Thuis

‘Heb je je in deze tien jaren nu wel thuis gevoeld in de Partij van de Arbeid?’ vroeg een christenbroeder me in welmenende bekommernis om mijn geestelijk welzijn.

Thuis gevoeld. Waar voelt men zich thuis?

Eerlijk gezegd: me thuis voelen doe ik alleen maar thuis. Bij vrouw en kinderen. ‘Te zitten onder lampen met de zijnen,’ zegt Henr. Roland Holst. Dat gevoel. Je moet Nederlander zijn om dat te kennen, een huiselijke burgerlijke Nederlander op pantoffels. Want de huiselijkheid is onze roem (en ons gevaar).

Waarom dan aan een politieke partij de eis gesteld, dat men er zich thuis zou voelen? Die eis kan men zelfs niet stellen, wanneer men onder ‘thuis’ verstaat: een geestelijk tehuis, een plaats waar men zich als mens met een bepaalde overtuiging en een bepaalde geschiedenis geborgen voelt, een plaats waar men met maatschappelijk of geestelijk gelijksoortigen omgaat. Ik meen, dat het een overschatting is van de gevoelswaarde, die een politieke partij in onze tijd nog hebben kan in het persoonlijk leven, als men deze eis stelt. Deze overschatting en de daarop volgende teleurstelling hebben enkele jaren geleden mede geleid tot wederoprichting van een Vrijzinnig Democratische Bond, waar velen meer zagen naar het slag mensen dat men er ontmoette dan naar de politieke doelstellingen. Het is ook dit geheimzinnige zich thuis gevoeien geweest, dat de gezindheid bepaalde welke de bindende kracht in de Christelijk Historische Partij heet te zijn.

Rembrnndt: Landschap met de drie bomen (ets)

Dit cement laat thans langzaamaan los. Politiek partij leven stelt andere eisen in de harde en nuchtere werkelijkheid van nu. De eis, dat men er een geestelijk thuis zal vinden, kan niet meer worden gesteld. Een geestelijk thuis? Daar heb ik mijn kerk voor; en mijn vriendenkring; en, als het mag,mijn thuis waar we aan tafel zitten onder de lamp en eten en praten; en ... Bentveld.

Betekent partij lidmaatschap dan zo weinig voor ons persoonlijk leven? Moet het dan naar die dorre verzakelijking van de politiek?

Nee! Daar waren immers die kameraadschappelijke omgang en solidaire samenwerking, die tegen verschillen en spanningen bestand bleken. Daar waren die wederzijdse eerbied voor vreemde levensovertuiging en die verrijkende ontmoeting, mogelijk gemaakt door eenzelfde bewogenheid om het lot van mensen en door een gemeenschappelijk beeld van wat de ‘leefbaarheid van het leven’ in de wereld van onze tijd kan zijn.

Zolang deze dingen levend zijn in een partij-organisatie, is de band met zulk een partij toch nog wel wat meer dan instemming met program en beleid. En wie dan schroomt om te spreken over zich-thuisvoelen, zou bescheidener kunnen zeggen: zich op zijn plaats weten. Voel ik me thuis in de Partij van de Arbeid?

Ik ben er politiek op mijn plaats. Hetgeen geen geringe zaak is.

H. J. DE WIJS

UIT DE STILTE

Wanneer ik in een stillen nacht den berg beklim alleen, zelfs zonder schaduw en blijf staan dat ’k ook den echo van mijn stem verlies en ik een ding word tussen aarde en hemel zonder naam. Niets dan een bleke vlek in dezen nacht

waarop het licht van duizend sterren valt, niets dan een mens die nog begeeit en wacht wien ondanks alles nog de aard’ bevalt.

Spreek dan tot mij vanuit Uw hemels rijk, laat er een kruis zijn dat mijn oog verblindt, geef mij een enkel teken maar, een blijk dat Gij mij duldt en, als het kan, bemint. Zo roep ik U, terwijl de stilte rond

mij op de loer ligt en mijn woorden hoort, geen antwoord dan in ’t diepe dal een hond door d’eeuwge onrust in zijn slaap gestoord.

Gij zendt tot dezen mens geen teken meer, want onze tijden zijn U vreemd en ver; hier in den nacht voel ik opnieuw hoezeer de aard’ verdwaalde van haar tweelingster.

LOUIS DE BOURBON