Perón in de ban

Van de moeilijkheden, die de Argentijnse dictator Perón op zijn weg heeft gevonden, vormt het gegroeide conflict met de Roomskatholieke Kerk de kern. Ofschoon het katholicisme in' Argentinië staatsgodsdienst is, zijn er sinds 1950 regelmatig problemen gerezen tussen kerk en staat. Perón vond vooral gedurende de laatste tijd de kerk dikwijls tegenover zich bij zijn streven naar een nog straffere vestiging van zijn regime.

Deze gebeurtenissen werpen een aantal vragen op, die niet alleen voor dit Argentijnse geval van belang zijn. NI. ten eerste, in hoeverre is de kerk in Argentinië een politieke macht; vervolgens, welke invloed heeft het Vaticaan op het beleid van de Argentijnse kerk; voorts, als de kerk een politieke macht is, wat streeft zij dan in concreto na; ten slotte, in hoeverre is hetgeen in Argentinië is gebeurd, kenmerkend voor een mogelijke algemene politiek van het Vaticaan?

Deze vragen zijn gemakkelijker gesteld dan beantwoord. Wij hebben dan ook niet de illusie, daarop een afdoend antwoord te kunnen geven. Maar er zijn enige steeds weerkerende verschijnselen, die ons misschien ten aanzien van de opgeworpen vragen iets kunnen leren.

In de eerste plaats is het duidelijk, dat de Rooms-katholieke Kerk in naar haar opvatting kansloze gevallen weinig neiging vertoont tot openlijke strijd. Tenzij de kerk zeer wezenlijke gevaren voor haar bestaan ziet, zal zij eerder trachten met de heersende partijen in een land tot een vergelijk te komen.

Argentinië is daar tot voor kort een voorbeeld van geweest. Perón kon jarenlang vertrouwen op de steun van de katholieke kerk, in ruil voor een aantal vergaande concessies aan die kerk.

Maar de moderne geschiedenis kent meer van deze vodrbeelden. Men vergelijke slechts de houding van de kerk jegens Spanje, Portugal, lerland, Oostenrijk. En ook het feit, dat het Vaticaan met het Italië van Mussolini en het Duitsland van Hitler tot vergelijken wist te komen. Wat Duitsland betreft, heeft de Rooms-katholieke Kerk zich als zodanig nooit tegen het autoritaire karakter van het nazisme verzet. Zij heeft enkel bij tijd en wijle geprotesteerd tegen vergoddelijking van de staat en tegen het rassenmaterialisme.

Er is in al deze gevallen geen sprake van, dat de kerk als zodanig zich duidelijk partij stelt in bijv. sociale conflicten. Wat dat betreft moet men het doen met enige encyclieken, die o.a. ten aanzien van de standenstaat wel duidelijke taal spreken, maar die tegelijkertijd zoveel ruimte laten voor interpretatie, dat wij sinds jaren katholieke partijen kennen van uiterst conservatief en ondemocratisch tot nogal progressief karakter toe.

Merkwaardig in dit opzicht is wel, dat de kerk de progressiviteit aanzienlijk critischer beziet dan het conservatisme. Wat als logische consequentie met zich meebrengt, dat in het algemeen de invloed van de kerk van conservatieve aard is. Uiteraard, zouden wij bijna zeggen.

Terwijl fascisme de Rooms-katholieke Kerk slechts tot verzet prikkelt, wanneer het bestaan van de kerk als instrument daardoor bedreigt wordt, worden socialisme

en communisme ten hevigste en onvoorwaardelijk bestreden. De kerk koos in de Spaanse burgeroorlog zeer beslist de zijde van Franco, omdat zij van de andere kant geen enkel heil verwachtte. Het roomskatholicisme heeft zich in Duitsland waarschijnlijk niet tegen het nazisme verzet, omdat het als alternatief het communisme vreesde.

Om nu tot Argentinië terug te keren. Er is weinig reden om aan te nemen, dat de katholieke kerk de drager is van het verzet tegen Perón. Uiteraard heeft de katholieke kerk in een vrijwel geheel katholiek land politieke invloed. En toen Perón aan de positie van de kerk ging tornen, toen hij een poging deed de invloed en de voorrechten van de kerk te verkleinen, is daarop met verzet gereageerd. Deze uitzondering op de gedragslijn is waarschijnlijk mee ingegeven door de positie van Perón zelf. Na zijn eclatante start sinds 1943, waarbij Perón kans zag als steun voor zijn positie een volksbeweging te ontketenen, bleek hij machtiger dan de militaire dictators van voorheen, die ten slotte alleen'maar steunden op enige duizenden officieren en wat populaire romantiek. Deze volksbeweging nu is gaan verlopen. Perón heeft niet de beloofde welvaart voor de „hemdlozen” gebracht. Inte-

gendeel, onder zijn wanbeleid is de economische positie van het land na een korte opbloei tijdens de oorlog steeds slechter geworden.

Het verzet van de kerk berustte waarschijnlijk op een juiste interpretatie van de werkelijke situatie. Perón bieek niet „de man van morgen” te zijn, dus moest de weg naar de overgang geëffend worden.

In het conflict, dat daaruit groeide, heeft Perón geprobeerd de kerk te overspelen. Dit was een psychologische fout. Zo iets had hij zich misschien vroeger kunnen veroorloven, toen zijn aanhang nog vurig was en onverdeeid. Maar nu zat het er niet in. Aan deze krachttoer is hij in feite bezweken. Hij heeft de macht moeten overdragen aan het leger, waarmede zijn loopbaan praktisch ten einde is gekomen.

Het is aan geen twijfel onderhevig, dat dit optreden van de katholieke kerk in Argentinië met goedkeuring en instemming van het Vaticaan heeft plaatsgevonden. Het Vaticaan is zelfs direct handelend opgetreden door Perón en zijn regering in de ban te doen. Daarmee is het standpunt overduidelijk.

Minder duidelijk is, of het Vaticaan te zamen met de kerk in Argentinië een nieuw politiek program in petto heeft voor het land. Gezien het voorgaande waarschijnlijk niet. De kerk zal al tevreden zijn als haar rechten worden hersteld en als socialistische of communistische experimenten worden voorkomen. De vraag, of de Argentijnse bevolking met een dergelijk beleid gebaat is, is waarschijnlijk voor deze kerk van minder belang dan de zekerheid van haar voortbestaan. u vAN VEEN

HERODES

De christenen kennen Herodes als de kinderbeul, de man, die bevel gaf, dat de knaapjes van twee jaar en jonger uit Bethlehem en omgeving gedood zouden worden. Niet zo algemeen bekend is, dat deze zelfde Herodes de Grote, wel te onderscheiden van de Herodes, die Johannes de Doper ter dood deed brengen en Jezus aan zijn hof bespotten liet, in de Joodse geschiedenis nog om geheel andere redenen al evenzeer als beul en tyran geboekt staat.

Over Herodes de Grote heeft Abel J. Herzberg een prachtig drama geschreven.

Herzberg is na de oorlog onder ons beroemd geworden als de kroniekschrijver van het Joodse volk, zijn volk. In enkele onvergetelijke geschriften (de hoofdstukken over de Jodenvervolging in „Onderdrukking en Verzet”; Amor fati; Twee stromenland) heeft hij verteld van het onzeglijk leed, dat zijn volk in de laatste tijd doorstaan heeft. Hij deed dit mannelijk, zonder vals pathos, met een indrukwekkende zelfbeheersing. Het kon geen lezer ontgaan, dat het verdriet van zijn volk, waarmee Herzberg zich vereenzelvigd voelde bij zijn schrijven, hem een grote wijsheid had verleend, een zucht tot bespiegelen ook, om iets te verstaan van het waarom en het hoe. Telkens weer werd de lezer getroffen door diepzinnige opmerkingen, die poogden enige zin te ontfutselen aan dit schijnbaar zo onzinnig gebeuren. Het was juist deze beschouwelijkheid die aan zijn stijl dat indringend karakter gaf, waardoor zijn geschriften ons bij bleven, ondanks de gewilde soberheid, waarmee de

gruwelijkste zaken verteld moesten worden. Ik geloof, dat het vorenstaande begrijpelijk maken kan, waarom juist Herzberg dit drama van Herodes schrijven kon en moest.

In Herodes heeft Herzberg herkend de tyran aller tijden, de beul van zijn volk. Hij heeft hem niet willen verkleinen tot het beneden-menselijk formaat van Hitler, maar hij heeft de geschiedenis van zijn volk nageslagen, en onder de vijanden van zijn volk de Edomiet herkend, waarover de Bijbel herhaaldelijk spreekt, de Edomiet, die over zijn volk heeft geheerst en zelfs de tempel herbouwd heeft. De geschiedenis van Herodes moet hem gefascineerd hebben, omdat hij er tevens de rampzaMge grootheid en verdeeldheid van zijn volk in aanschouwd heeft op een van de beslissende keerpunten van zijn bestaan. Keerpunt allereerst hierom, voeg ik er als christen aan toe, omdat de volheid der tijden voor het Joodse volk gekomen was: de eerste aanslag tegen zijn Messias ging van Herodes uit. Die aanslag wordt door Herzberg miskend; op historische gronden weliswaar, die aanneembaar lijken, maar die de symbolische betekenis van Herodes’ kindermoord niet op kunnen heffen. Herzberg echter heeft Herodes a.h.w. opgevorderd als de tyran van zijn volk.

Van de lange omgang met deze sombere, fascinerende figuur heeft de schrijver verslag gedaan in twee, grote, historische opstellen voor en na zijn drama, dat het middenstuk van zijn boek vormt. In deze twee opstellen wordt ons uitvoerig de gehele