Naar ’t kribbeken des Heeren door nevel nacht en wind zoo komen wij ter eeren van ’t Heilig Jesukind wij komen Hem bezoeken en zijn wij schaamle liên het kindtjen in de doeken toch elk een gifte biên.

Ik geef Hem eerst van allen met kinderlijk gevoel voor Twijnen voet gevallen

mijn herte voor nen stoel mijn herte en 't zij daarbinnen Hem alles toegewijd in 't enden en beginnen zoo nu zoo te allen tijd.

Ik geef Hem mijne sprake mijn zin en mijn gedacht ik onderdanig make aan Jesus' oppermacht

geen dag en zij verleden geen nacht en breke er aan dat Jesus ontevreden van mij moet henengaan.

Ik geef Hem mijn twee handen mijn leden groot en kleen

en te oneer schade of schande en worde mij geen een

Met Jesus wil ik leven en sterven welgezind den Hemel moet ons geven het Hemelsch Jesukind.

DE GEBOORTE VAN JEZUS (Schilderij van Hugo van der Goes 1440-1482. Voor drie fragmenten van dit schilderij zie T. en T. 27 XI, 18 XII en dit nummer)

GUIDO

GEZELLE

Uit zijn

„Ongedagtcekende gedichten”

circa 1894

, "Op discussie ®

Geachte Redactie. . „ . Het artikel „De Huiseigenaar in uiv blad van 11 December 1954 van de an van de heer J. G. van der Ploeg kan mij evenmin bevredigen als dat van heer J. G. Bomhoff in het blad van 30 October ji. en diens onderschrift bij het artikel van Van der Ploeg.

Van der Ploeg ziet de huiseigenaa,r a s ondernemer en op deze grond stelt hij het bezit van huizen gelijk aan het bezitten van aandelen. Omdat de aandeelhouder een hoger rendement geniet dan de obligatiehouder en, wat taelangrijker is, de aandee – houder gedekt is tegen waardeda mg van het geld, wil Van der Ploeg een zodanige huur, dat de huiseigenaar een gelijk rendement geniet als de aandeelhouder, zulks na aftrek van een zodanige afschrijving, dat hij uit de huur voidoende reserves an kweken voor het bouwen t.z.t. van een gelijkwaardig huizenbezit. In deze gedachtengang keert Van der Ploeg zich uiter-

aard tegen een uit de afroming van huren te creëren egalisatiefonds.

gedachtengang heeft echter geen bijzonder karakter van een taelegging in huizen. De betekenis welke een goede huisvesting voor de samenleving heeft, belet reeds, het verhuren van huizen op één lijn te stellen met het winststreven van de particuliere onderneming. Bovendien: de particulier: die zijn geld geheel of gedeeltelijk in huizen heeft belegd, taeschouwt zich niet ais ondernemer. Wij kunnen een belegging in huizen eerder gelijkstellen aan een belegging in obligaties en evenmin als een obiigatiehouder schadeloos wordt gesteld voor de waardevermindering van het geld, evenmin dient huur zodanig berekend te worden, dat een afschrijving naar vervangingswordt begrepen. Aldus is er geen (tggt komende huurverhonodig om de verschillen tussen huoude en nieuwe huizen te verkleiegalisatiefonds te be-

subsidie der overheid aan de volkswoningbouw. Ten gevolge van deze gyhsidie waren reeds voor de oorlog de van dergeiijke woningen lager dan particuliere exploitatie mogelijk zou geweest. Dat Van der Ploeg kon dat de bewoners niet aan de kunnen merken, dat de overheid gjggnares is, bevreemdt mij.

J. MONDEEL

Naschrift Ik meen, dat hier een verkeerde visie wordt ontwikkeld. indien men ervan uitgaat, dat er op geinvesteerd kapitaal een redelijke rente mag worden geïncasseerd, in onze tijd bijv. 31%, dan is het redelijk, dat ook uit kapitaal, gestoken in woningen, 3i% rendement wordt ontvangen. Indien men voorts rekent met 2% afschrijving en 2% onderhoud en lasten, komt men op li% over de stichtingswaarde. De vergelijking met obligaties gaat daarom niet op, omdat obligaties niet vernietigd worden door de tand des tijds, terwijl woningen na 50 of 75 jaar worden afgebroken of in elkaar storten. Daar moet dus wel afschrijving op plaatsvinden.

De huren van de woningen van gemeenten of andere overheidslichamen zijn niet goedkoper dan de huren van woningen van bijv. levensverzekeringsmaatschappijen. Dit komt, omdat de overheid voor het in de woningen gestoken kapitaal geld inoet aantrekken en daarvoor rente moet betalen.

Het is een van de sprookjes van de spraakmakende menigte, dat uit huizen meer rendement is te maken dan uit anhere beleggingen. Een andere zaak is echter, dat men kan verdedigen (ik wil daar ook wel aan meedoen), dat huizenbezit beter in handen kan zijn van de overheid op grond van uitbuiting in geval van woningnood. Er zijn echter ook andere middelen, om deze uitbuiting tegen te gaan. t r- piniiiG-J. G. v. d. PLOEG