Kind in deze tijd

Nietwaar, wat niemand meer kan geloven, dat laten we als terrein aan de kinderen, want die weten nog een beetje raad met oude wonderverhalen. De sprookjes in heilige of profaner boeken, waar onze overvolwassen tijd geen rubriek meer voor heeft, dan een vreemd verlangen naar de tijd dat geloven een natuurlijk deel van kinderlijk denken kon zijn. En toch...

Er is voor de zoveelste maal een boekje uitgekomen. Uitgegeven door een groep van wonderlijke samenstelling. Bedrijfsleiders van goed florerende Amerikaanse grootindustrieën, mensen die bij het hoger onderwijs hun sporen verdienden, journalisten, predikanten, Aziaten en blanke Amerikanen. Mensen die niet van de éne onnozelheid in de andere vallen, en die allen bekendheid kregen door de grote diensten die zij leverden, én bij het verlenen van grootse materiële steun aan volken in nood, én bij het doorbreken van internationale scheidingen. Leden van de Vredeskerken. En het rapport verscheen in opdracht van The American Friends Service Committee, het Centrale Werkcomité van de Amerikaanse Quakers. |

Het onderwerp en de aanpak zijn irritant voor elke wijsdoordacht voelende Nederlander, omdat het o.a. wijst op recepten die wij reeds kennen vanaf onze sprookjesjaren, én dat ons tegelijk uit de feiten voortekent, dat er in sommige oude verhalen méér is dan teerheid voor de avonduren.

De titel is een beetje lastig. „Speak Truth to Power”. Zeg de machten de waarheid. Wees niet bang om voor je overtuiging uit te komen, wat in deze tijd niet hetzelfde is als: „smekingen en gebeden voor alle mensen, voor koningen en allen die in hoogheid zijn,” zoals ons in de eerste brief aan Timotheüs wordt aanbevolen. Begrijpelijk omdat de democratie ons allen verantwoording voor het openbare leven toeschrijft.

Eigenlijk en het is direct duidelijk graaft de titel nog dieper, en bedoelt al spoedig na ’t lezen, dat men vaststelt, dat langs de lijnen van de gangbare methoden zowel het nationale als het internationale leven in een slop gekomen is. Dat degenen die hooggeplaatst zijn er geen raad mee weten. Dat het dus een zaak van eenvoudige burgerzin is, je ermee te bemoeien. Niet wie’t weet mag het zeggen, maar wie iets denkt te weten, m o e t het zeggen. Het is de stem van de grote en machtigste democratie van deze tijd, die hier om gehoor vraagt, die opnieuw, en zonder enige overgave aan pessimisme, ter discussie stelt wat een deel van de burgers als levenswaarheid in ervaring bewezen acht. Een public spirit, die wij in ons land soms node missen, en waarvoor het boekje aandacht vraagt als wij deze wijze van meedoen vreemd vinden. Ons wordt in dat geval verzocht ook te vertalen wat achter de woorden aanwezig is. Het hachelijke van de interpretatie.

Wij kijken vaak eerst naar de slotbeschouwingen, als we iets ter bespreking ontvangen. Want anders’ neemt ’t zoveel tijd, en we w e t e n het meeste toch al. Alles is reeds eerder gezegd. Geen ding is nieuw zegt de zuchtende prediker in ons. En dan vinden we het een tikje een zwak betoog. Dat bedoelde ik met het irritante, omdat het zo gemakkelijk werkt met paradoxen. „Er is slechts één ding dat de volledigste macht bezit, en dat is liefde; want indien

een man liefde bezit dan zoekt hij geen macht, en daarom is hij machtig” geciteerd van Alan Paton, de worstelende schrijver van „Tranen over Johannesburg”. Een variant op varianten. Zoals ook het appèl aan het geloof, dat toegang bewerkt en bergen verzet.

„Geloof doet er wél toe, en in dit Tijdperk van Zorgen getuigen wij van het onze.” Ziedaar de sfeer van het irreële, van het utopistische, van het reeds lang als onbruikbaar weggeduwde. Of met moeite tot zwijgen gedoemde? Hier treden dan mensen op die de moed der redelijkheid willen opbrengen. Tegenover het deprimerende argument, dat wij met de feiten rekening moeten houden „zoals ze zijn” stellen zij dat „geloof is moedig geworden verstandigheid” („Faith is reason, grown courageous”), dat zélf feiten stelt. Historisch geregistreerd.

Het gaat natuurlijk over Rusland, dat als communistische dictatuur geen goed woord krijgt. Het gaat natuurlijk over de USA die als imperialist geen goed woord krijgen. Het gaat over beide triestige machtsfiguren, koloniaal en wreed. Die beiden geen goed woord krijgen. Maar het gaat ook over de Russen en de Amerikanen, die beiden volken van gods kinderen zijn, mensen „waarvan geen haar gekrenkt wordt zonder dat hun Vader erbij betrokken wordt.” En zij ontdekken in deze beide verschrikkingsfiguren die zij als toekomstige hanteerders van de kernsplitsingswapens zien, machten van gruwelijkheid, ook de vele worstelende mensenkinderen die „dat van God” in zich dragen dat alles ineens hoopvol maakt, indien wij het durven zien. Zie: durven zien. Dat wil het rapport.

Durven zien, ook indien dat ingaat tegen wat de opinie als onvermijdelijk aanvaard heeft. Durven zeggen tegen de „machten” als ze zich onmachtig op de stroom laten meevoeren. Naar de hel van dat waarvoor de Amerikanen in animale bevangenheid wegkruipend, doen alsof ze de weg ter ontkoming in de zak hebben.

Er is een hoofdstuk van dramatische kracht in dit kleine boek. De Prijs van de Macht. Durft u die berekenen? Voor de USA doen zij het met de koelheid van bedrijfsleiders. Feiten alleen tellen.

j Wie een oorlóg winnen itft kan nooit | ‘halve maatregelen toepassen. Nimmer min-1 der doen dan de tegenstander doet. Ook niet !wat de psychologische oorlogsvoorbereiding Ibetreft. En dan volgt een verhaal dat ik met ; Hollandse plompheid de moord op de Ame-i irikaanse jeugd wil noemen. De psychologi-| ische oorloQvoorbereiding in de USA. j

In deze dagen, nu het bewaren van defensiegeheimen een zaak van leven en dood kan zijn, is het aankweken van communistenhaat noodzakelijk. Is MacCarthy een bruikbaar verschijnsel. Is elk wederzijds vertrouwen de eigen strijdkracht ondermijnend. Is de tactiek van de dictaturen de enige juiste, want zij alleen geeft die machinale discipline. Is haat, steeds dieper wroetende haat, de énige kracht die de volken gecombineerd met angst geschikt maakt om hun dat te vragen wat de toekomst eisen kan. Is ook het voorbereiden van een hysterische stompzinnigheid een voorwaarde. De tijd laat geen discussie toe, alleen tot gehypnotiseerde aanvaarding.

Daarom is de dagelijkse training van „twee minuten haat” in het 1 9 8 4 van G. Orwell een consequente oplossing der militarisering, die reeds in de USA aanving en in Rusland regel. Wij hebben de controle over ons zelf reeds zo verloren, zeggen de schrijvers, dat wij niet eens door hebben dat het bespelen van angst- en haatgevoelens commercieel en politiek tot de meest winstgevende resultaten brengt. Misschien wél een „kinderlijke geest”, die hier werkt. Maar verre van onnozele simpelheid!

Ons volk is niet geneigd, te moorden. Daarom zijn methoden uitgedacht en uitgevoerd (in Korea) om de 12 tot 25 percent die durven schieten, op te voeren. Door aan de troep „vaderlijke leiders” toe te voegen, die gewetensbezwaren wegpraten. Onze soldaten zullen weer gillend moeten aanvallen. Zij zullen een morele training ontvangen die reeds nu bij hun 13de jaar aanvangt. Zoals Hitler reeds wist dat ’t bij ’t vijfde jaar moest beginnen. En ook Rusland. En de democratie, die wij zo gaarne bewaren, is de meest onbruikbare ideologie om een moderne oorlog te winnen. Daarom wordt deze voortschrijdend opgeofferd, waarvan vele voorbeelden worden gegeven.

„Terwijl het sterkste gevoel in het Am. publieke leven dat is van haat tegen het Russische totalitaire systeem, is het meest machtige proces dat wij aanschouwen, het navolgen daarvan door de USA.”

Reeds was de „gewonnen” wereldoorlog een grote nederlaag. Toen wij deze aanvingen, konden we gruwen over Rotterdam zoals we het deden over Abessinië. Maar wij vonden moesten dat de tapijtbombardementen uit. En het afschuwelijkste was, dat de vernietiging van D r e s d e n geen afschuw opwekte. Bijna ongemerkt waren wij geheel gerijpt voor Hirosjima. En hoe ver zijn we nu op weg naar het Koninkrijk der Hemelen?

„Wij gaan trots op onze joods-christelijke erfenis en alles wat dat vertegenwoor•digt aan morele en geestelijke prestaties, maar toch moeten we ver in de historie van het ontdekken der waarheid teruggaan, tot in het boek Genesis, om in het verhaal van Lamech de pendant te vinden voor de leer van de massavernietiging. Zijn we werkelijk zo weinig gevorderd in ons speuren door de ongetelde eeuwen?”

Dat is telkens weer het andere Amerika, dat ons vriendschap doet gevoelen en gemeenschap, dat men ten slotte als machtigste en dus te gauw ook ongenaakbaarste grootheid bereid is, zich zelf aanklagend, voor een onbarmhartig eerlijke spiegel te gaan staan. Wij offeren alles op voor ons program dat veiligheid door geweld hoopt te ontvangen. Dit zijn de volken, die wij morele of materiële hulp onthielden: Marokko, Indo-China, die wij aan de Franse kolonialen overlieten. Wij zwijgen over wat in Afrika geschiedt. Bij de Latijns-Amerikaanse staten geven wij steun aan de dictaturen of steunen het gevestigde gezag, hoe ook de volken zuchten. Duitsland en Japan willen -wij militariseren tegen de waarschuwingen van de besten onder ons in. Wij beletten Japan te leven omdat het niet handel drijven mag met China. „Het schijnt tragisch, dat de USA moet worden beschouwd als de bewaker van de status quo, in plaats van de kampioen van de onderdrukten te zijn, maar het heeft geen keus. Onze politiek van „containment” (intomen, beperken) vraagt dat we de prijs betalen.”

Ook ons grootse Punt Vier offerden we op en maakten er een defensieschema van. Eén staat, Birma, weigerde er daarom gebruik van te maken. China helpen we niet omdat het communistisch is, India niet