Zonder commentaar

Voorzitter der Afdeling voor Krijgskunde van het Kon. Inst. v. Ingenieurs is viceadmiraal b.d. A. S. Pinke, en zijn taak is o.a. de leidende technici op de hoogte te houden van „Enige maatregelen ter bescherming tegen de gevolgen van atoombommen”. Zie het woordelijk verslag in De Ingenieur van 5 Maart en merk daarin op, dat vakmensen elkaar geen feiten onthouden en vrij van emotionele bewogenheid en zonder commentaar de resultaten van een onderzoek voorzetten. Juist zoals in een vroegere periode een arts wel eens aan een straatarm tbc.-geval moest zeggen: enne... naar buiten, enne... veel versterkende* middelen. Het weten dat er geen geld was, geen stuiver, professioneel buiten discussie houdend.

In de slotbeschouwing valt dit op: „Een somber beeld, maar niet zo somber als velen zich dat denken. Men hoede zich voor paniek... maar men rekent op een groot aantal slachtoffers... het is bittere noodzaak omdat het gaat om zijn of niet zijn. Deze moedgevende conclusie is dan gefundeerd door de volgende mededelingen:

De verwachte uitwerking van de kernsplitsingswapens is door de resultaten verre overtroffen. Niet zozeer op strijdende legers als wel op de burgerbevolking, die niet alleen door de explosie bedreigd wordt maar ook en vooral door het voor de leek niet te herkennen sluipende gevaar der radioactieve straling. Ook Nederland valt onder de interessesfeer van het A-wapen, omdat het als etappengebied, gevechtsfront, van het grootste belang kan zijn.

De gemiddelde bom van 20 KT ( 1 KT is gelijk aan 1000 kg trinitrotolueen, TNT) werd gebruikt boven Hirosjima. Deze vernietigt alles tot 800 meter, beschadigt zwaar tot 2500 meter. Tot 2000 meter wordt alles verbrand. Tot 2000 meter worden mensen door radio-actieve straling gedood. Deze laatste kan door zware materialen worden tegengehouden. Binnen de 700 meter moet dat water zijn, tegen de neutronen. Men heeft nu bommen van 8 KT tot 15.000 KT. Over de „ernstige radio-actieve besmetting” van water, lucht, wolken etc. die dagen kan aanhouden, zijn nog geen vaststaande gegevens bekend.

De belangrijkste maatregel ter bescherming van de bevolking is de militaire afweer. „Hoewel deze bescherming wel het belangrijkste is, zal hierop niet nader worden ingegaan” (dit is nu teleurstellend daar ons o.a. interesseert hoe raketbommen, robotvliegtuigen in de stratosfeer, uit duikboten afgeschoten bommen etc. kunnen worden tegengehouden. Of speculeert men op dreiging met tegenterreur?)

Er worden een aantal speciaal gevaarlijke centra genoemd. Als ik die in ons land aanteken zoals: verkeersaders, regeringscentrum, oorlQgsindustrle, aanvoerhavens, bepaalde bruggen en fabrieken, vliegvelden, mobilisatiecentra, dan lijkt mij dat héél ons land een „speciaal gevaarlijk centrum” is. Tegen ons land zullen vermoedelijk bommen van 20 en 50 KT gebruikt worden (1 tot 1,4 maal Hirosjima) met een te verwachten aantal van lichte d.w.z. 8 KT als sabotage-bom tegen pin point doelen als bruggen.

Dit zijn dan een aantal te nemen maat-

regelen: aangezien het „welhaast uitgesloten is dat voor de gehele bevolking van een stad dergelijke (schuilbunkers worden gebouwd” moeten deze steden wéi werksteden, maar mogen géén wo o nsteden blijven. D.w.z., dat die steden (invullen s.v.p.: Den Haag, Amsterdam, Rotterdam, diverse industriesteden) moeten worden geëvacueerd!

Verder moeten de woningen met versterkte kelders worden voorzien tegen onvoorziene eventualiteiten. Versterkte kelders zijn in dit verband: niets helpt tegen een directe treffer. Maar op afstand is 1,3 meter beton goed. Het moet echter tegen de neutronen goed vochtig worden gehouden. Anders bedekken met een laag vochtige aarde. Staal is geen goed materiaal. Het vangt wel de schok, maar niet de neutronen op.

Een aantal medische maatregelen worden voorgesteld. O.a. het hebben van speciale gasmaskers door iedereen. En speciale verpakking voor kleine kinderen. „Met kooi geïmpregneerde nevelfilters”! „Het aantal gewonden waaronder velen met hoogst ernstige brandwonden, shockpatiënten, e.d. kan vele tienduizenden bedragen. Bovendien zal in het getroffen gebied alle accommodatie ontbreken. Dit stelt de Dienst Volksgezondheid voor een uiterst zware taak.”

Dus: veel noodhospitalen in vredestijd gereed hebben, ziekenwagens, personeel, bloed en bloedgevers. Een grote en goedgeorganiseerde dienst, van vele tienduizenden mensen. Die vele jaren d een aantal milliarden guldens in stand moet worden gehouden. En dan? „Schuilplaatsen bij flatwoningen weldra verplicht.” Het betreffende Kon. Besluit wordt in het Staatsblad van Dinsdag afgekondigd, lees ik in mijn dagblad. D.w.z. over 20 jaar zal 1% van onze bevolking een twijfelachtige schuilplaats hebben.

En met deze laatste regel, die ik niet onderdrukken kan, is er toch commentaar, dat ons door de militaire deskundige niet gegeven wordt, aan de orde.

Want wie, die de moed heeft zich de feitelijke inhoud van dit rapport goed in te prenten, kan men taai gezond blijven? Of moet ik hier het verschrikkelijke vermoeden uitspreken, dat weliicht tegenover de ondraaglijke feiten de tere vlinder die de mensenziel is, zich reeds heeft afgesloten in een geestesstoring? Dat het „wij leven in een bezeten wereld” van Huizinga reeds zo een feit werd, dat wij geen macht meer bezitten om koers te wijzigen?

Gandhi ontwikkelde een andere strijdmethode, de oude christenen kenden een overwinnende geloofshouding, de protestanten in Spanje, de christelijke kerken in Rusland, de kerk in Nazi-Duitsland, de bevrijding van gekoloniseerde volken, de strijd tegen het kapitalisme, het'zijn alle geen voorbeelden op éénzelfde vlak, maar bewijzen toch dat de macht van de geest, van het geloof een zeer reële en strijdbare is! Zouden tegen de wonderlijke beveiligingen die ons in het militaire rapport worden voorgesteld de resultaten van geestesmacht niet véél reëler aandoen? Of is de mens geparalyseerd bij het aanschouwen van zijner handen werk? E. M. BUTER

Bij Vorrinks heengaan

Nu de dood zich ontfermd heeft over wat er van de sterke, onstuimige, diep bewogen mens Koos Vorrink, de laatste jaren nog onder ons, over was, en ik enkele woorden van laatste afscheid tracht te schrijven, wordt mij onmiddellijk duidelijk, dat het onmogelijk is dit leven in een paar begrippen te vatten zelfs voor wie hem sinds de jongelingsjaren hebben gekend. Koos de onstuimige, de ontembare zo staat zijn beeld voor hen, die hem in de KGOB aan het werk zagen, onder schuilnaam het verbod van de Kweekschooldirecteur trotserend. Koos de ploeger van voren in het jeugdleven van de arbeidersjeugd, die hij in de AJC niet alleen tot pionierstroep van de hele Nederlandse jeugdbeweging wist te bezielen, maar in wier bestaan hij ook zaden strooide van wetensdrang en schoonheidsliefde. Koos, de sterke stem van een jonge generatie socialisten na de eerste wereldoorlog, trouw aan de idealen van

democratie en socialisme, maar bereid om onvruchtbaar gebleken leuzen en dogma’s radicaal los te laten. Koos, de vechtjas op tal van vergaderingen, een onbarmhartige, felle debater, naar buiten en ook wel naar binnen. Koos de bouwer in de periode van werkloosheid en Plansocialisme, toen hij het isolement waarin de sociaaidemocratie dreigde vast te lopen, wilde doorbreken en vertrouwensverhoudingen zocht met vertegenwoordigers uit andere volksgroepen dan de socialisten. Dat zijn zo enkele aspecten het openbare leven van deze voorman.

Wie hem kennen, ook naar de intieme persoonlijke kant, weten van zijn hunkering naar zachtheid, naar warme vriendschap, naar liefde en goedheid, naar vrede van binnen. Dan dringen zich andere termen op: er was in deze stoere kerel, die als het erop aan kwam, van geen wijken wist en voor wie lafheid uitgesloten was, een