jongeren verricht, in de sfeer van zelfwerkzaamheid, die als zodanig erkenning verdiende. Maar om tot deze erkenning te komen, moet men eerst toestemmen, dat niet alleen christelijke opvoeding, maar elke opvoeding, die de persoonsvorming voor ogen heeft, een waardeerbaar goed is.

Deze jongeren kwamen uit buitenkerkelijke milieus. Moesten zij maar blijven rondslmgeren, omdat ze geen aardigheid hadden in een gereformeerde knapenvereniging of in een christelijke padvinderij? Gelukkig, zeg ik als christen, is dat blijven rondslingeren niet gebeurd. Gelukkig waren er andere christenen dan de heer Gilhuis, die voldoende zicht hadden op de betekenis van de AJC om vertrouwen te kunnen wekken bij hen. Het is niet zo bekend, maar dr. J. Eijkman stond met de leiding op uitstekende voet; menige predikant heeft groepjes AJC-ers rondom zich gehad om met hen over zedelijke en geloofsvragen te spreken.

Thans ligt de zaak in beginsel niet anders, behalve dan, dat de AJC organisatorisch geheel los van de PvdA staat en er alleen sprake is van een informele vertrouwensverhouding.

Dè AJC heeft als vaste traditie met Pinksteren naar Vierhouten te gaan. Niet omdat het Pinksteren is, maar omdat er twee dagen aaneen vrij zijn. De AJC kan dat zelf regelen. Niemand kan haar zeggen, „dat ze met Pinksteren naar de kerk moeten gaan”. Dat kunnen alleen de leden zeggen. En die doen dat niet. Christenen willen best een gesprek met de AJC over deze dingen hebben, maar ze zouden geen grein van het apostolaat verstaan, wanneer ze begonnen met te zeggen, dat ze eerst bepaalde gedragsregels moesten eerbiedigen. Christenen en niet alleen die lid zijn van de PvdA moeten niet met eisen komen, voor men vertrouwen schenkt. Men schenkt vertrouwen om bepaalde redenen, en dan gaat men verder op weg. Er is voldoende reden, om de AJC vertrouwen te schenken. Zij heeft voortrekkerswerk gedaan in de jeugdbeweging. Zij heeft het arbeidersbestaan van 1920 (verdonkerd door culturele wansmaak) een wijze van leven voorgehouden die ook ouderen vreugde gaf. Zij heeft verantwoordelijkheidsbesef bij jonge arbeiders gewekt en daarmee het immer sluipende gif van de wrok tegengegaan. En zij heeft niet, ais in vroeger jaren het verschijnsel godsdienst als belachelijk afgewezen, maar ervaren als iets verhevens, waar men eigenlijk geen raad mee wist.

Ja, dat is aliemaal anders dan wat een jongelingsvereniging op gereformeerde grondslag biedt. Ook daarover zijn warme woorden te spreken. Wie deze echter gaat beoordelen met de maatstaven, die de AJC hanteert, zou haar onrecht doen. Zoals de heer Gilhuis onrecht aan de AJC doet, door de christen in de PvdA te verwijten, dat hij ergens verantwoordelijkheid zou dragen voor deze buitenkerkelijke, democratische, socialistische arbeidersjeugdbeweging.

Die verantwoordelijkheid neem ik inderdaad. Nu niet, omdat ik toevallig ook nog lid van de PvdA ben. Maar omdat ik als christen blij ben, wanneer jongeren tot zedelijke verantwoordelijkheid worden geleid en zich van hun persoon-zijn bewust worden. Ik ben daar biy om, ook al betreur ik, dat de christelijke gezichtspunten daarbij weinig een rol spelen. Ik betreur dat, maar zeg het niet al te hard. Want ik begrijp het maar al te goed.

De christen in de PvdA blijft slechts hopen, dat door de kracht van de vragen, die

het geloof aan de mens blijft stellen, ook de vragen naar God, ook in de AJC luider worden. Maar die komen werkelijk niet op, wanneer de heer Gilhuis en ik zouden gaan schamperen, dat ze daar op Vierhouten een gezellige kermis met Pinksteren maakten.

In de dertiger jaren heeft een roomskatholieke senator gesproken over de AJC als over „de beestmensen van Wibaut”. Daarmee heeft hij geen enkele AJC-er tot het christelijke geloof bekeerd. Integendeel.

De heer Gilhuis maakt evenmin propaganda voor het christelijk geloof bij de AJC door de christenen in de PvdA afstand te laten nemen van een organisatie, die niets christelijks aan zich wil hebben. Alweer: integendeel.

Het interesseert mij verder bijzonder weinig, welke verantwoordelijkheden anderen vinden, dat ik op mij genomen heb, toen ik lid van de PvdA werd.

L. H. R.

Ondanks alles

Profeten en practici, zij spelen om beurten een rol in de ontwikkeling van de wereld. Het waren de grote romantici in de politiek, een Churchill, een Roosevelt, een Smuts en een Gandhi, die in de stormachtige jaren van verwarring en ellende de grote Hjn voor de toekomstige wereld onder woorden hebben kunnen brengen. Romantici in die zin, dat voor hen het groeiproces waarin de wereldsamenleving zich bevond en nog bevindt, zo tastbaar was, dat zij daarin de inspiratie vonden om de toekomstige wereld te verwoorden. Een wereld van welvaart, van recht, van zekerheid voor allen. De praktijk is anders, zo zult ge schamper zeggen. In plaats van ook maar een begin van de weg naar dat Eden te hebben afgelegd, is de aarde sinds 1945 het toneel geweest van een steeds verdergaande verwarring en verstarring. Wat wij ons nu voorstellen van de vrede tussen de volken, is eigenlijk nauwelijks meer dan een praktisch vergelijk, omdat in dit atomaire tijdperk oorlog waarschijnlijk totale vernietiging betekent. Als de tiende verjaardag van de Verenigde Naties wordt gevierd tien jaar dus na de bevryding die ons die werkelijke vrede en samenwerking had moeten brengen is het enige wat wij gewonnen hebben een aarzelende poging om dat nuchtere, koude, praktische vergelijk mogelijk te maken; een schamele oogst voor zoveel hoop.

Wij moeten de ontwikkeling van de wereld evenwel niet meten met enkele jaren politieke praktijk. Evenmin als wij kunnen volstaan met te 2eggen: goed, het is niet erg fraai geweest, wat er zich na de oorlog heeft af gespeeld; maar nu dringt dan toch maar het besef naar voren, dat de vijanden van vandaag zich morgen geen nieuwe oorlog kunnen veroorloven. Dit begin, deze kleine kentering die wij thans meemaken, is nl. weinig belangrijk als wereldhervormend verschijnsel. Met wat er nu gebeurt, wordt geen nieuwe volkensamenleving opgebouwd. Het belang ervan ligt erin, dat nu de obstakels uit de weg worden geruimd voor het werk van de practici van straks; van degenen, die puttend uit dezelfde bron als de grote leiders uit de laatste we-

reldoorlog met oneindig veel zorg en moeite iets zullen proberen te verwerkelijken van wat wij hebben gedroomd.

Voordat de practicus de droom van de profeet kan gaan verwezenlijken, moet er een lange weg worden afgelegd. In het huidige geval betekent dit, dat bijv. de mogelijkheden voor welvaart voor allen binnen ons bereik moeten liggen.

Vlak na de oorlog was dat bepaald niet zo. Wel was in verschillende landen, vooral in de Sowjet-Unie en de Verenigde Staten, het industriële potentieel voor een verdere wereldontwikkeling aanwezig, maar zelfs in deze landen was de achterstand door de oorlog zo groot, dat deze productieapparaten nog niet op volle toeren konden draaien. Laat staan, dat bijv. West-Europa in staat was een wezenlijke bijdrage te leveren tot de welvaart van de gehele wereld.

Een van de belangrijkste onderstromen van de politieke ontwikkeling is stellig, dat thans in de geïndustrialiseerde landen de eigen welvaart geheel hersteld is, en de productie aanzienlijk meer zal aankunnen. Daar komt bij, dat de ontwikkeling van de atoomenergie voor een niet te verre toekomst mogelijkheden gaat bieden van enorme omvang. Het komt binnen het bereik van de wereld enorme gebieden als India, Pakistan, China, Afrika tot ontwikkeling te brengen.

Een andere ontwikkeling van betekenis ligt in de doorwerking van een zekere rechtvaardigheid in het sociale beleid van een aantal zeer grote ondernemingen. Zo goed als tal van regeringen in deze jaren de grondslag hebben gelegd voor een nieuwe sociale rechtvaardigheid, zo goed ook is dat het geval bij een aantal wereldconcerns. Een voorbeeld daarvan wordt o.m. gevormd door de aanvaarding van het beginsel van het gegarandeerde loon door de Amerikaa,nse automobielfabrieken Ford en General Motors; een soort werkloosheidsverzekering die voor de betrokken arbeiders van veel betekenis is. Ondanks alles krijgt onze samenleving meer het karakter van menselijkheid.

Het derde voorbeeld, dat in dit verband genoemd moet worden, is het beginsel van steunverlening aan minder ontwikkelde landen. Het Marshallplan is daarvan in zekere zin een voorbeeld geweest. Waarschijnlijk krijgt de UNO in de toekomst de gelegenheid op dit gebied belangrijk werk te doen.

Het zijn deze verschijnselen, slechts kort aangeduid, die voor de ontwikkeling van de wereld beslissender zijn dan menige politieke conferentie. Want het is bepaald niet zo, dat de politicus deze zaken bedenkt, omdat zij voor de wereldsamenleving zo nuttig zijn. Zij zijn leder voor zich het logisch gevolg van de hedendaagse ontwikkeling. Atoomenergie kan eerst lonend worden toegepast bij zeer vergaande samenwerking tussen de volken.

De grote onderneming kan zich pas zeker stellen van zijn productie in geval van een behoorlijke binding van zijn arbeiders.

De welvaart van het Westen kan alleen dan in stand blijven en toenemen, wanneer het afzetgebied over de gehele wereld groeit. Juist omdat de zaken zo blijken te liggen, en zo worden beseft, beginnen de profetiën uit de oorlogsperiode nu werkelijk een kans te maken. Langzaam, maar onontkoombaar.

H. VAN VEEN.