nister, gebaseerd op het reeds eerder uitgebrachte rapport van de Stichting van de Arbeid.

De raad is evenals de stichting van mening, dat drie grondgedachten verwezenlijkt moeten worden. Deze zijn:

a. het leggen van de primaire verantwoordelijkheid voor de loonvorming bij het bedrijfsleven in zijn verschillende geledingen, onverminderd de taak van de overheid als hoedster van het algemeen belang;

b. het in overeenstemming zijn van het algemeen loonniveau met de fundamentele economische en sociale factoren;

c. een zo grote mogelijkheid van differentiatie in de lonen en andere arbeidsvoorwaarden als met de coördinatiegedachte in overeenstemming is.

Ziedaar: de geleide loonpolitiek is afgeschaft en de gecoördineerde loonpolitiek wordt ingevoerd. Immers inmiddels heeft de minister in de kamer laten blijken, dat de regering bereid is in de richting te gaan zoals de SER heeft aangegeven. Weliswaar kan van overdracht van bevoegdheid aan de organen van het bedrijfsleven voorlopig niets komen, maar de regering is bereid intussen reeds aan het College van Rijksbemiddelaars aanwijzing te geven om bij de overweging van loonvoorstellen bedrijfstaksgewijze differentiatie toe te laten.

Daarmee is dan een stuk „socialisme” af geschaft en een christelijk-sociale maatregel genomen. Volgens De Gids (orgaan van het CNV, d.d. 3-12) kan „solidariteit” een écht christelijk-sociaal beginsel in de rijke zin van het woord, en een vrucht van christelijke naastenliefde zijn. Solidariteit (het wijken van het „ik” voor het „wij”) kan ook een uiting van groepsegoïsme betekenen.

Het CNV geeft blijkens de rest van het artikel de voorkeur dan maar aan het „ikego'isme” om daarmee de „klasse-solidariteit” af te wijzen. Eerlijk gezegd hebben wij altijd al het gevoel gehad, dat de voorkeur van het CNV voor differentiatie in de lonen een speculatie was op het egoïsme van de mensen in de bedrijven waar het goed gaat (als regel ten koste van het algemeen belang of van arbeiders uit andere bedrijven). Dat men zich in die kring nog eens zo duidelijk in de kaart zou laten kijken, als nu door middel van genoemd orgaan, hadden wij niet verwacht.

Het argument, dat de bouwvakarbeider dan meer zal verdienen dan de textielarbeider wijst het CNV van de hand, omdat het volgens hem geen wezenlijk beroep op solidariteit is, maar een speculeren op de afgunst van de werknemers onder elkaar.

Als de verheffing van het ik-egoïsme een vorm van christelijke naastenliefde wordt genoemd, dreigt opnieuw het gevaar, dat buitenkerkelijke en ook kerkelijke arbeiders het christendom als onsociaal zullen gaan zien. Hier ziet men duidelijk het gevaar als een vakbeweging het evangelie in praktijk wil brengen. Want de verkondiging van het CNV verdraagt zich beslist niet met wat in het NVV leeft.

Op het looncongres van het NW was de solidariteitsgedachte als ondertoon van inleidingen en discussie steeds aanwezig. Dat is niet zo verwonderlijk als men bedenkt, dat vele deelnemers groot geworden zijn in de sfeer van de moderne arbeidersbeweging, waarin zij zo vaak uit volle borst hébben meegezongen: Voor-

waarts en niet vergeten de s-o-l-i-d-a-r-i-t-e-i-t...!

Kan men nu zeggen, dat het klassesolidariteit is dat hen bezielt? Afgezien van de vraag of dat vroeger wel zo is geweest, mag men dat toch niet zeggen van de voorstanders van de geleide loonpolitiek.

In de afgelopen jaren is toch gebleken, dat een evenwichtige betalingsbalans, handhaving volledige werkgelegenheid, loon- en prijsbeheersing met het doel de arbeidsvrede te bewaren, uitgangspunten waren voor een politiek, welke het gehele volk ten goede is gekomen.

Terecht werd op het NVV-congres opgemerkt, dat de zogenaamde vergeten groepen bij een vrijere loonpolitiek verder achtergebleven zouden zijn dan thans het geval is geweest. En wat betekent nu gecoördineerde loonpolitiek?

Moeten de landarbeiders weer in de modder zakken waar zij met zo veel moeite in de na-oorlogse jaren uit zijn gehaald? En moeten de textielarbeiders weer achterblijven omdat de conjunctuur in die bedrijfstak niet gunstig is wegens de sterke concurrentie op de internationale markt? Mag het overheidspersoneel geen loonsverhoging meer hebben, omdat de meeste overheidsdiensten geen winst maken?

Differentiatie voor zover dit met de coördinatiegedachte in overeenstemming is. Het NVV, door de anderen gedwongen aan de nieuwe loonpoiitiek mee te doen, zal de nadruk leggen op de coördinatie en toonverschillen slechts aanvaarden als de rechtvaardige verdeling van het arbeidersaandeel in de nationale welvaart niet in het geding is.

Overigens is aan de confessionelen de vraag gesteld, waar de verschillen moeten worden aangebracht. Op het KAB-cOngres hebben alle sprekers betoogd, dat hun bedrijfstak niet achter mag blijven, waaruit blijkt dat ook in die kring de differentiatie niet gemakkeUjk zal worden aanvaard. Niemand heeft de moed op kunnen brengen te verklaren, dat hij voorstander van vrijere loonpolitiek is en de arbeiders uit zijn bedrijfstak dan desnoods maar minder moeten verdienen.

En dat is. nu het ongenoeglijke, dat de voorstanders van de vrijere loonpolitiek tot nu toe in gebreke zijn gebleven aan te geven hoe de differentiatie moet worden doorgevoerd. De toekomst zal moeten leren, wat van al die grote woorden in de praktijk terechtkomt.

Den Haag J. VAN DER PLOEG

Frankrijk voor nieuwe avonturen

Het is nu maandagavond 2 januari te middernacht. Sinds een anderhalf uur heb ik geluisterd naar de reportage van de Franse kamerverkiezingen. Ik heb geprobeerd de weg te vinden in de opeenvolging van uitslagen. Er is echter geen touw aan vast te knopen. In tal van districten treden de meest uiteenlopende partijen op. De dikwijls per departement verschillende lijstverbindingen maken het beeld nog onoverzichtelijker. f

De uitslag voorspellen aan de hand van de gegevens, die nu ter beschikking staan, is mij dus beslist niet mogelijk. Maar Ik troost mij met de gedachte, dat zelfs degenen, die de weg weten langs de vele kronkelpaden der Franse politiek, het spoor zo nu en dan kwijt zullen zijn. Het is een wirwar om van te griezelen. Een wirwar, die door deze ontijdige verkiezing, juist nu zich hier en daar een vernieuwingsproces doorzette, nog groter is geworden. Het conflict, dat zich in de boezem van verschillende partijen voordeed, heeft tot een nog verdere uitbreiding van het aantal partijen en lijstverbindingen geleid. |

Uit de resultaten zal dan ook nimmer met enige exactheid de keuze voor het Franse volk met betrekking tot de werkelijk belangrijke algemene problemen waarvoor Frankrijk zich gesteld ziet, kunnen worden afgeleid. Tenzij men moet constateren, dat zeker een derde der Franse kiezers allerlei nauw omschreven groepsbelangen stelt boven de nationale vraagstukken; en derhalve niet tot een werkelijke keuze bereid Is.

Er is wel eens gezegd, dat de Fransen aan hun intelligentie ten onder dreigen te gaan. Inderdaad is het verbazingwekkend, hoeveel intelligentie gebruikt wordt voor detailkwesties, waarmede au fond niemand gebaat is. Dit is jammer, te meer daar de werkelijk „domme krachten”’ zich bij deze verkiezingen op angstige wijze hebben samengebundeld in de beweging van de papierwin-

kelier Poujade. De politieke grap van gisteren (want zo werd deze aan de nazi’s verwante beweging tot voor kort beoordeeld) kan wel eens het schrikbeeld van morgen worden. Wat men tot enige weken voor nauwelijks mogelijk had gehouden, wordt nl. nu werkelijkheid. De poujadisten zijn in de Franse politiek een partij, van betekenis geworden. Zij hebben 10 a 12 procent der stemmeri verworven, goeddeels ten koste van de gaullisten, die mede door het uitblijven van de steun van generaal de Gaulle vrijwel zijn verdwenen. Dat wil zeggen, dat waarschijnlijkeen groot deel van de uitgebreide kleine middenstand bezweken is voor de venijnige demagogie van deze nieuweling in het politieke leven. Het betekent ook, dat Poujade nu uitgebreider mogelijkheden krijgt om zijn ondermijnende actie voort te zetten. En dat is gevaarlijk genoeg; het kwaad bezit meer dan wat ook de capaciteit om zich snel uit te breiden. Blijkt er mede gezien het succes van Poujade dus uit de gang van zaken een behoorlijk negativisme, van politieke onverschilligheid is in Frankrijk geen sprake. Meer kiezers dan ooit hebben hun stem uitgebracht. Voor een land, dat de stemplicht niet kent, zelfs zeer veel. De thuisblijvers moeten niet al te zwaar worden veroordeeld. Ik zou wel eens willen weten, hoeveel Nederlanders niet zouden stemmen wanneer wij geen stemplicht hadden.

Het is eigenlijk een beklemmende kringloop. Aan de ene kant is zo overduidelijk, dat het meespelen van de vele Franse groepsbelangen ook van Poujades kleine middenstand een gevolg is van de verziekte sociale en economische verhoudingen; anderzijds is het juist deze politieka versplintering, waardoor het onmogelijk 1| deze sociale en economische verhoudingen ■rondig te herzien. I

Dit verschijnsel is des te beklemmender als wij ons ervan bewust worden, dat de Fransen beslist geen decadent, moegeleefd (Vervolg op pagina 8)