen woorden weer te geven wat de resultaten zijn van de studies en besprekingen van de derde sectie van de Evanstonse Assembly van de Wereldraad van Kerken. Men heeft van het definitieve rapport een uittreksel uit de kranten gekregen. Een tè beknopt uittreksel uiteraard. Het stuk is het waard eerst gekend te worden. Daarna zal een bespreking nodig zijn.

Het stuk ligt in Engelse uitgave voor me. Het telt 5000 woorden en draagt als titel; „De verantwoordelijke maatschappij in de gehele wereld” („in a world perspective”). Het is verdeeld in 36 paragrafen en behandelt, na een inleiding, ten eerste de betekenis van de verantwoordelijke maatschappij, vervolgens de Kerk in de spanning tussen communisme en niet-communisme en ten slotte de problemen in de economisch onderontwikkelde gebieden. Een korte conclusie sluit het stuk af.

Inleiding Christelijke sociale verantwoordelijkheid is gegrond in de machtige daden Gods, die is geopenbaard in Jezus Christus. Hij is de Schepper. Hij handelt. Het centrum van de wereldgeschiedenis is Jezus Christus, in Wie God de geschiedenis beslissend binnentreedt om te oordelen en te vergeven. Met beloften en geboden komt God de mens tegemoet. Hij vraagt ons te erkennen, dat in ieder mens Christus zelf tot ons komt om onze dienst te vragen. Het handelen van de mens tegenover de medemens is een antwoord op Gods liefde in Christus. De mens handelt en verkeert in groepen (gezin, volk, enz.). Christus geeft de richtlijnen voor de dienst van mensen, die ge-

roepen zijn te zoeken naar een beter sociaal en politiek leven zonder ooit een afgod te maken van enige sociale figuur. De christen zal daarbij geen technisch antwoord en geen bijzondere oplossing geven, die staatslieden en deskundigen niet reeds vonden. Hij geeft wel nieuwe inzichten in onze dilemma’s en wijst wegen om er bovenuit te komen.

1. De betekenis van de verantwoordelijke maatschappij „Verantwoordelijke maatschappij” is niet een nieuw sociaal en politiek systeem, maar de norm, waarmee wij alle bestaande sociale ordeningen beoordelen.

Een verantwoordelijke maatschappij moet zowel in de kleine als in de grote verbonden bereikt worden. Het meest fundamentele verbond is het gezin. Het getuigenis van het christelijke gezinsleven onder dit gezichtspunt is van het allergrootste belang. Ontbinding van het gezin betekent tevens ontbinding van groter groepen. Dit gezin moet echter open zijn. Familiaal egoïsme kan sociale verantwoordelijkheid hinderen. Kernen in fabrieken, vriendschappen, dorpsgemeenschap en stamgroepen beschermen menselijke verhoudingen. De christelijke gemeente moet een zichtbaar centrum van gemeenschap en een basis voor plaatselijke sociale verantwoordelijkheid zijn.

A. De structuur en de functie van de staat Aansluitend bij Oxford 1937 stelt het rapport, dat God en niet de staat de bron van de gerechtigheid is. De staat garandeert de wet, hij is niet de heer maar de dienaar van de gerechtigheid. Ware gerechtigheid is dynamisch. Haar