Vredes-oproep van de Tsjechoslowaakse protestantse kerken

Als afzonderlijk nummer van de maandelijks verschijnende nieuwsberichten van de In bovenstaande titel genoemde kerken verscheen dezer dagen een brief, welke door deze kerken gericht Is aan de Duitse protestantse kerken zowel als aan de gehele protestantse wereld. En het Is direct duidelijk dat deze brief over niets anders gaat en over niets anders gaan kan dan over de herbewapening van Duitsland. Dat Is geen wonder, want er zijn nauwelijks christenen te vinden die er niet mee zitten en er zijn ook maar weinig kerken voor wie het geen vraagstuk Is. Het Is een uitermate eigenaardige zaak, die zeker waard Is ons onrustig te houden, omdat er veel op het spel staat. Voor de gewone mens Is het al wel heel lastig om de werkelijke kern van de kwestie te begrijpen, maar voor leder Is het nochtans duidelijk: rechtlijnig Is het geval niet.

Het Is dan ook geen wonder dat de socialistische wereld verdeeld Is, omdat bij alle Internationale uitwisseling van gedachten de Duitse socialisten bijv. In elk geval... Duitsers blijven en derhalve blijven denken over hereniging van hun verdeelde land. En het Is begrijpelijk dat zij vrezen dat herbewapening van West-Dultsland voeren kan tot een broederoorlog, te meer waar telkens weer blijkt hoe de ondergedoken nazi’s bovenkomen en maar al te graag de nederlaag van 1945 gewroken willen hebben. Dat deze nazi’s nog altijd teren op de vijandschap tegen het bolsjewisme mag ook niet al te veel verwondering wekken; het Is hun zó terdege Ingegoten, dat zij moeilijk anders meer kunnen denken. Daarmede wil vanzelfsprekend niet gezegd zijn dat dit begrijpelijke ook te billijken Is, maar we hebben met dit feit rekening te houden.

Geen wonder dan ook dat in de brief van de Tsjoslowaakse kerken daarop gezinspeeld wordt. Terecht Is daarin sprake van degenen „die slch nach elner blutlgen Vergeltung für die deutsche Nlederlage und nationale Katastrophe vom Jahre 1945 sehnen”. En evenzo terecht Is de opmerking dat „der Friede auf der Welt un-

tellbar” Is. En zo zouden er uit deze merkwaardige brief nog meer aanhalingen te maken zijn, die ledereen zal bijvallen. Ik moge nog één lang citaat geven:

„Alle unsere Gebete um den Frieden waren Inhaltsleer und lügnerisch, wenn wlr unsererselts für den Frieden nicht alles taten, was In unsern Kraften steht. Das allererste Ist, dass wlr In unsern Famlllen, Gemelnden imd Klrchen, auf unsern Arbeltsstatten und unter dem Volk Menschenherzen für den Frledensgedanken und freundschaftllche Verstandlgung zwlschen den Vólkern gewinnen, dass wlr opferfreudlg und tapfer gegen jede Kriegspsychose, jede hasserfüllte Anfelndung und jeden unverantwortllchen Fatallsmus bekampfen, der den Krleg für elne verhangnisvolle Notwendlgkelt der Entwlcklung der Welt halt.”

Zonder ook maar In het minst lets te willen afdoen van de ernst van deze brief, moge Ik nog opmerken dat natuurlijk ook telkens sprake Is van „Broeders In Christus” en van „christenen” en dat de brief eindigt met de tekst uit 1 Thessalonlcensen 5 : 23: „En Hij, de God des vredes, heilige u geheel en al, en geheel uw geest ziel en lichaam moge bij de komst van onzen Here Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te zijn.”

Wij zullen het nu maar niet hebben over het feit dat het woord vrede In de aangehaalde tekst wel erg mager gevuld wordt als men er alleen de vrede tussen de volken onder verstaan; en evenmin willen we veel toegeven aan de gedachte die even opkomt dat het gebruik van zo’n tekst niet helemaal elegant genoemd kan worden.

Maar wel hebben we sterke neiging om te vragen of de kerken van Tsjechoslowaklje zelf doen wat zij hun Duitse broeders In herinnering brengen, nl. dat er In Bvanston Is afgesproken te trachten Invloed uit te oefenen op de eigen staatslieden, opdat deze gezamenlijk naar een vreedzame oplossing van de Internationale vragen zoeken.

Het Is nl. daarom zo’n merkwaardige brief omdat er over Oost-Dultsland hele-

maal gezwegen wordt. Wel is er sprake van „een gedeeld Duitsland”, (dat dan uitgangspunt zou zijn, zo wordt gesteld, voor de noodzaak van de remilitarisering) en van een „broederoorlog”, maar met geen woord wordt ervan gerept dat er dan toch ook een Oost-Duitsland is en... dat er In dat deel van Duitsland een sterk bewapend politie-leger is! Er wordt herinnerd aan de afspraken aan het einde van de oorlog om Duitsland van zijn militaire traditie te bevrijden en het te maken tot een steunpunt voor het vreedzaam samenleven der volken in Europa en in de wereld. Maar met geen enkel woord wordt er zelfs maar heengewezen naar de omstandigheid dat Oost-Duitsland een staat is, die binnen korte tijd militair paraat gemaakt kan worden. Wel wordt nadrukkelijk gezegd, dat het nodig is ~dat niet alleen mensen van goeden wille, maar vooral de christenen alles doen om de remilitarisering van West-Duitsland te verhinderen, die tot een nieuwe oorlog zou kunnen voeren!”

Het is zeer goed mogelijk, dat met de „ernstige bemoeiingen van de staatslieden die onderhandelen over een vreedzame oplossing van het Duitse vraagstuk” ook bedoeld zijn de pogingen van de Westerse politici. Maar er is meer aanleiding om, gezien de gehele trant van de brief, te denken aan de Russische onderhandelaars. En dan mag de vraag toch wel gesteld worden: zijn de leidslieden van de Tsjechoslowaakse kerken dan zó verblind, dat zij alle schuld voor de huidige situatie alleen willen leggen op het Westen?

En voor de zoéven voorgestane uitleg is zeker aanleiding als we dan in de op één na laatste zin van deze brief lezen (en Ik wil nog één keer letterlijk citeren): „Unseres Krachtens verdient die Regierung, die diesem Appell kein Gehör schenkt und den christllchen Namen als Deckmantel ihrer eigenen unchristlichen und kriegerischen Ziele mlssbraucht, den Namen einer „christllchen Regierung” nicht. Auch auf verantwortliche Staatsmanner bezieht sich das Gebot Christi über den Frieden.”

Wij zijn er ten volle van overtuigd dat de Tsjechoslowaakse kerken en hun leiders het allesbehalve gemakkelijk hebben. Maar of het nu wel recht en billijk is zo’n scherp-snijdend oordeel uit te spreken, waarvan de tegenkant toch is dat de nietchristelijke regeringen achter het ijzeren gordijn wel „christelijk” zijn, mag toch met enig recht gevraagd worden.

Natuurlijk: met de schrijvers van deze brief zijn wij ook verontrust over de internationale toestand en wij huiveren evenzeer als zij voor de onbeschrijflijke en onvoorstelbare ellende van een nieuwe wereldoorlog. Maar wij zullen er nooit aan ontkomen als zó resoluut alle schuld alleen op één partij gelegd wordt. Dan is onderhandelen onmogelijk geworden. Dan is zelfs het gesprek uitermate moeilijk.

En toch... tot het alleruiterste zal dat gesprek op gang gehouden moeten worden, ook al worden velen ook weer In deze vredes-oproep direct In de hoek van de beklaagden gezet. Mét de Tsjechoslowaakse christenen hunkeren wij ernaar dat de „gevolgen van de tweede wereldoorlog opgeheven een verenigd Duitsland In de familie der vredelievende naties” opgenomen worden. Maar... de logische gevolgtrekking daarvan Is dan niet, om alleen naar West-Dultsland te kijken! Tot dat verenigde Duitsland behoort ook Oost-Dultsland En... behoort ook de groep staatslieden die het daar voor het zeggen hebben.

Laten wij hopen dat deze vredesbrief óók daar gelezen wordt en dat daar eveneens verontrusting ontsta. AAW

Wij wensen onze lezers goede Kerstdagen en een gezegend Niemojaar,

Het volgende nummer van Tijd en Taak verschijnt

8 Januari