Zo zij dit leven

Wie zonder aandacht dit schoon leven leeft, is al gestorven: hij zal niets ontwaren van schaduw zwaar geplooid en licht dat beeft

om ’t bloesemwit der forse kaarselaren de vijverglans, het koetshuis en ’t prieel, de slingerpaden onzer kinderjaren.

Hij rekent slechts naar goud: het rood en geel der wingerd om zijn eigen vensterluiken, de dahlia’s als vlammen op hun steel

zijn hem zomin als ’t lentelijk ontluiken een feest in ’t najaar; neen hij ziet ze niet. Hij weet zijn tijd wel beter te gebruiken

dan luist’rend naar de kabb’ling in het riet. dan ziende hoe de wilde eenden trekken of hoe een oude vrouw het onkruid wiedt.

Wordt niet het edelste verkwist door vrekken? er is belang, maar aandacht heeft hij nooit; hij vraagt alleen of ’t hem tot nut kan strekken.

maar heeft het, vóór hij ’t kent, al tveggegooid. Rondom ivordt alles mist, een vage nevel en onbezield, blijft hij voorgoed berooid.

Zijn dag vergaat in argwaan, twijfel, wrevel, in harde zelfzucht, in een dans om ’tgoud. Achter de tuinmuur en de oude gevel

leeft nog de herinn’ring in het balkenhout, in tin en wandtapijt al ’t zuiv’re en sterke, waarop ook nu geen mens vergeefs vertrouwt.

Voor hem is daaraan nooit iets op te merken, geen glans, geen geur, geen glimlach en geen traan; hij wil tot zaken-doen zichzelf beperken.

want tijd is geld en daarop komt het aan. O, reeds gestorven mens in ’t materiële van schijnbaar rijk, soms nog benijd bestaan.

eens zult ge uzelf als gij óns doet vervelen en vragen: God, waartoe? Gij zijt alleen, uw oogst is kaf waarmee de winden spelen.

uw hand beeft, ’t oog is moe, uw hart van steen. Kunt gij aan wimperfijne bloem ontwaren éen enk’le dauwdrop ziet gij ’t fenomeen!

wellicht komt het intijds een droom verklaren en lééft ge toch nog vóór ge sterven*gaat, dit leven als door vreemde diepten varen.

'Wie zo de wond’ren niet slechts gadeslaat, ze méér weet dan voor ons genot der zinnen en in ’t weerspieg lend beeld het wezen raadt.

hij zal ’t als ’t kind zijn moeder doet beminnen, zó sterk en voor altijd, dat liefde hem weeft uit vrome aandacht ’t koel en proper linnen

voor dl zijn wonden en haar glimlach zweeft door de ergste jammer van zijn tegenslagen, omdat ook aardse liefde iets eeuwigs heeft.

Zo zij dit leven, ’k Heb door al mijn dagen de warme drift der sledevaart gevoeld, om dwars door de eenzaamheden voort te jagen.

Dat heeft mijn ziel getergd en omgewoeld en daaruit werd voorgoed geluk geboren, toen hartstocht in de poolwind was bekoeld.

Het spoor, dat ik op half verwaaide sporen door ’t harre sneeuwland steeds weer noordwaarts trok, behield ik diep in mij, al ging 't verloren

in ruimte en tijd door wind en sneeuiu-gevlok. G.K.

Ter zake

TXIaZZt steed dan aan de kabinetscrisis De «Port hield bijeen, wat de scheiden. De ploeg van Faas Wükes had een betere pers dan de ploeg van Willem Drees. Zo woog de roerende eenstemmigheid rondom het Feijenoord-stadion ruimschoots op te,en ,e op Het B,n-

op was, wist iedereen, dat Zwitserland verloae spelregels eo ingewikkeld! Je mag imr b.v. in eigen doel schieten! Je mag Maar tegen je eigen partij spelen! Maar op het eind weet dan ook niemand precies, wie gewon""ZeZZZZzTkZnUnlezer moet het geduZm ZbbZ naTe kaSZtscrisis. In !lke

krant las hij een andere verklaring. Maar één ding is voor hem vast komen te staan. De Partij van de Arbeid is in opspraak, omdat zij in elk geval precies wist, wat ze wilde. Zij was ook de enige partij, die bij monde van H. Vos de conflictsituatie had aangekondigd. Men kan daarentegen de politiek der confessionele partijen het best typeren met „een beetje van dit en een beetje van dat.” Ze hadden dan ook ieder hun eigen dissidenten: Schmal voor de CHU, Gerbrandy voor de AR en Welter voor de KVP. (Ja, ja, ik weet wel dat Welter geen lid is van de KVP! Maar toch...)

Maar let nu op de socialistenvreters! En dan denk ik allereerst aan „De Telegraaf”. Vroeger, voor de oorlog, kon die ook een flink nummertje antipapisme weggeven. Maar ik heb me laten vertellen, dat er achter de coulissen een aardig stukje financiële doorbraak heeft plaatsgehad, en aangezien het mandement de doorbraak van rooms kapitaal niet gereglementeerd heeft, zit „De Telegraaf” op rozen. Ze mag dan juichen, dat het rood-zwarte blok gespleten is (20 V). De misdrijven van het roodzwarte blok berusten bij de PvdA (20 V), want „door het blok heeft feitelijk een socialistische minderheid ons volk geregeerd.”

Men zou zo verwachten, dat „De Telegraaf” dan wel tevreden is, dat de PvdA

het heeft laten afweten en niet langer compromis heeft willen spelen. Inderdaad huldigt de krant de heren Gerbrandy en Schmal, die „het eeuwige compromis beu waren” en het verzekert deze heren (namens wie?) dat „zij uitdrukking hebben gegeven aan hetgeen in een groot deel van het Nederlandse volk leeft.” (18 V). Maar dat belet „De Telegraaf” niet om de PvdA te verwijten, dat zij geen compromis wilde (hoofdartikel 18 V)!

Wat zijn dat toch voor lezers, die deze onzinnige tegenspraak slikken? „De Telegraaf” weet ze wel murw te maken. Ze colporteert steeds maar nieuwe verzinsels. Ze schreit krokodillentranen over Drees. „De eerste Vader des Vaderlands is vermoord. Ook de tweede heeft thans hetzelfde lot ondergaan.” (18 V). En zo zien we dan een tekening waarop ir. Vos in de gestalte van Balthazar Gérard Drees in de kleding van Willem van Oranje arglistig neerschiet. Kan men overigens anders verwachten van „een in wezen nog steeds marxistische partij?”

Het is jammer dat nog zoveel nette mensen dit kwaadaardig, leugenachtig geschrijf lezen. Het is daarbij een kale troost dat het zo dom is. De spelregels van dé voetbalsport zijn nu eenmaal beter bekend dan die van het politieke fatsoen. KORZELIGE KES