Het overleg der Grote Vier

■Wij hebben het vorige week gezien: de nieuwe koers van de Europese politiek plaatst de bewapening van Duitsland opnieuw in het centrum van de discussies. Het is duidelijk, dat de Sowjet-Unie alsnog een poging wil doen West-Duitsland in militair opzicht te neutraliseren.

Het Westduitse vraagstuk is dus niet tot een einde gekomen na de ondertekening van de Parijse verdragen; de duur gekochte gemoedsrust dreigt weer te worden verstoord.

De allesbeheersende, vraag, nl. hoe zal het Westen antwoorden als de Sowjet-Unie hereniging van Duitsland aanbiedt in ruil voor neutraliteit, is nog voordat over plaats en datum van de conferentie der Grote Vier is beslist, beantwoord. Maandag jl. ontving Adenauer de voor hem geruststellende mededeling, dat het Westen niet op zo’n voorstel zal ingaan.

Dit feit is belangryk, in de eerste plaats omdat daarmede de conferentie zelf bedreigd wordt zonder dat de standpunten reeds van tevoren vastliggen.

Overigens is met het bekend worden van dit Westelijke standpunt nog niet geantwoord op de vraag wat Duitsland op den duur zal kiezen. In de Duitse pers zyn opmerkelijke artikelen verschenen, waarin voor Duitsland het recht wordt opgeëist over wyziging van de gesloten verdragen te onderhandelen.

Wat Duitsland zelf nl. zal kiezen, is nog lang niet zeker. Het lokaas van de hereniging is niet alleen aantrekkelijk voor de socialisten. Vele anderen spelen nu reeds met de gedachte aan de belangrijke rol, die een neutraal Duitsland in Europa kan krijgen. Door zijn industriële positie zou een verenigd Duitsland immers inderdaad veel kunnen winnen als leidinggevend land aan een reeks neutrale Europese landen. Zal, zo vraagt men zich af, een der oude Duitse wensdromen toch weer in vervulling kunnen gaan?

Een dergelijke ontwikkeling zou, indien zij zou plaatshebben, niet alleen risico’s voor West-Europa inhouden. Ook de Oosteuropese landen zouden zich bezwaarlijk gelukkig kunnen voelen met een verenigd Duitsland, omdat het geheel in de rede ligt, dat een eventueel daaruit voortvloeiende economische expansie op den duur door een militaire gevolgd kan worden. Geen Duitser zal bijv. de vereniging volledig vinden als ook niet de voormalige Duitse gebieden aan de Oostgrens worden herwonnen.

En geen zinnig mens verwacht, dat de Duitsers in de komende tien of twintig j aar daar anders over zullen gaan denken. Naarmate de Duitsers zich machtiger voelen, worden zij weer onaangenaam. Getuige de protestnota aan Oostenrijk, het eerste officiële geluid ,na de verkrijging der souvereiniteit, getuige daarnaast de vele particuliere uitlatingen, die een herlevend nazisme verraden.

Het is dus zeer de vraag, welke risico’s de Sowjet-Unie wil nemen; hoeveel de Duitse neutraliteit haar waard is.

Door dit alles heen speelt een ander probleem, dat sinds 1945 steeds weer opduikt als er belangryke besluiten genomen moeten worden. Nl. hoe moet het oorlogsgevaar beoordeeld worden? Zal de Sowjet-Unie gegeven de huidige verhoudingen de coëxistentie aanvaarden of niet? En zo ja, voor hoe lang?

Vooral de tweede vraag is belangrijk. Het is aan geen twijfel onderhevig, dat de Sowjet-Unie op dit moment niet over een oorlog peinst. Zelfs toont de Russische regering zich bereid om de zgn. secundaire conflicten (die uiteraard steeds oorlogsgevaar inhouden), te beslechten. Deze houding nu kan voortkomen uit het'besef, dat de communistische landen veel sterker zullen moeten zijn om een oorlog tot een goed einde te brengen. Dan kunnen wij rekenen op een betrekkelijk rustige periode van tien of twintig jaar. Of ook is het mogeiyk, dat men te Moskou de hopeloosheid van een totale oorlog als zodanig inziet, gegeven de vernietingsmiddelen die de mens nu ten dienste staan. In dat geval is in beginsel de mogelijkheid gegeven van een langdurige vrede.

Het antwoord op deze vragen kan het beste verkregen worden uit een openhartige discussie. Het doel van de Westeiyke verdediging was in eerste aanleg als wij ons goed herinneren het mogelijk te maken om als volwaardige gesprekspartners met de communisten te onderhandelen. Dit doel ligt nu al aardig binnen het bereik. Als het Westen het van zyn kant erover eens wordt, dat het de coëxistentie aanvaart, is dus nu een gesprek daarover op zijn plaats. ■ Wij menen, dat daarbij de vraag of Duitsland geneutraliseerd kan worden, open behoort te blijven. In ieder geval mag een gesprek met de communistische wereld daarop niet afspringen.

H. VAN VEEN

LEESTAFELNIEU WS

José Ortega y Gasset: Bespiegelingen over leven en denken, historie en techniek vertaald door dr. G. J. Geers, uitgave H. P. Leopold, Den Haag, 245 blz. ƒ 8.90.

De originaliteit van deze Spaanse schrijver berust allereerst hierop, dat hij zijn wijsgerige inzichten als vrije improvisaties in de vorm van essays presenteert, zonder de noodzaak van een taaie denktucht zelf te voelen, noch die aan zijn lezers op te leggen. Zeldzamer nog is het feit, dat hij zowel de Franse als de Duitse cultuur overziet. Met zijn doorzichtige, gevoelige stijl lijkt het wel, of hy, de liberale Spanjaard, terzijde de ontmoeting beoordeelt en bepleit van het Franse en Duitse denken. In dit boek, dat ontwikkelde lezers ongetwijfeld zal aanspreken, probeert hij boven het vitalisme van Bergson en Nietzsche, dat hij aanvankelijk aanhing, uit te komen door de geschiedenis als bewustwording van het leven te volgen. Het boek bevat vier ongelijke opstellen; briljante bespiegelingen over de techniek, het verhaal van zijn ontmoeting met de gedachtenwereld van Wilhelm Dilthey, het centrale stuk: historie als systeem, en een kenkritisch opstel over het denken, waarin hij hooghartig, maar m.i. weinig overtuigend afrekent met Husserl. Mij heeft dit boek meer geïnspireerd dan geleerd.

Heinrich Böll: Huizen zonder vaders vertaald door Jan Blokker, uitgave Allert de Lange, A’dam 1955, 319 blz. ƒ8.90.

Het schijnt dat H. Böll een der grootste romanschrijvers van het nieuwe Duitsland is en ik wil het graag geloven na lezing van deze roman, in een uitstekende vertaling. Een belangrijke romanschrijver herkent ge aan rijkdom van concrete details, een intrigue die verrassend en toch innerlijk-noodzakeiyk voortgang vindt, een rijke schakering aan levensechte karakters en naar mijn smaak een levensbeschouwelijk thema, nog liever: een levenshouding. Deze roman bezit al deze kwaliteiten in ruime mate. Hij gaat over Duitsland in deze tijd; over gezinnen, waar de vader ontbreekt. We zien de ontwrichting aangrijpend door de ogen van kinderen zonder vader en in de belevenissen van vrouwen zonder echtgenoot. Zonder het aangrijpend verhaal der vriendschap van twee schooljongens uit verschillend milieu ook maar enigszins afbreuk te doen, een verhaal waarin de moeilijke gewetensvorming prachtig aangeduid wordt door de ontdekkingen aan de ethische woorden der volwassenen, geeft Böll een milde, maar doordringende kritiek op aUerlei voze ideeën van zijn tijd. Kritisch ook tegenover de traditionele gestalten van zjjn eigen kerkeljjk milieu (H. Böll is R.K.) ademt deze roman een verholen, maar gezonde christelijke geest. Deze roman is niet stichtend in de vlakke zin van het woord; hij hoort niet in al te jeugdige handen, maar zijn realisme is reëel, zoals het evangelie van de goede Herder reeël is. Aanbevolen.

J. G. B.

Margot Bakker. Een man of een prijs? Amsterdam. N. V. Arbeiderspers 1954. Geb. ƒ7.90

Met dit debuut kan de schrijfster worden gelukgewenst; ze heeft de lichte onderhoudende toon gevonden voor een aantrekkelijke roman, waarin alle figuren tot leven worden gebracht Alle ervaringen van het hoofdpersoontje, de domineesdochter van de Wadden-eilanden, die correctrice wordt op een stadsdrukkerij en in aanraking komt met een artistenkring en een uitgever, die een prijsvraag heeft uitgeschreven, waaraan ze heimelijk meedoet, worden ons, doorsprankeld met een zonnige ironie, prettig en pittig beschreven. Het onderwerp van de prijsvraag: het schrijven van een humoristische roman, houdt haar bezig en de ware humor, die een lach en een traan tegelijk is, wordt haar ten slotte duidelijk door de belevenissen met de beide mannen, met wie ze in aanraking komt, die haar naar de spontane, niet redenerende liefde hunkerend hart wel in verwarring brengen, maar uit welke verwarring ze zich frank en kordaat weet te redden, dank zij de lach van de kleine, wilde vrijbuiter in haar. Een fris en gezellig boek, waarvan ge straks in de kring van vacantiegenoten eens moet gaan genieten en waarop ge maar eens een vervolg moet bedenken.

W. A. Wagener. Fluwelen wimpers. Met illustraties van Bertram. Amsterdam. N.V. De Arbeiderspers. 1954 Geb. ƒ4.50.

■W. A. 'Wagener, terecht geprezen om zijn romans Sjanghai, 3000 meter in dood water. Cheerio, heeft met Fluwelen Wimpers bewezen een uitstekende novelle te kunnen schrijven. Hij koos hiervoor een zeer uitzonderlijk gegeven. We worden verplaatst in de stad Gietgotha, waar de Bessemse Bedrijven zijn gevestigd, van waaruit de wereld voorzien wordt

schaalverlichting van de lamp te controleren. „Er is iets niet in orde met het licht,” zei hij. „De nulstand klopt niet met de paal.” Mevrouw Drijser, die altijd een nuchtere kijk op de dingen had, raadde hem, na zijn gepruts een poosje te hebben aangezien, de dag af te wachten en dan rustig de zaken te bekijken.

Maar ook de volgende dag vond Drijser geen fout. Alles klopte tot in de tiende millimeters. Nog wilde hij de werkelijkheid niet onder ogen zien en beschuldigde volkomen onredelijk, zijn vrouw van kwade opzet. Hij ging die dag niet langs zijn klanten, maar bleef de hele ochtend op de carbidkamer. ’s Middags kwam hij beneden, geheel ontdaan. Hij wilde niets eten en bleef in zijn stoel zitten als een ter dood veroordeelde. Eindelijk stond hij op en zei: „Er blijft maar één ding over: de paal

moet weg zijn. 'We zullen het onder ogen moeten zien. Ga je mee?”

Samen liepen' zij de vlakte op langs de schuttingen en de holen tot op de plaats waar het circus gestaan had. De resten van dierenmest waren een overtuigend bewijs dat ze zich niet vergisten: de paal was weg, er was geen twijfel aan.

Verslagen bleef het echtpaar nog een poosje rondhangen en ging toen huiswaarts, arm in arm, elkander steunend door hun aanwezigheid.

Kort daarop waren de Drijsers verdwenen, nadat ze hun handel en hun woning voor een appel en een ei van de hand hadden gedaan. Niemand wist waarheen ze vertrokken waren. Men fluisterde dat ze het circus nareisden, maar daar zijn nooit bewijzen voor geweest. DIRK JORRITSMA