voldoende omdat ’t geen sluitsteen in ons oorlogsplan is. Bovendien kunnen we weinig méér, als ons bewapeningsprogram waarover fantastische voorbeelden worden gegeven reeds zoveel vraagt dat ons volk ’t niet goed meer verdraagt. En het ergste: indien we ons volk voorbereiden op totale af weer van vijanden in een dreigende wereld, dan is het psychologische gevolg, dat het zich in een noodpositie ziet en dus geen aandacht meer kan hebben voor de nood van anderen. „Jezus zei: niemand kan twee heren dienen etc. Dat past bij onze huidige situatie.”

In bewogenheid worden dan de zwarte bladzijden uit de Amerikaanse geschiedenis, ook de nieuwste, blootgelegd. Waarbij dan steeds bleek dat „de duivel de andere was”. Het is de menselijke tragiek, dat hij zich zelf nimmer kan zien zoals de anderen hem zien, noch een oordeel over zich zelf kan hebben, indien hij, en de ander, in discussie zijn. En dat is de les van alle historie: als de mensen bang zijn dan schilderen zij als duivels degenen die zij vrezen.

In bewogenheid wordt ook het dilemma niet ontkend. Beter dan welke bewapeningsaanvaarder stellen deze zakenmensen de feiten vast die het doen van een keuze zo zwaar maken. Tegelijk vaststellend, dat alle goede dingen die wij verdedigen willen, in onze pogingen van nu worden opgeofferd met een radicalisme dat zich aan ons onttrekt omdat we te veel partij zijn. Maar dat nu onthuld de situatie van een aanklagende triestigheid is. En wat dan?

„De grauwe heide”

Dan worden genoteerd een lange reeks van historisch onweersprekelijke geloofservaringen. Albert Luthuli, de aanvoerder van de negers in Zd.-Afrika nu; Quakerexperimenten bij de stichting van Pennsylvanië en bij de sla venbe vrij ding; India en Gandhi (waarover’t toch m.i. beter is niet te gauw een afwijzend oordeel te hebben); de gehele ideologie van „non-violence als macht” indien men ook daar de prijs wil betalen even gewillig als nu, voor wat is.

Weet u, wat in het kader van de psychologische oorlogsvoprbereiding, aan ons onthouden werd? Het feit dat een afdeling Russische soldaten weigerde te vuren op de ongewapende en niet-gewelddadige demonstreerders bij de opstand in Berlijn in 1953 (the Peace Offensive and the Gold War Swomley-New York).

Er is een „werk Gods in Sowj et-Rusland” aan de orde. Zoals hier P a t y n en vroeger Marzinkowski vaststelden, al verwachten ze niet beiden ’t zelfde. Zouden slechts kinderen dat kunnen aanvaarden?

Deze uitingen zijn niet vreemd voor wie de USA kennen. En die typische negatiefheid, die zovele pacifisten bezielt als zij waar Rusland ongenaakbaar schijnt hun afkeer op de Amerikanen richten, is óók een miskennen van de mens door God bewogen. Er is daar aan de overzijde een steeds voortgaande discussie, die in ernst en hoop de geslagen geesten in Europa tot blijheid kan stemmen. Citeren wij tot besluit Life van Augustus 1945:

„Onze enige waarborg tegen het zeer reële gevaar van terugvallen tot barbarisme is die moraal die een dwingend beroep doet op het individuele menselijke geweten, ’t zij de groep waartoe wij behoren goed of kwaad doet. Het individuele geweten tegen de atoombom? Ja. Er is geen andere uitweg!”

Het is jammer dat geschriften van deze inhoud niet kunnen worden vertaald omdat de kosten te hoog zijn voor de stemming van „’t geeft toch niets” die ons te veel zonder weerstand doet ondergaan. Daarom kan ik slechts aanvragen van dit boekje bij het Quaker-Centrum, Raphaëlplein 2 te Amsterdam, aanbevelen. E. M. BUTER

Heidegebied

Waar heb ik dit alles eerder gezien: deze hopeloos sombere heidevelden, het versteende spook van een half ontvelde, door de bliksem getroffen dwergden.

gebogen over het fletsblauw vissenoog van een dichtstuivende ven.

En verder langs zandige heuvelboog, de stuurse inteelt van jeneverbesstruiken,

scherven van diluviale wapens en kruiken, het kadaver van een roestbruin everzwijn en een azende buizerd boven het wegravijn.

Mijn angst stamt uit God weet welke oergrond, toen ik schreeuwende vluchtte voor een mastodont. Sinds heb ik duizenden levens hier gezworven.

mijn angst werd groter, maar in mijn mond is de schreeuw om dit gruwzaam voortvegeteren bestorven.

Uit: Millennium. Gedichten van

AB VISSER