NOG EENS:

Vlaams socialisme

Vorige week hebben wij een samenvatting gegeven van de conferentie, eind Juni in „Torenhof” te Klemskerke-aan-Zee gegeven. Wij hebben daarbij vooral aandacht geschonken aan de gedachte van de doorbraak en gezien, dat Leo Magits ons inziens terecht waarschuwde tegen een klakkeloos overnemen van de Nederlandse vormen.

Thans willen wij iets weergeven van wat besproken werd over de andere punten.

Belangwekkend is de mededeling over het doordringen van het socialisme op het Vlaamse platteland. Wij zouden meer willen weten van de situatie van de boeren. Er is een „Boerenbond”, in naam een coöperatie, maar in feite rechtstreeks onder beheer van de clerus, waarbij de boer niet de minste zeggenschap heeft. Daarbij gaat het aldus nog steeds het verslag niet om de verhoging van de levensstandaard der boeren, maar om de handhaving van het r.k. kerkelijk gezag. Het ministerie van Landbouw was tot 1954 steeds in handen van de r.k. CVP.

Natuurlijk is er wel een streven naar werkelijke coöperatie. Maar de opleiding van de boerenstand is geheel in handen van de „Boerenbond”. Er bestaat op het platteland geen enkele openbare landbouwschool.

De schoolstrijd moest natuurlijk grote aandacht krijgen.

Dr. W. Debrock, rector van het Atheneum te Rouse, gaf een historisch overzicht.

In 1816 ging Willem I over tot de bestrijding van het analfabetisme. Van alle analfabeten in het Verenigd Koninkrijk waren in Zuid-Nederland 85 pet. Willem I richtte normaalscholen op en in 1830 waren er 4000 openbare lagere scholen. Maar na de afscheiding van Nederland werden ze afgeschaft. Het onderwijs werd „vrij”. De leerplicht werd pas in 1919 ingevoerd, onder druk van liberalen en socialisten, maar in 1955 rapporteerde de enquêtecommissie van het Belgische leger, dat 20 pet. van de Vlaamse soldaten niet of schrijven konden.

Het kleuteronderwijs is geheel in r.k.

handen, 8 pet. van de onderwijzeressen komen van rijksopleidingsscholen, 92 pet. van r.k. instellingen.

De opleiding van onderwijzeressen toont hetzelfde beeld: er zijn 50 r.k. kweekscholen voor meisjes en 3 rijkskweekscholen. Zo kan men over de gehele linie doorgaan. Nu zou dit niet zo erg zijn, indien het r.k. kleuterkweekschoolonderwijs maar ruim was. Uit de discussie blijkt, dat dit onderwijs erop gericht is een onvoorwaardelijke onderworpenheid aan het r.k. kerkelijk gezag en een onuitroeibare vrees voor het hiernamaals in te boezemen. Wie eenmaal zó diep bevreesd is geworcten, moet, om veilig te zijn, de r.k. kerkelijke richtlijnen wel volgen. Van een opvoeden tot kinderlijk vertrouwen in Jezus Christus is vrijwel geen sprake. Waarom de clerus juist deze leeftijd aangrijpt, is duidelijk. De gevolgen van dit onderwijs zijn op alle terreinén van het leven merkbaar.

Bij het officieel en verplicht onderwijs zijn de methoden ouderwets. Co-educatie vindt heftig verzet bij de clerus. Er bestaat verder in geheel Vlaanderen geen enkele niet-r.k. inrichting van onderwijs voor gebrekkigen en achterlijken. Op

dit punt is de vrijheid van de ouders tot nul gereduceerd. Ter conferentie bleek, dat de felle strijd tot toeneming van de onkerkelijkheid leidt. Wat niet wil zeggen: ontkerstening. Terwijl vroeger, door de vérgaande vereenzelviging van kerk en r.k. politieke partij de breuk met de laatste ook het afvallen van het geloof betekent, zien velen nu een andere mogelijkheid. Alleen: de niet-gelovige socialisten moeten het innerlijk aanvaarden, dat zij, die weliswaar de Kerk de rug toekeerden, nochtans bij hun handelen door hun geloof worden geleid.

Hierbij zal veel afhangen van de houding der protestanten. Tot nu toe deden ze niet aan politiek een enkele uitzondering daargelaten. Heel begrijpelijk: als minderheid waren zij uiterst kwetsbaar en de handhaving van het protestantisme vroeg een naar binnen gericht geloof. Door machtsvorming konden zij toch niets bereiken. Welnu, het protestantisme zal zich ook deze taak bewust moeten worden. Het zal de weg moeten wijzen tussen „neutralisme” en (r.k.) „sectarisme”, om met de woorden van het herderlijk schrijven van de Generale Synode te spreken.

Een Protestants-Christelijke Werkgemeenschap in de Belgische Socialistische Partij? Misschien is dat nu nog onmogelijk. Maar een kern van werkers in deze richting moet en zal er konden.

Juist in Vlaanderen. Om behulpzaam te zijn bij de vrijmaking van de Vlaming tot geestelijke zelfstandigheid. Dat daarmee het Vlaamse socialisme een andere kleur zou krijgen, is duidelijk. Wij hopen op voortgang der contacten tussen Vlaanderen en Nederland, op socialistisch en godsdienstig vlak. L. H. R.

politiek kan zien. Als alles bij het oude parool blijft: „Zo gij de vrede wilt, bereid u dan voor op de oorlog,” is er van een nieuwe politiek geen sprake.

Banning zegt: „Wij hebben te aanvaarden, dat wij leven in een grote tijd, een tijd van enorme gevaren en enorme mogelijkheden en dus telkens opnieuw moeten leren. De vraag of wij waard zijn in een grote tijd te leven, wordt mede beslist door onze bereidheid om, bij trouw aan diepste levenswaarden, praktijk en tactiek te wijzigen.”

Accoord! Van heler harte! Maar wat betekent voor de PvdA dit opnieuw moeten leren, nu een nieuw tijdperk aan de deur klopt?

Vraag ik te veel, wanneer ik Banning vraag, de door mij gestelde vragen zo zakelijk en zo duidelijk mogelijk te beantwoorden? J. J. BUSKES JR

Een en twintig miljard

Wij brachten onze vacantie door in een chalet in Zwitserland, in een nog niet al te bekend dal, 1000 m hoog en rondom de alpen en . de stilte.- Want hier komt het grote verkeer niet, het dal loopt dood, en er is geen enkel vermaakscentrum. „Er is ’s avonds niets,” zeggen de autobusondernemers, en dus schrijven ze gelukkig geen reizen uit naar dit heerlijke oord. Alleen de postwagen komt enkele keren per dag en, in het weekend, een enkele Zwitserse auto welks passagiers hier gaan wandelen. Er zijn een paar hotels, 2 of 3 kleine winkeltjes die alles hebben en wijds „bazar” heten, er zijn wat chalets en boerderijen en er is een klein, protestants kerkje. Dat is hoofdzakelijk bestemd voor de „Kurgemeinde”, die er in de zomer kerkt, als een predikant uit een naburig dorp de dienst leidt.

Nu wil ik zo egoïstisch zijn en u niet zeggen, waar deze rust en stilte, midden in het woelig, overvol Europa, te viftden zijn. Want dan ben ik bang, dat over enkele jaren ook in dit dal heel de dag door de benzinedamp optrekt...

In dat kapelletje hebben wij een dienst bij gewoond. De predikant had tot onderwerp van zijn preek gekozen de gelijkenis van de rentmeester, die door zijn heer ontslagen wordt, omdat hij het beheer over diens goed niet recht heeft gevoerd. Het ging er dus om, of wij goede rentmeesters zijn over het kapitaal dat God ons toebetrouwt. Natuurlijk is over deze pericoop honderden keren gepreekt, en ongetwijfeld niet slechter, ook niet beter, dan wij hier hoorden. Er zat in die preek een actuele noot: het volksinkomen van de Zwitsers, zo

zei deze dominee, is in 1954 toegenomen tot 21 miljard zeg: 20 miljard gulden. Reken nu maar eens uit, hoeveel dat is op een bevolking van enkele millioenen, en per hoofd. „Beheren wij dat goed,” aldus de predikant, „wat doen we met al dat geld, maakt het ons beter, maakt het ons slechter? Zijn wij goede rentmeesters van de gaven van God?” Hier sprak een stuk bezorgdheid uit. Die bemerkte ik ook in een gesprek met een Zwitser, ambtenaar aan een departement der regering in Bern. Hij las een boek, dat we zelf niet direct luchtige vacantie-lectuur vonden. Maar hij zei: „daarvoor heb ik nu de tijd.” Zwitsers wérken altijd en dat werken brengt welstand: arbeiders met auto’s. Twee keer per jaar, zo hoorden we, nemen velen hunner vacantie, en vaak in het buitenland. Deze Zwitser misgunde dat zijn landgenoten niet, en wij doen het evenmin. Maar, zei hij, „alles wordt zo materialistisch, zo technisch, zo comfortabel, en geld brengt wel afleiding, maar dikwijls geen werkelijk ontspannend genot. Men leest geen boek, gaat niet naar een concert en weet weinig van cultuur 21 miljard volksinkomen is eigenlijk een weelde, die bezorgd maakt.”

Dat was over het actuele van de preek. Ze toonde overigens tegelijkertijd een ontstellend gebrek aan actualiteit. Het was Zondag 17 Juli en de volgende dag zou de conferentie in Genève beginnen. De Wereldraad van Kerken heeft een gebed doen toekomen aan de kerken in de verschillende landen, om voor te lezen met het oog op een ontmoeting, die de hele wereld in spanning houdt. Ook de Zwitserse kerken zijn lid van de Wereldraad, die zijn zetel even-