DE VERLEGEN HOUDING

De verbreking der samenwerking tussen de vakcentralen heeft een discussie in de vakbladen veroorzaakt, waarbij het niet alleen over het mandement van de bisschoppen gaat.

Een van de redenen, welke het NVV er toe hebben gebracht de samenwerking op te zeggen, is de inhoud van de rede van de voorzitter van het CNV, de heer Ruppert, gehouden op 30 Juni ’54 ter opening van de 27e Algemene Vergadering van dit verbond.

De tekst van die rede werd door het CNV niet gepubliceerd, doch wel volledig aan het ANP verstrekt. „De Gids”, orgaan van het CNV, van 17 Juli ’54 gaf een toelichting op deze rede, welke toelichting blijkbaar nodig was om misverstanden weg te nemen.

Voordat de hoofdbesturenvergadering van het NVV besloot de samenwerking in de Raad van Vakcentralen te verbreken was er gelegenheid geweest kennis te nemen zowel van de tekst van de rede van de heer Ruppert als van de toelichting daarop door hem zelf gegeven in „De Gids”.

Sindsdien lopen er geruchten als zou het CNV bestuur van te voren niet op de hoogte zijn geweest van de inhoud van de openingsrede van de 27e Algemene Vergadering van het CNV. Voorts zouden binnen het Christelijk Vakverbond en de aangesloten organisaties meningsverschillen bestaan over de houding, welke het CNV met betrekking tot het mandement en het NVV had behoren in te nemen.

In „De Vakbeweging”, kaderblad van het NVV, van 19 October ’54 is een verslag in „Het Vrije Volk” aangehaald, waarin medegedeeld werd, dat de voorzitter van de Christelijke Landarbeidersbond in een rede te Benthuizen gezegd zou hebben, dat de breuk tussen het CNV en het NVV is veroorzaakt door de zuiver persoonlijke uitlatingen van de heer Ruppert. Een dergelijke opmerking is ook opgenomen in het blad van genoemde bond.

De redacteur van „De Vakbeweging” stelde daarbij de vraag of dit nu de individuele mening van de voorzitter van de Christelijke Landarbeidersbond is of dat dit ook de mening van het CNV-bestuur is.

„De Gids” van 20 November ’54 geeft namens het CNV-bestuur een antwoord op genoemde vraag en begint daarbij als volgt:

„Het kan gebeuren, dat een mens met zijn eigen houding verlegen zit... Hij heeft iets gezegd of gedaan soms gezegd en gedaan —, aan de juistheid waarvan hij later gaat twijfelen. Of hij heeft publiekelijk in een bepaalde zaak een conclusie getrokken, terwijl later blijkt, dat de gronden voor die conclusie niet zo stevig zijn als hij aanvankelijk meende.

En dan is Leiden in last.

Want dan moet hij kiezen tussen voortgaan op de verkeerde weg óf terugkeren.”

Wie nu denkt dat het over Ruppert gaat, die met zijn houding verlegen zit, heeft het toevallig mis. Neen het CNV (het artikel is niet ondertekend) heeft de laatste weken de indruk dat „ook bij het NVV Leiden in last is”.

Daarna wordt betoogd dat het NVV de gereglementeerde samenwerking heeft opgezegd, mede op de conclusie dat „het CNV bij monde van zijn voorzitter het NVV op niet te aanvaarden wijze heeft gediskwalificeerd,” terwijl nu blijkbaar twijfel bestaat of deze conclusie wel juist was.

Volgens „De Gids” getuigt „De Vakbeweging” van deze twijfel, omdat in het nummer van 19 Oct. de vraag gesteld wordt, welk standpunt het CNV nu eigenlijk inneemt. Deze vraag komt rijkelijk laat, eigenlijk te laat, aldus het CNV-orgaan, want die vraag had het NVV in de Raad van Vakcentralen moeten stellen vóór het de samenwerking verbrak, in plaats van wel of niet op een interpretatie van de rede van de CNV-voorzitter in de pers af te gaan.

Dan had alles misschien anders gelopen.

Blijkbaar komt het niet in het hoofd van de CNV-voorzitter op te bedenken, dat hij het NVV ging aanvallen zonder dat daarvoor reden was en zonder de kwestie in genoemde raad aan de orde te hebben gesteld.

Had het dan anders gelopen? Als het NVV niet de fout had gemaakt zomaar de samenwerking te verbreken, maar eerst in de Raad van Vakcentralen een interpretatie van het CNV had gevraagd betreffende bedoelde rede van de heer Ruppert, dan zou reeds vóór 17 Juli gebleken zijn...

Ja, wat zou dan gebleken zijn? Wat het CNV bedoelde met die rede? Neen, „dat

het NVV op de weg van een verkeerd beleid dreigde te raken. Maar men maakte die fout wel én men gaat er (tegen beter weten in?) mee door, en ten gevolge daarvan blijft de verantwoordelijkheid voor de verbreking van de gereglementeerde samenwerking geheel voor rekening van het NVV.”

En zoals een mens met zijn eigen houding verlegen kan zitten, hetgeen thans voor het NVV geldt, getuige de vraag in „De Vakbeweging”, meent het CNV thans de vraag beantwoord te hebben, in die zin dat het CNV-bestuur de rede van Ruppert voor zijn rekening neemt, voor zover dit bestuur daaraan een interpretatie geeft.

Wat deze interpretatie inhoudt wordt niet medegedeeld, maar duidelijk is althans dat als het NW maar zo verstandig (of onhandig?) was geweest deze kwestie eerst in de Raad aan de orde te stellen het CNV „het verkeerde beleid van het NVV” wel op de goede weg had geholpen.

Van verlegenheid gesproken!

Wie nu het artikel in „De Gids” van 20 Nov. nog eens doorleest, zal tot de conclusie komen, dat de voorlichting van het CNV zonder meer misleidend is. Verzwegen wordt namelijk, dat de „twijfel” bij het NVV is opgekomen, als gevolg van het persbericht over de rede van de voorzitter van de Christelijke Landarbeidersbond. Op de vraag of de mening van deze voorzitter ook de mening van het CNV-bestuur is, wordt derhalve niet ingegaan.

Nu is door Ruppert enige malen critiek geleverd op de voorlichting van het „socialistische” (waarmee hij bedoelt „onchristelijke”) dagblad „Het Vrije Volk”. Wij gaan daarop niet in. De vraag rijst evenwel, mag een organisatie, welke de „christelijke beginselen ontleend aan de Heilige Schrift” als grondslag aanvaardt een dergelijke verkeerde voorstelling van zaken geven?

Hoe zullen vele kerkelijke en buitenkerkelijke arbeiders een dergelijke voorlichting opvatten? Als dat nu christelijk is, zo zullen zij redeneren, dan weten wij het wel weer. Op deze wijze is de onkerkelijkheid in het verleden door „christelijke organisaties” meer bevorderd dan waartoe de

„socialistische” organisaties in staat zijn te doen.

In hetzelfde nummer van „De Gids” wordt medegedeeld, dat het CNV nog eens zijn opvattingen over de verbreking door het NW van de gereglementeerde samenwerking tussen de vakcentralen in een brochure zal uiteenzetten. Den Haag. J. VAN DER PLOEG.

Geen desertie

Bij de jaarwisseling komen er een aantal bedankjes op „Tijd en Taak” binnen. Meestal is de reden: bezuiniging. Men moet ons niet kwalijk nemen, als wij dat niec altijd geloven. Vooral nu niet na de zes procent.

Maar soms geloven wij het wél. Er zijn mensen, ouderen vooral, die het moeilijk hebben. Wij willen zo graag, dat zij tot onze vriendenkring blijven behoren. Daarom vragen wij aan de anderen: Stuur wat méér. Als u een bedrag boven uw abonnementsgeld overschrijft aan De Arbeiderspers, Amsterdam, giro 21876 en DAAR ALLEEN op dan wilt u er wel bij vermelden, dat u het meerdere

bestemd jiebt voor de verspreiding van T. en T. Wij helpen trouwe vrienden. Maar ook gevangenen, ook kampbewoners, ook sanatorium- en ziekenhuispatiënten.

Tot hen, die overwegen hun abonnement op te zeggen, dit: Géén desertie alstublieft. De prijs van het blad is laag.

De zaak, waar het ons om gaat, is zéér belangrijk. Er is géén weekblad, dat zo lange jaren zo intens zich heeft beziggehouden met de vragen van socialisme, godsdienst, cultuur.

Daarom vragen wij: bedenkt u wel tienmaal, voor u onze kring verlaat. Waar noodzaak is om te bezuinigen, wel, met elkaar dragen wij Wij rekenen op allen. REBACTIE