Het NVV dringt door de bres

Deze week werd duidelijk, dat vooral het NVV zich opmaakt om door de bres van het herderlijk schrijven der Nederlands Hervormde Kerk vooruit te dringen. Het NW heeft, binnen deze bres, nota bene de christelijk-historische prof. Van Niftrik bereid gevonden om op een hoofdbesturenvergadering van het NVV over het schrijven van de Synode te spreken en er ligt al een verklaring gereed, waarin het NVV daarna met „grote voldoening” zal constateren, „dat uit het schrijven van de Nederlands Hervormde Kerk begrip blijkt voor de beslissing van die christenen, die ook als christenen op het terrein van de vakbeweging voor het NVV kozen.”

Aldus de Volkskrant op de morgen van de 9e Juli toen de Hoofdbesturenvergadering van het NVV zich nog niet had uitgesproken over genoemde ontwerp-verklaring (het ontwerp was door een abuis ontijdig in handen van de pers gekomen) en de rede van prof. G. C. van Niftrik nog niet had aangehoord.

Het blad tracht in bedoeld redactioneel artikel aan te tonen hoe groot de verwarring in het protestantse kamp is door uitspraken van diverse christelijke voormannen en kamerleden te citeren, welke tegengestelde conclusies inhouden.

Deze verwarring wordt door het herderlijk schrijven van de synode der Nederlandse Hervormde Kerk vergroot en de bres welke daardoor in het front van de confessionele partijen wordt geschoten geeft de doorbraak de kans zich verder te ontplooien.

De slotconclusie is, dat het katholieke volksdeel uit deze tragische ontwikkeling de lering kan trekken, dat „de doorbraak”

ook bij het katholieke bastion elke spleet zou benutten.

Het is voor de katholieke sociale en standsorganisaties daarom maar gelukkig, dat de Nederlandse bisschoppen een duidelijke uitspraak hebben gedaan en niet zo tweeslachtig als de Hervormde Synode zijn geweest.

Nu kunnen wij ons wel voorstellen, dat de katholieke redacteur van de Volkskrant zich niet kan indenken waarom er mensen zijn, zelfs in de confessionele organisaties, die de uitspraak van de Synode kunnen waarderen. Hij is gewend van kerkelijke gezagsdragers steeds een uitspraak te horen, welke aan duidelijkheid niets te wensen overlaat. Het is altijd voor of tegen, wit of zwart, hemel of hel.

Het is daarom begrijpelijk, dat hij als het ware uitroept vol verbazing, hoe het nota bene mogelijk is, dat een christelijk-historisch man als prof. Van Niftrik op een vergadering van het NVV het woord gaat voeren. De bisschoppen, zijn leiders, hebben immers vastgesteld, dat het „socialistische” NVV de zeden omlaag haalt en de godsdienstzin van de arbeiders vernietigt!

Daar is geen twijfel over, want de bisschoppen hebben dit in het mandement vastgelegd en dus zal een christelijk man zich niet in een dergelijk gezelschap mogen begeven. Zeker, de bisschoppen hebben wel samenwerking met onchristelijke stromingen als het NVV toegestaan, maar alleen vanuit de eenheid in eigen verband en slechts via enkele topfiguren, die zodanig getraind zijn, dat zij de verleiding om de zedelijke normen te verlagen kunnen weerstaan.

Het zijn toch niet alleen katholieken, die er deze wijze van denken op na houden. De voorstanders van christelijke sociale en politieke organisaties komen tot dezelfde conclusie, hoewel zij zich niet op de uitspraak van bisschoppen beroepen. Een luthers man als de heer Ruppert van het CNV, zou zelfs in staat zijn een dergelijke uitspraak te doen als hij bisschop was en daarom verlangt hij van de protestantse kerken, dat zij zich positief uitspreken voor de christelijke vakorganisatie.

Aan dat verlangen heeft de Synode der Hervormde Kerk niet voldaan. In haar schrijven: „Christen-zijn in de Nederlandse samenleving” heeft zij de motieven daarvoor duidelijk aangegeven. Zij heeft waardering voor het christelijk organisatie-wezen, maar wijst ook op de bezwaren van de vereenzelviging van de gehoorzaamheid aan Christus met een bepaalde politieke houding.

Met nadruk stelt de Synode, dat het beginsel, dat christenen zich op alle terreinen des levens in afzonderlijke organisaties dienen te verenigen, niet als een volstrekte en te allen tijde geldende toepassing van het gebod Gods mag worden beschouwd.

De christen heeft tot taak, waar enigszins mogelijk, de opdracht Gods te vervullen midden in de wereld, te zamen met anderen arbeidend aan de opbouw van een verantwoordelijke samenleving.

Dit betekent, naar het de Synode voorkomt, ook weer niet, dat daarom de aansluiting van christenen bij niet-confessioneel bepaalde instellingen, organisaties en

verbanden als algemeen geldende regel mag worden gesteld.

Ziedaar waarom de katholieke redacteur van de Volkskrant schrijft van tweeslachtigheid en protestanten, die de anti-these nog steeds als beginsel hanteren, teleurgesteld zijn. Maar daar ligt juist het verschil van uitgangspunt. De Synode verwerpt de anti-these principieel en roept op tot solidariteit en samenwerking in het maatschappelijk leven.

Het gaat er niet om of er een bres geschoten is in een of ander front en of wij dit toejuichen, dan wel betreuren, maar of wij aanvaarden wat de Synode verstaat onder Christen-zijn.

Als wij dat goed verstaan zijn wij ook niet zo gerust op de houding van onze algemene organisaties en zijn bereid te luisteren naar hetgeen de Synode daaromtrent te zeggen heeft.

Het is goed dat niemand minder dan prof. Van Niftrik voor het kader van het NVV dat eens duidelijk gesteld heeft. Als dan in de verklaring, welke de hoofdbesturenvergadering van dit verbond na de rede van prof. Van Niftrik heeft aangenomen, de volle bereidheid om naar het woord van de kerk te luisteren wordt vastgesteld, is daarmee nog niet bewezen dat het NVV aan de eisen welke de Synode aan een algemene organisatie stelt voldoet, maar is toch een toenadering tussen kerk en vakbeweging te constateren, die rijke vruchten in de toekomst kan dragen.

Den Haag. J. VAN DER PLOEG

(Vervolg van pag. 5) nen en 925.000 zieke vrouwen. En dus, zo inzendster, „de natuur wijst eenvoudig ons de weg wij hebben de man nodig om ons te beschermen. En als wij nu in onze aanspraken op gelijkgerechtigdheid te vergaan, dan zien wij af van die beschermende gunst.” Want, zo gaat deze mevrouw voort, is het niet in het algemeen zo, dat wij een „manlijke man” tot levensgezel willen hebben? En de mannen geven toch de voorkeur aan een „vrouwelijke vrouw?!” Maar, dat alles betekent nog lang niet, „dat wij als slaven van de man willen worden aangezien. Nee, we moeten en willen ons met de problemen van onze tijd bezighouden. En op bepaalde momenten dienen wij te staan op ons vrouw-zijn. Maar, daar gaan we geen herrie over maken. Met een beetje humor en een beetje charme komen we een heel eind...”

De vrouw het „zwakke” geslacht? Ook in deze zin? Welke manlijke man kan tegen die humor en charme op?

Daarom zijn we een beetje bang, dat in kerkelijke vergaderingen in Nederland, waar dwaze dingen zijn gezegd over de vrouw ook al trekt geen enkele verstandige vrouw zich daar iets van aan en stemt een verstandige man toch vóór die vrouw ze gezegd zijn door onmanlijke mannen. En zouden die nu uitgesproken de „wachters op Zions muren” moeten zijn? N. G. J. VAN SCHOUWENBURG

Hollywood ziet de eenvoud

De belangrijkste films die uit Hollywood komen, dragen meestal een zeer bepaald stempel: ze ontlenen hun waarde zowel aan hun briljante vorm als aan hun critische inhoud, een agressieve critiek, gericht niet tegen de maatschappij als zodanig, maar wél tegen bepaalde verschijnselen in die maatschappij. Dikwijls naderen zij gevaarlijk dicht de grens van de sensatieom-de-sensatie en zij deinzen er ook niet voor terug, die bij tijd en wijle een flink stuk te overschrijden. Het onfeilbaar instinct voor wat nét nog kan en nét niet meer, bezitten zij slechts zelden.

Maar er is, zoals bekend, geen enkele generalisatie die opgaat. Ook hier niet. Want met de film „Marty”, geregisseerd door de tot dusver vrijwel onbekende Delbert Mann, heeft Hollywood ons een film gegeven, die aan geen enkele, maar dan ook geen enkele van de bovengenoemde karakteristieken beantwoordt. Elke sensatie en elke agressiviteit ontbreekt ten enenmale en het blazoen der eenvoud en zuiverheid wordt niet door het kleinste vlekje ontsierd.

Mann’s film vertelt ons twee dagen uit het leven van „Marty”, een leven dat zich af speelt in de New-Yorkse arbeidersbuurt Bronx. Marty is vriendelijk, hij is gevoelig, hij is behulpzaam, hij heeft alle eigenschappen van een goed echtgenoot, hij wil graag trouwen, maar hij heeft geen greintje „sexappeal” en daarom wil geen meisje hem hebben. En telkens opnieuw ondergaat hij de gruwel van het teruggestoten worden, van het uitgestoten zijn, de wanhoop van de danszalen, waar hij eenzaam en alleen moet staan tussen paartjes, altijd weer