De verwachting

Op de laatste bladzijden van haar Herderlijk Schrijven spreekt de Synode van de Hervormde Kerk over „De kracht der verwachting”. Het zijn slechts drie bladzijden, maar deze mogen in geen geval beschouwd worden als het onmisbare stichtelijke slot. Zij behoren tot de essentie van het Herderlijk Schrijven en dat zo zeer, dat zij, die deze drie bladzijden negeren of enkel als een vrome afsluiting beschouwen, in hun beoordeling van de verschillende onderdelen van het Herderlijk Schrijven op verkeerd spoor terechtkomen. „Wat wij zeiden,” zo getuigt de Synode, „kan slechts worden begrepen door hen, die beseffen vanuit welke werkelijkheid wij spreken en welke kracht ons drijft.” „Aan het begin zeiden wij: wij hebben een Heer. Daarmee legden wij de nadruk op het eigensoortige heden, waarin wij weten te staan. Nu leggen wij de nadruk op de eigensoortige toekomst, waarheen wij leven. Van daaruit wordt opnieuw duidelijk waarom wij in het hedendaagse Nederland zo staan als wij menen te moeten doen.” Prof. v. Niftrik heeft zeer juist opgemerkt, dat men het Herderlijk Schrijven lezen moet als de Hebreeuwse bijbel: van achteren naar voren. Alles wat de Synode zegt, wordt slechts in zijn volle betekenis begrepen, als het geïnterpreteerd wordt vanuit onze verwachting van deze toekomst.

Waarin bestaat deze verwachting?

Het is de verwachting van het Koninkrijk Gods, maar het is goed, dat de Synode dit woord niet dadelijk gebruikt, omdat dit woord nu eenmaal bij vele kerkelijken en buitenkerkelijken misverstand wekt. Het Koninkrijk Gods is voor hen een onaardse werkelijkheid. De Synode gebruikt een woord, dat evenals het woord Koninkrijk Gods aan de bijbel ontleend is. De beide woorden zijn in wezen synoniemen, maar het woord, dat de Synode gebruikt, voorkomt het misverstand. Het is het woord: nieuwe aarde. „Naar Gods beloften verwachten wij een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont. Dit zal niet een andere wereld zijn, maar het zal deze onze wereld zijn, doch geheel anders, onvoorstelbaar verheerlijkt. Daarom belijden wij met blijdschap, dat de gedaante deze wereld voorbijgaat”. Er staat eigenlijk in de bijbel, dat het schema dezer wereld voorbijgaat. De Statenvertaling heeft er gedaante van gemaakt: de gedaante dezer wereld gaat voorbij. En weer hebben velen gedacht, dat de wereld wordt afgeschreven. Het woord schema betekent vorm. De vorm van de tegenwoordige wereld, de wijze van haar bestaan, gaat voorbij. De Nieuwe Vertaling zegt: het uiterlijk dezer wereld is bezig te verdwijnen. De wereld zelf dat wordt door de Synode met nadruk uitgesproken blijft. Zij wordt niet af geschreven. Zij is Gods wereld en zij blijft Gods wereld. Zij zal eenmaal zeer wezenlijk zijn, wat zij nu nog slechts in belofte is: Gods wereld. De Heer, die wij hebben, is de Heer van de gehele wereld. Daarom zegt de Synode: „Krachtens de heilige ontevredenheid waarmee wij verlangen naar het ogenblik, waarop de ganse aarde aan haar wettige Koning zal toevallen, weigeren wij te berusten bij de grenzen, waarbinnen het bondgenootschap van neutralisme en sec-

tarisme ons telkens weer tracht op te sluiten”.

Dat wil zeggen, dat al wat de Synode betoogt over de plaats van de christen in de Nederlandse samenleving met die verwachting van de nieuwe aarde te maken heeft. De gedachte van de solidariteit met de wereld vindt haar oorsprong in deze verwachting. Het is een oproep om de aarde trouw te blijven.

Deze wereld is nog altijd bezet gebied. Wij leven in een bezeten wereld, zei prof. Huizinga. Daarom staat er in de bijbel, dat de ganse schepping zucht. Wij horen dit zuchten in ziekte en leed, in honger, ballingschap en onrecht, armoede en verdrukking. Wij horen dit zuchten in de verbeten wijze, waarop de mensheid vecht tegen haar lot, en strijdt voor een gelukkiger bestaan. Wij voelen ons met dit zuchtende schepsel ten diepste verbonden. Wij menen het, in het geloof, beter te verstaan dan het zich zelf verstaat. We horen hierin het onuitroeibare verlangen naar de nieuwe aarde, die wij verwachten. En in de kracht van die verwachting willen wij naast onze zuchtende en strijdende medemens staan om samen met hem te worstelen als mensen, die weten, dat onze arbeid niet vergeefs is in den Heer.

„Onze verwachting verhindert ons, om vrede te hebben met het bestaande.” Hoe vaak heeft de kerk, die de verwachting prijsgaf, vrede met het bestaande gehad en berusting gepredikt. Men denke aan de tijd, waarin het socialisme opkwam. De Synode weet dat berusting in het lot want dat is het bestaande door en door onbijbels is. God heeft een verbond gesloten, niet met het lot en met het bestaande tegen de mens, maar met de mens tegen het lot en tegen het bestaande.

Wat zijn wij de Synode dankbaar voor dat

éne zinnetje: „Onze verwachting verhindert ons, om vrede te hebben met het bestaande.”

Er is een heilige een aan God gewijde opstandigheid, zoals er een onheilige een aan de duistere machten, die het leven bedreigen, gewijde berusting is. God geeft ons de vrijmoedigheid, de vrije en hoge moed, om in opstand te komen tegen alle machten, die zijn wereld aan haar bestemming onttrekken. „Wij weten ons geroepen om het op te nemen voor het verdrukte en onderliggende tegen het hoogmoedige en zelfzuchtige, daar wij weten, dat God eenmaal deze scheve wereld recht zal zetten.”

Deze verwachting van de nieuwe aarde geeft ons de kracht om vol te houden in de strijd, ook als deze uitzichtloos schijnt, in groot geduld en zonder moedeloosheid. Tegelijkertijd verhindert deze verwachting ons, om allerlei zogenaamde oplossingen en perspectieven als de ware en uiteindelijke te beschouwen.

„Dit is het wat de verwachting ons leert: om ook in dit uur van de geschiedenis de weg open te houden naar het Rijk van God, zonder neutralisme en sectarisme, zonder moedeloze compromissen met het bestaande en zonder ongegronde illusies voor deze wereld, welker gedaante voorbijgaat.” Het is de schuld van ons, christenen, als onze medemensen in onze houding in staat en maatschappij de kracht van deze verwachting niet als het laatste geheim hebben weten te ontdekken.

De Synode besluit haar Herderlijk Schrijven met deze woorden: „Nu wij tien jaar na de bevrijding in dit steeds meer verzuilende land en onder de dreiging der atoomtechniek geroepen zijn om voort te leven zonder moedeloosheid en gezapigheid, zonder bitterheid en angst, nu beseffen wij het duidelijk en willen wij het hier ook uitspreken, dat het geloof in onze Heer, wie alle macht gegeven is, en de verwachting van de vernieuwde aarde, die wij beerven zullen, onze enige, maar ook onze volstrekt genoegzame grond zijn, om volhardend onze aardse weg verder te gaan.” Met deze woorden willen wij onze bespreking van het Herderlijk Schrijven beëindigen. Wij doen het met grote dankbaarheid. J. J. BUSKES Jr.

TEKST EN UITLEG

Omdat in ons weekblad de protestantse christenen in de PvdA aan het woord komen, meent de redactie van Trouw (zie het nr. van 16 VI), dat het „daarom voor ons altijd speciaal van belang is naar „Tijd en Taak” te luisteren”. We danken „Trouw” voor deze erkenning, en voegen er slechts bescheiden aan toe, dat goed luisteren een hele kunst is. Daarom geven we graag tekst en uitleg.

Wij hebben in een nabeschouwing over de kabinetscrisis (T. en T. 11, VI) nog eens herhaald, dat de beginselen der confessionele partijen geen leiding geven bij de actuele politieke discussies; integendeel de werkelijke tegenstellingen verhullen en voorbarig naar een compromis stuwen. Om uit deze impasse te komen, bepleitte ik voor onze partij een principiële koers. De politieke antithese, die wij voorstaan: socialistisch tegenover conservatief, is van geheel andere aard, dan de geloofsantithese die Trouw voor ogen staat. Zodoende kan ik

enerzijds volhouden, dat onze partij aan de laatste crisis onschuldig was, omdat zij niet afkerig bleek te zijn van een compromis inzake huurverhoging en anderzijds, dat op de lange baan een principiële socialistische politiek de confessionele partijen zal dwingen tot kleur bekennen in de tegenstelling: socialistisch of conservatief.

De redactie van „Trouw” mag dan geluisterd hebben, begrepen heeft zij niet. Al haar opmerkingen, inclusief de vriendelijkheid: „Dit doet denken aan de communistische leuze van eertijds: hogere lonen en lagere prijzen”, berusten op één grandioos misverstand, waarbij het moeilijk wordt aan goede trouw te geloven. De verdraaiingen lijken opzettelijk.

Goed luisteren is wel erg moeilijk. De argeloze lezer van „Trouw” moet vooral niet naslaan, wat er in „Tijd en Taak” nu eigenlijk gestaan heeft, in dat geval is hij voor „Trouw” verloren. J. G. B.