Veiligheid

De grootste Nederlandse vakbeweging, het NVV, beleeft haar gouden jaar. Vijftig jaar geleden begon zij haar grootse werk, raapte de brokken bijeen, die het syndicalisme geslagen had en ging door goed en veel kwaad gerucht, vijftig jaar lang.

De vakbeweging is het symbool van het zoeken der arbeidersklasse naar veiligheid. Er zijn veie andere facetten aan dit werk haar scholingsarbeid, haar strijd om maatschappelijke omvorming, haar wekken van solidariteit maar op dit ogenblik willen wij die drang naar veiligheid in het oog vatten.

Want er gaat een lichte ritseling van hoon door de gelederen van welwillende burgers, wanneer men tegenwoordig over veiligheid spreekt. Men spot er een beetje mee. Ik vermoed, dat dit honen en spotten in de komende jaren erger wordt. Het is een der wapenen, waarmee de conservatieve mens zich verzet tegen de omvorming van de maatschappij.

Laten wij deze zaak nader gaan bezien. Wij moeten deze zaak wel scherp in de gaten houden, omdat straks, wanneer de gemoederen door verkiezingskoorts verhit worden, de meningen én de beslissingen niet beheerst worden door lange redeneringen, maar door sfeer en suggestie. En een van deze suggesties is, dat de wereld ontrefbaar wordt door de veiligheid, die iedereen zoekt, en dat de staat deze wil geven van de wieg tot het graf. Wég avontuur, wég risico, wég persoonlijk initiatief.

Nu stellen wij daartegenover, dat dit zoeken naar veiligheid in de eerste helft der 20e eeuw vooral door de arbeidersbeweging gestimuleerd, een zedelijk zeer te waarderen zaak is. De socialisten, die sociale veiligheid gewild hebben, verdienen lof, geen blaam.

Mensen, die dit niet zien, denken graag aan vroeger. Welnu, laten wij aan vroeger denken. Het is voor de jonge generatie haast niet meer voor te stellen, hoe de situatie 100 jaar geleden was. Dat er toen slechts een dunne bovenlaag veilig was, door bezit en positie, weet zij niet meer. En wat voor veiligheid! U kunt ‘Armoede’ weer lezen, voor ƒ 1,25. Ina Boudier—Bakker beklemt ons, omdat zij aantoont (onbewust wellicht), hoe niemand in de huizen aan de Keizersgracht weet schijnt te hebben van de Jordaan, die er vlak achter ligt. Slechts de dienstbode heeft een naam; de koetsier niet. U kunt ook ‘Eline Vere’ lezen. Couperus weet van geen andere mensen, dan die hun dagen rekken in zéér hoge bomen of met het verteren van zeer grote revenuen. Dat was 1900. En de rest, de middenstanders met hun 14-urige werkdag, de slaven op de kantoorkrukken zonder vakantie, de arbeiders, die onbeschermd zwoegden van de vroege morgen tot de late avond onder de zweep van de dreigende werkloosheid, snelle ouderdom, hopeloze ziekte? Die rest werd met wrevel aangehoord of genegeerd als het mindere volk.

Tegen deze achtergrond moet men de drang naar veiligheid der grote bevolkingsgroepen zien. Deze hebben nu pensioen, werkloosheidsregeling, ontslagregeling, ziektegeld, vakantie. Zij hebben een

wettelijk bepaalde arbeidstijd. En dat is alles goed, zeer goed. Ik geloof, dat wij dit hard, keihard moeten |

Wie knagen daaraan? Wie wekken de wrevel tegen dit stelsel van sociale veiligheid? I

Dat zijn, in de eerste plaats, de rijke lieden, die de minister van Financiën een soort gelegaliseerde roofridder achten. Zij blijven op het standpunt staan want verder reikt hun fantasie niet dat veiligheid alleen maar te vinden is het bezit van geld of goederen, waar zij vrijelijk over beschikken kunnen. En dat beschikkingsrecht is inderdaad tot de helft gedevalueerd. Terecht, want hun rijkdom is voor 90% veroorzaakt door sociale krachten, die zij niet in de hand hadden, en misschien voor 10% door de kennis, durf, ook wel slimheid om op het juiste ogenblik van een gunstige positie uit gebruik te maken van de geboden gelegenheid.

in de tweede plaats wordt deze antiveiligheidsstemming gevonden in een deel van de middenstand. Waarom? Omdat de functie van de middenstander in de samenleving het niet gemakkeiyk maakt een modern stelsel van veiligheid voor hem te vinden. De middenstander ziet hoe voor anderen gezorgd wordt en voor hem niet of minder. Maar terwyi de verstandigsten onder hen begrypen, dat dus ook de middenstand naar een stelsel van veiligheid moet zoeken en daarvoor een goede organisatie, veel scholing en ook offers nodig zyn, biyven de meesten verkleefd aan een voorstellingswereld, die zy aan de 19e eeuw ontlenen, toen de enige maatschappeiyke veiligheid gevonden kon worden in het persooniyk verwerven van kapitaal, Nu moet men niet denken, dat de middenstand in het algemeen zulk een slechte positie inneemt. Middenstand is een nóg ingewikkelder complex dan arbeidersklasse. Maar ook en juist de welvarende

middenstander, de Elsevier-lezende, de ouderling der Gereformeerde Kerk, is bitter, omdat hij met hard werken en grote risico niet snel genoeg de veiligheid bereikt, die hij zich, naar 19de eeuws patroon, voorstelt. Hij is van deze bitterheid alleen maar te redden, als hij niet alleen in zaken, maar ook in sociale aangelegenheden vooruit leert denken. |

Dan is er nog een derde groep. Dat zijn, kortweg gezegd, de artisten. Neen, niet alle artisten. Maar de artist als type. Een artist is vaak erg op zich zelf betrokken en heeft een eigenaardig soort sociaal beleven. Hij doorbreekt graag grenzen. Daar is hij artist voor. Hij ziet ook de grenzen, want hij stoot er vaak tegenaan. De scheppingsdrang laat zich moeilijk regelen, en hij heeft een oer-besef voor de onveiligheid van het leven.

Nu is het aantal kunstenaars niet groot. Maar zij geven uitdrukking aan hun levensbesef en dat wordt gezien en gehoord. Dat wekt de indruk van een dieper gefundeerde overtuiging, terwijl het vaak alleen maar randopmerkingen zijn, die zij maken. Zij wekken intussen een suggestie en bepalen daardoor de sfeer, waarin men de sociale veiligheid niet in ernst behoeft te nemen en haar als een in de grond der zaak belachelijk verschijnsel moet zien.

Dit is alleen maar op te vangen door te erkennen, dat ze gelijk hebben. Dieper gezien biedt de sociale veiligheid inderdaad géén zekerheid. Dat verstaan wij eerst recht, wanneer wij van religieus standpunt deze zaak benaderen. Sociale veiligheid, wij mogen dat óók stellen, is voorlopig. Zo begrensd. De bedreigingen van het leven blijven. Maar door sociale veiligheid worden ze beter herkend. Voeren ze tot het besef, dat leven en wereld slechts tot op zekere hoogte te ordenen zijn. Als die ordeningen er zijn, dan pas gaan wij beseffen, dat het leven kwetsbaar blijft, de dood niet weg te dringen is, de zonde zijn verwoestende werking doet. Dit besef echter zal ons niet af leiden van de strijd om veiligheid, integendeel, wij zullen er des te feller om vechten. Want bij meerdere veiligheid zal eerst recht blijken, hoe onveilig de mens naar zijn wezen is en de weg naar de enige véiligheid zal dan gezocht worden. ‘Buiten God is het nergens veilig.’

L. H. R.

Gevoeligheden

Kent u dat hartbrekende gedicht ‘Des dronkaards kinderen‘? Over de zoon van de dronkaard, die een dief werd en in ’t gevang stierf, en de dochter, die zich onteerde en vervolgens verdronk, zijnde beider verderf een gevolg van de zonde des vaders die aan de kinderen bezocht werd? Kent u het?

Nee, u kent het lüet. Men hoort noch leest het meer. Uw vader kende het en heeft het wellicht horen voordragen in zyn jonge jaren op zo’n avond van partij of drankbestrijding, waar mannen met petten en hangsnorren zaten naast vrouwen in lange rokken en omslagdoeken. Gelooft u me, daar schoten brokken in kelen, wanneer het vers verhaalde, hoe de ten ondergang gedoemde jongeling stierf in zonde en zonder Jezus.

‘Bijbel en gebed ontbraken waar des dronkaards fles gebiedt.‘ Of als er geschilderd werd, hoe het meisje, eenmaal slet geworden, haar nood-

lottig besluit nam met de smartekreet eer verloren al verloren.’ Diep bewogen knikten dan de hoorders elkander toe, als ’t uit was. Ja, zó was het. Naar het leven getekend.

Dat waren nog eens bijeenkomsten! Wij doen dat zo niet meer. Drankellende ligt ergens anders dan vroeger: minder in de kroeg en meer op de autoweg. En we vinden het een beetje schijnheilig om van zonde te spreken, als we op de Achterburgwal in Amsterdam de dames geëtaleerd zien. Dronkenschap en prostitutie werden studie-objecten van psychologie en sociologie, niet te be-preken door drankbestrijders en nüddemachtzendelingen, misschien te verhelpen met case-work en Refusal-tabletten.

Nee, wij doen dat heel anders. Wij dragen geen verzen vol gezwollen retoriek meer aan elkander voor. Op onze bijeenkomsten treedt de voordrachtkunstenaar op, deskundig en betaald. Aan de arbeidw