den Heer bchoon de tarde en haar i volheid. V Psalm 24 : 1 /

Tijd en Tank

ONAFHANKELIJK WEEKBLAD VOOR EVANGELIE EN SOCIALISME •'

VERSCHIJNT 50 MAAL PER JAAR 52STE JAARGANG VAN „DE BLIJDE WERELD”

Zaterdag 12 November 1955 No. 44

Redactie: ds. J.J. Buskesjr. ds. L. H. Ruitenberg dr.J. G. BomhofF

Redactie-Secr.: Roerstraat 48’ Amsterdam-Zuid Telefoon 724386 p/a dr.J. G. Bomhofif

per jaar ƒ 5,—; halfjaar f 2,75; kwartaal ƒ 1,50 plus f 0,15 incasso. Losse nrs ƒ 0,15; Postgiro 21876; Gem.giro V 4500; Adm. N.V. De Arbeiderspers, Hekelveld 15, Amsterdam-C; Postbus 800

De verzoeking van de verkerkelijking

De Vlam en de Wind” van Henri Hatzfeld is het dagboek van een jonge dominee in zijn eerste ge-77 meente: een protestants dorpje in het Rhönegebied. Het had echter evengoed een dorp in Drente of Noord-Holland kunnen zijn. Juist dat maakt dit boek zo boeiend en actueel.

Bijzonder werd ik getroffen door de strijd van die jonge dominee tegen het clericalisme en dan niet het clericalisme van anderen, maar dat in zijn eigen leven. Tot de clericale opvatting van het ambt, die hij ziet als een gevaarlijke verzoeking, rekent hij onder meer het verlangen om iedereen te willen mobiliseren in het gemeentewerk. ledere dominee kent die verzoeking. Dan willen wij van het gemeenteleven het centrum van het christenleven maken. Dan rusten wij niet, voordat iedereen in dat gemeenteleven zijn rol heeft. Dan beoordelen wij de mensen naar hun ijver voor het kerkelijke leven. Hen die niet meedoen, beschouwen wij wel niet als quantités négligeables, maar toch wel als halven, die het nog niet begrijpen.

Deze verzoeking van het clericalisme is daarom zo sterk, omdat zij, zoals de jonge dominee in zijn dagboek schrijft, wordt aangewakkerd door de ijver van een kleine groep mannen en vrouwen, die al hun vrije tijd en al hun krachten voor de kerk over hebben en niet begrijpen, dat men in het leven nog andere interessen kan hebben. Een kleine verclericaliseerde en verclericaliserende kern en de dominees geven de toon aan.

De jonge dominee ontdekt, dat er behalve die kleine groep in de gemeente veel mannen en vrouwen zijn, die weinig voelen voor dit soort kerkelijke activiteit, maar die toch zeer wezenlijk tot de kerk behoren en op een andere wijze God dienen: door hun zorg voor de cultuur, hun toewijding aan dingen van algemeen belang, een menigte

niet zo gemakkelijk in het oog springende hoedanigheden. Hij ontdekt ook, dat zij, van wie men niet zonder humor zegt, dat ze de steunpilaren van de kerk zijn, de deugden missen, die de kracht van deze anderen uitmaken. Kerkeraadsleden onttrekken zich aan allerlei arbeid, die deze anderen met toewijding verrichten. De grote vergissing is, dat zij die anderen willen betrekken in hun kerkelijk winkeltje tn plaats van hen te steunen in het vervullen van hun eigen taak. De kleine kern ook dat ontdekt de jonge dominee vormt een eigen wereldje met een eigen geest. De anderen vinden dat wereldje nu niet zo bijzonder aantrekkelijk.

De kerk is veel meer dan de kerkelijke organisatie. Natuurlijk moeten er zijn, die hun vrije tijd en hun krachten geven voor de opbouw van de kerkelijke organisatie. Wij moeten echter radicaal breken met de noodlottige gedachte, dat de leden van de kerk, die dat niet doen, geen volwaardige leden van de kerk zijn, omdat zij hun vrije tijd en hun krachten aan ander werk geven.

Er is geen enkele reden, om het kerkelijke leven gering te schatten. Het synodale werk is van belang en het ambt van ouderling of diaken heeft zijn betekenis. Maar wij moeten niet doen, alsof het kerkelijke werk alles is.

Dominees zien het leven in de regel veel te veel als dominees. Het is het werk van een dominee, de gemeente te leiden en alle zorgen, die met dat leiden verbonden zijn, te dragen. Hij moet echter niet alle leden van de kerk in dat werk willen betrekken. Er is nog ander werk te doen.

Wat wij het meest nodig hebben zijn niet gemeenteleden, die him dominee bij staan in zijn werk, maar zoals het in het dagboek staat dominees, die mens genoeg zijn, om niet alleen hun eigen werk lief te

hebben, maar ook het werk van anderen. „Het beroep van een predikant is niet veel bijzonders, als hij niet met vreugde de profane wereld in kan gaan.” „Het kan gebeuren, dat de boom van de kerk, geplant in de tuin, die aan onze hoede is toevertrouwd, zijn mooiste takken draagt aan de andere kant van de muur.”

Een leraar, die een hartstochtelijke liefde voor zijn vak had paedagogie zei van zijn dominee: „Hij is een beetje boos op mij, omdat ik altijd weiger samenkomsten in het wijkgebouw te leiden, waartoe ik mij niet in staat gevoel, maar hij heeft nooit geprobeerd, het werk te begrijpen, waar ik mij aan wijd!”

Dit is onze fout, zegt de jonge dominee in de roman van Hatzfeld: „Wij waarderen vooral een bepaald type kerkmensen en miskennen de andersgeaarden, die evenveel waard zijn en vaak meer!” Ik moest, toen ik dit gedeelte van het dagboek las, denken aan wat dr. Noordmans ons op het hart heeft gebonden: de eigenlijke liturgie liturgie betekent dienst geschiedt niet in de kerk op Zondag, maar in het leven van elke dag.

De kerk is geen gesloten heiligdom. De kerk moet openstaan naar de wereld en dat niet allereerst, opdat zij, die buiten zijn, binnen zullen komen, maar voor alles, opdat zij, die binnen zijn, naar bulten zullen gaan. Kerkelijke arbeid is een zegen, maar als het waar is, dat het God in de kerk om de wereld te doen is, komt het er op aan, dat de leden van de kerk God dienen in het profane leven, dat zij zich dus ook geven aan politieke en sociale arbeid. Wij moeten twee maal bekeerd worden: één maal van de wereld tot de kerk en dan van de kerk tot de wereld.

Paradoxaal gezegd: Wij zijn geen mensen om christenen te worden, wij zijn christenen, om mensen te worden. J. J. BUSKES JR.