Canada zijn overgestoken, zonder daarbij de USA aan te doen.

Wonderlijk, dat latente leven. Bij de mens is daar niets van bekend. Maar de stamverwante zoogdieren kennen hun winterslapers (temperatuur dalend tot soms onder 10 gr. C., polsslag en ademhaling eens in de zoveel minuten, een onderhuidse vetlaag zeer langzaam interend); het koudbloedig gedierte gaat een soort verstijvingstoestand in, die echter ook kan optreden ais een zomerslaap (Australische longvissen, die in modder, levend en wel ingeblikt, tot een half jaar lang kunnen overzomeren). Wonderlijke geschiedenissen zijn er soms bij de insecten. Er zijn gaiwespjes, die, juist nu de eiken hun bladeren met galappeltjes en al af werpen, uit hun bolronde eethuisjes te voorschijn komen en gaan beginnen met eitjes te leggen in de knoppen. Worden ze daarbij door vorst overvallen, dan vriezen ze rustig in, als een barnsteen-insect soms gevangen in een gestolde druppel, om, als de zon schijnt met druppel en al te ontdooien en rustig voort te gaan met de leg.

Ars longa, Vita brevis? *) In de Schepping gaat dat besiist niet altijd op. Het leven, niet dat van de enkele individuen op zich zelf bekeken, maar het leven in al zijn verschijningsvormen is ongelofelijk taai.

Om nog even terug te komen op die paddestoelenzaaierij. De schimmeldraden, die uit de sporen ontstaan, hebben een heel speciale humus nodig, voor elke soort weer anders. Soms is daar ook een levende andere plant bij nodig. Dat kan dan een geval zijn van samenleving-tot-wederzijdsvoordeel, een s3nmbiose dus. Zoals de gele ring-boleet (een soort eekhorentjesbrood) met de larix (een winterkale naaldboom), of de vliegenzwam met de berk. ’t Schijnt wel zeker te zijn dat de zwam begint met een aanval op de zwakke wortels van de jonge boomkiemplantjes, maar de boompjes kunnen niet opgroeien als deze aanval niet komt! En ó,ls hij komt, moeten ze hun uiterste best doen deze schimmel binnen de perken te houden, hij moet afgegrendeld worden, ergens in de buitenste schorslagen van de boomworteltjes. Maar dan ontstaat voor beide ook een „leyen-op-hoger-plan”, en dat wordt door ons, die in de natuur onze vreugde willen beleven, met blijdschap begroet.

Maar pas op! Nooit kunt u er zeker van zijn, dat paddestoel en boom vreedzaam naast of liever met elkaar leven. Er zijn er die, listig als Lupardi uit Het Parool, zich jarenlang onschuldig met humus en dood hout tevreden stellen, om, zodra ze de kans krijgen, een levende boom op te eten. De bruine honingzwam is een bij alle bosbezitters zeer gevreesde in dit opzicht.

Schimmeldraden in het bos! Wat waren onze kinderen en hun neef enthousiast toen we dezer dagen in de prachtige Twickelse bossen onder de beuken en eiken voortschuifelden door voetdikke bladerlagen, en daar hele spinragvelden zwamdraden uittrokken. Nog nooit zagen we dat zo mooi.

Trouwens die twee eerste dagen in November waren daar in Twente van onovertroffen herfst-

schoonheid. Onder de gouden munten van de beuken voelden we ons als het dienstmeisje van Vrouw Holle. Telkens als de wind weer even blies, wandelden we in een gouden regen. Of was het een triomftocht in New York tussen de sky-scrapers? Maar dan een verstilde triomftocht, waarbij de ijlfijne piepgeluidjes van meesjes en goudhaantjes, afgewisseld door een enkele spotlach van de specht in zijn narrenpak, de stilte, als in een vers, accenten gaven. Tussen de coupletten dook telkens als een klein vignet, nu eens op de bodem, dan weer boven ons, op: Klein Jantje, het winterkoninkje (enfant terrible onder de vogels, met zijn schel stemmetje), of Pluimstaart met zijn angstig-nieuwsgierige kraaloogjes.

In de herfst trekt de levende natuur zich terug in haar schuilhoeken. De mens kan dat niet. Het is mijn overtuiging dat hij dat ook niet doen mag. Het voortdurend actief deelnemen aan het leven, het gezinsleven, het kerkelijk leven, het maatschappelijk leven, is zijn opdracht. Want ook de Vader werkt tot nu toe. Toch neemt dat niet weg, dat voor Jezus óók het leven van de zwammen, dat stille leven-onder-de-oppervlakte, zijn parabelbetekenis voor de mens had. Heeft Hij niet verteld over de zuurdesem (= gist!), die doorwerkte en waar het brood zijn vorm door kreeg? A. W. MOLE

*) = de kunst duurt lang, het leven kort.

Op welk altaar?

De herbewapening van Duitsland gaat beginnen. Ze is in feite reeds in volle gang, als we zien hoe de oude militaire instincten weer, na lang onderdrukt te zijn, om bevrediging hijgen.

Het is voor socialisten een moeilijk te ervaren en te verwerken historische fataliteit. En onze partijgenoten in Duitsland willen er dan ook niet aan. Ook niet figuren als Niemöller, Karl Barth, Hernemann, en vele andere bekenden uit de kerkelijke (en politieke) wereld.

Zij verkondigen, elk op hun wijze, dat deze herbewapening een misdaad is aan het Duitse volk gepleegd. Want dit volk kan het niet verdragen, zal ontsporen, zal de moeilijke weg naar de democratie niet kunnen vinden als ’t eerst hoorde; „Duits-

land zal nooit meer wapens mogen voeren,” en nu, na enkele jaren: „Duitsers zullen gewapend hun plicht mogen doen te midden van de Europese volken ter redding van... etc.”

Maar het geloof aan wapenveiligheid schijnt elke andere overweging te beletten. Voor grote dingen zal men grote offers brengen. Welvaart, hulp aan de achtergebleven gebieden, mensenlevens, zij zullen geofferd mogen worden. En het eerste offer zal het Duitse volk zijn. Zo schijnt de gedachtengang te zijn.

Het Vrije Volk wonderlijke Janusgestalte van de journalistieke berichtgeving dezer dagen openbaart zich hier dat steeds de EDG propageert, moet ook de schaduw van komende gebeurtenissen, huiveringwekkend van aard, aanwijzen.

Een aantal bijeenkomsten Van oud-SS-ers was uitgesteld „om bij ’t buitenland geen ongewenste indruk te vestigen,” en onze pg. Karl Mommer, parlementslid, kon deze vergaderingen niet belet krijgen. Evenmin als het gezang van ’t Horst Wessellied. U weet wel, dat lied van de straatmoordenaars, die Jodenbloed aan het mes willen zien.

„Lily Marleen” oefent weer een mystieke invloed uit, Afrika-korpsen worden door haar „begeistert” en clubkroegen dragen haar naam. En nu de Parijse accoorden getekend zijn, waren er nazi-bijeenkomsten in West-Berlijn (Stahlhelm, Gen. Kesselring als spreker), 1000 man gekleed in volledig uniform, alleen uit Berlijn.

Verder: Berlijn-Charlottenburg, Göttingen. Essen, Dortmund!

„Nieuwe Koers” vermeldt de namen van 6 (zes!) belangrijke mannen uit Adenauers ministerie, die min of meer belangrijke en soms walgelijke diensten aan Hitler bewezen, zoals adviezen tot het uitmoorden van de Joden, de socialisten, de „tweederangs-volken”.

Ja, Duitsland zal het eerste offer gaan worden. Want dit volk indien er ooit een volk tegen de sfeer van oorlogsaanvaarding en voorbereiding bestand is kan deze nieuwe uniformenwijding niet onbeschadigd dragen.

Wat het Vrije Volk mij vertelt klopt zo met eigen ondervinding, deze zomer. In het zo weinig militairlievende Lippe en Pyrmont, waar de „kinderlijke Duitse romantiek” bewaard s ch ij n t te zijn, maar waar een academisch gevormd partijgenoot mij vertelde, niets van de gruwelijke dingen aan ’t Oostfront te hebben gezien, niets van K.Z.-ten geweten te hebben, en hoe in de kring daar thuis de liefelijkste onschuld toch vertelde uit de mond liet vallen dat Hitler toch het volk uit grote nood had gehoipen; hoe men hen, als medicijnen gestudeerd hebbende, niet moest proberen het Hollandse standpunt in zake de rassenkwestie aannemelijk te maken. Natuurlijk was men voor socialistische democratie, tegen de nazi’s, tegen de Duitse herbewapening was men dus nog „het groene hout”, maar hoe dicht bij voelde ik het zich weer overgeven aan grootheidswaan, geprikkeld door het besef nu tweedehands burgers van Europa te zijn. Gebrandmerkt. On vol waardig.