/C-^ / den Heef I behoort de »»rde l en h«»r \ trolheid. . \ Psalm 24 ! 1 7

fyd en^aak

WEEKBLAD VOOR EVANGELIE EN SOCIALISME VERSCHIJNT 50 MAAL PER JAAR 52STE JAARGANG VAN „DE BLIJDE WERELD

Zaterdag 2 Juli 1955 No. 26

Redactie: ds. J.J. Buskesjr. ds. L. H. Ruitenberg dr. J. G. Bomhoflf

Redactie-Secr.: Roerstraat 48’ Amsterdam-Zuid Telefoon 724386 p/a dr. J. G. BomhofiF

Vaste medewerking van prof. dr. W. Banning J. Hulsebosch H. van Veen dr. M. V. d. Voet ds. H.J.deWijs Mej. dr. M. H. v. d. Zeyde e.a.

ttonnmcfitperjaarfS,-! halfjaarf2,7s; kwartaal] 1,50 plus f 0,15 incasso. Losse nrs/0,15; Postgiro 21876; Gem.giro V 4500; Adm. N.V. De Arbeiderspers, Hekelueld 15, Amsterdam-C; Postbus 800

Solidariteit, socialisme en de onder-ontwikkelde gebieden

Met grote dankbaarheid en instemming, stel ik mij voor, hebben de lezers van Tijd en Taak kennis genomen van de toespraak van onze Koningin voor de jongeren van Nederland gehouden in de Pieterskerk te Leiden, waar zij warm en overtuigd opriep tot steun aan de onder-ontwikkelde gebieden en als voorwaarde daarvoor tot een denken in wereldverhoudingen en tot wereldsolidariteit. De afhankelijkheid van de volken der wereld van elkaar is in de twintigste eeuw een jeit geworden, niet meer alleen een ideaal, dat zich geestdriftig laat declameren en vurig laat uitzingen („Seid umschlungen Millionen”), maar een concrete taak want er zijn in deze wereld nog heel wat plekken, waar armoe wordt geleden, waar honderdduizenden in honger en ellende omkomen. En nu worden wij opgeroepen tot solidariteit in denken en doen, door niemand minder dan de Koningin.

Vlak daarop is gevolgd een adres van een tachtigtal mannen en vrouwen van verschillende geloofsovertuigingen, uit verschillende politieke partijen, aan onze regering, waarin wordt gevraagd om thans, In de periode van economische welvaart en mogelijkheid van belastingverlaging, onze gevoelens van solidariteit met de onderontwikkelde gebieden en volken om te zetten in een simpele daad, en een behoorlijk bedrag ter beschikking te stellen voor de arbeid die verricht moet worden. Schrijver van dit artikel heeft gaarne dit adres mee ondertekend, en brengt de zaak opnieuw onder de aandacht van onze lezers... om twee heel lastige vraagstukken te stellen, die wij scherp moeten zien, willen wij niet vervallen in sentimentele, onwaarachtige declamaties. Om niet verkeerd te worden begrepen, herhaal ik: met de toespraak van de Koningin ben ik oprecht blij, het genoemde adres heb ik grdég ondertekend ik herken in beide stukken motieven, die voor mij als christen én als socialist wezenlijk zijn... Maar...

Ten eerste moeten wij ons scherp realiseren: gegeven de verhoudingen, zoals zij nu zijn, gegeven met name de stand van het huidig technisch kunnen, is er niet voor alle mensen op de aarde genoeg, om hun een bestaan te verzekeren, dat wij gewoon zijn te beschouwen als minimum. Dit harde feit heeft menig schrijver in onze westerse wereld ertoe gebracht om te spreken van „proletarische volken”, van „proletarische werelddelen”. Men kan twisten over de naam, maar de zaak is duidelijk: zoals in het negentiende-eeuwse kapitalisme de welvaart van de leidende klasse gebouwd werd op de armoede van de arbeidersklasse, en dus klassenstrijd tegen de uitbuiting ontstond, zo is er in de twintigste eeuw een klassenstrijd van continenten aan de gang; de welvaart van het westen en de armoede van Azië en Afrika verhouden zich als bezitters en proletariërs, als „haves” en „have-nots”. En met een simpele herverdeling komen wij er niet uit gesteld al (wat onmogelijk schijnt) dat er een methode voor te vinden zou zijn.

Daarom moet aUes erop worden gezet, dat de productiekracht van onze wereldindustrie wordt verhoogd, m.a.w. dat het industrialisatieproces over de aarde voortgaat. Lieden, die uit „idealisme” tegen de industrialisatie fulmineren immers zo onstaan de robotmens, de machinale hersenen enz. moeten zich dit harde feit goed realiseren: wij kunnen de ellende en armoede der millioenen in de achtergebleven gebieden alleen bestrijden, wij kunnen deze ménsen alleen helpen om tot een menswaardig bestaan te komen, met behulp van de moderne industrie en techniek dat hebben de communisten goed begrepen. Het is bepaald niet bemoedigend, wanneer men mensen uit „idealisme” steunpilaren van reactie ziet worden, al heeft de geschiedenis zo iets wel vaker te zien gegeven.

Er komt nog iets bij, dat pijnlijker is. De socialistische partijen, gesteund en gestuwd door de vakbeweging, hebben het

proletariaat in de westerse landen georganiseerd en aangevoerd in de strijd om een groter aandeel in de toenemende welvaart, om een groter stuk van de ook groter wordende koek. wy hebben die stryd tegen de uitbuiting ook zedeiyk gerechtvaardigd geacht, en hem meegestreden. Maar wat de socialisten van West-Europa niet altyd zagen, en wat nochtans een feit is; ónze welvaart is mede gebouwd op de armoede, wil men: de uitbuiting der oosterse volken, en ons direct belang is niet direct te rymen, zeker niet vanzelfsprekend, met de solidariteit met de proletarische continenten. Men kan met zeker recht spreken van de tragiek van het socialisme, ai moet men met de term voorzichtig zyn. Het feit is, dunkt my, niet te ontkennen: solidariteit met de „geproletariseerde” volken en continenten eist offers ook van de socialisten in het westen, gaat tegen hun directe belangen in.

Uit deze overwegingen springen twee dingen klaar naar voren. Ten eerste: wil het socialisme niet alleen in Nederland en in Europa, maar in de wereld met de proletarische-volken-en-continenten-in-opstand de leidinggevende kracht voor de naaste toekomst zyn of worden, dan moet het in wereldverhoudingen leren denken en handelen, en bereid zyn de solidariteit met de „verworpenen der aarde” ginds om te zetten in daden, óók wanneer die tegen het directe eigenbelang ingaan. Het behoeft ons niet te verbazen, dat de volken van Azië ons westers socialisme verdacht vinden het moet ons veeleer verbazen,' dat figuren ais Nehroe in India en Sjahrir in Indonesië zich democratische socialisten noemen en samenwerking met ons type van socialisme zoeken

En ten tweede: het westerse socialisme was steeds een eenheid van belangenstryd én een zedeiyke idee. Dat was in bepaalde situaties een kracht, het kan in andere omstandigheden ook de kracht verlammen. Ten opzichte van de problemen der onder-ontwikkelde gebieden is naar myn mening het laatste méér aanwezig dan het eerste. Daarom hoop ik vurig, dat het adres, waarover in de aanhef van dit artikel werd gesproken, weerklank en steun zal vinden by de socialistische beweging in dit land en by haar leiders in regering en Kamers. De solidariteit die wy beiyden en hooghouden, is niet een enge belangensolidariteit van westerse, Nederlandse arbeiders, maar een verbondenheid met allen, die uit verworpenheid en nood opstaan tot gerechtigheid en vryheid.

Het hart en bestaan van het socialisme is met deze beide dingen direct gemoeid.

W. B.