N°. 23.

1 September 1898.

3de Jaargang.

H 'WgfnSHS Sg[ggs«j •SsHk®' QfiS

Orgaan van den Nederlandsehen Bakkersgezellenbond.

Worst'ling kenschetst onzen tijd, Hebt er oog voor allerwege. Slechts wie deelnam aan den strijd, Smaakt de vruchten van den zege. Potgieter.

Zóó wordt uw dagelijksch brood bereid, Nederlandsche inaezetenen; zoo wordt uw ontbijt gereed gemaakt, Nederlandsche wetgever; als gij daaraan geen einde weet te maken, staat gij oneindig ver beneden den armen bakkersknecht, die toch nog goed, brood levert. Vitijs Bruinsma.

Dit blad verschijnt den isten en 15den van elke maand.

Bureau van Redactie en Administratie : IDix'ïc Smitlistraat 5 botterdam.

ADVERTENTIEN.

Van 1-5 regels 40 oent- Elke regel meer 8 cont■ Grootere letters en cliché’s naar plaatsruimte. Advertentiën voor Vergaderingen 5 cent per regel.

abonnementsprijs: Per half jaar franko per post 50 cent. Voor ’t Buitenland franko per post .... 75 cent. Bij vooruitbetaling. Enkele nummers 4

De Onverzoenlijken.b

Baas.

Je overdrijft toch erg en telkens laat ge ’t hooreD, Dat inde bakkerij niet wordt gewerkt als naar behooren Je fit altijd op ons, ’tis of we duivels waren, Dat komt omdat ge niets in’t leven hebt ervaren. Ia kletsen kunt jelui; de zaak maar overdrijven, Door jou oproerigheid gaat baas en knecht aan ’t kijven, ’t Is jelui schuld als ’t werkvolk honger lijdt, Waar ’t aankomt recht te doen, daar ben ik toch bereid. Knecht. Als ’t nu maar uit is baas, wat ga je nu beginnen, Gij houdt daardoor toch niet uw schuldregister binnen, "Want of u nu ai tiert en raast, ’tis mij om ’t even, Wij eischen toch ons recht, in ruil van arbeid leven,

1) Velen zullen hierin zien en begrijpen „een stukje levenservaring”; brutaal is men in hooge mate wanneer men opkomt voor z’n rechten. Dat mag niet, „de straat op”, dat is ’t wapen ter verdediging van vele patroons. Zich verschuilende achter hun onmacht, wijzende op de concurrentie, moeten wij ons getroosten hard en lang te werken voor laag loon.

Zooals het ook behoort, in ruil van arbeid rust En een goed loon. Gij zijt dat niet bewust, „Want als een bakker bakker wordt, dat hoorden we zoo even, Dan weet ie reeds dat hij als slaaf en niet als menseh kan leven.“

Baas. ’t Is wat te zeggen toch, dat jelui steeds maar malen, Om minder werk en meerder loon; jeeischen zullen falen, Bedenk dat ’t voor den baas toch ook geen vetpot is, M’n concurrent, m’n concurrent, die is de schuld gewis, Dat ik jelui niet meerder rust en meerder loon kan geven, Maar anders, geloof me vrij, op m’ eer en op me leven, Dan kreeg jelui je zin, doch de onmacht speelt hier spel, Ging ’t mij en and’ren goed, het ging u allen wel.

Knecht.

Alles goed en wel; doch kan ik me daaraan storen, Je buurman zegt dat ook. Veel woorden gaan verloren, Dat toch niets baat, wij willen daden zien. Of gij ’t ons nu al gunt, al zweert op eer en leven, Wij kunnen onze vrouw geen cent er meer door geven, Maar weet ge wat ge doet? heuseh ’t is een goeden raad,

„Je bajonetje at ‘ 1), dan ook maar op de straat, Moet ik uit medelij mijn arbeidskrachten geven ? Baas. Wreedaardig schepsel toch, hoe kan je toch zoo wezen, Zet dat toch uit je hoofd, dat booze slechte streven, Oproerig steeds te zijn; want weet als ’t m*j niet gaat En ik ’t niet houên kan, dan sta jij ook op straat. .... Dan is ’t beter toch dat we nog eens accordeeren. Dan kan je eens meteen aan je collega’s leeren, Dat als de knecht maar wil en hij met ons beraadt, Dat ’t hem steeds goed maar ’t ons nog heter gaat. Knecht. Het is niet kwaad bedoeld, ook niet je accordatie, Maar ’t geeft toch ook niet veel die heele redenatie, Want weet je wat ik merk? Gij wilt hierop baseeren, Dat ik op uw bevel, mijn kameraads zou leeron Steeds zoet te zijn; maar eer verlamme m’n hand, Dan dat ik tegen hun, om uwentwil, zou spreken, Om in te gaan met mij; voor u een lans te breken, Dat baas en knecht kunnen vormen éénen band. Baas. Nu heb ik toch ’t bewijs, dat het toch niets, zou baten, ” ï) Een gebruikelijk gezegde, wanneer iemand iets doet of aanvaard, waarin z’n krachten te kort schieten.

Verdomd ik zeg ’tje, ik hou jou inde gaten. Heb jij ’t dan hier zoo slecht; je bent pas tweede knecht, En wat verdien je niet? Acht gulden met een „keg“ 1). Wat wou je meer voor 16 uren werken? ’kWou nu je arbeidsduur, normaal, tot 14 uur beperken, Met honderd centen meer; maar begrijp dat ’t nu niet gaat, Voor jou een ander hier, jou smijt ik op de straat. Knecht. Wel zeker baas, nog meerde duimschroef aangezet, De hongerzweep zal ons wel doen bekeeren, Dat is ’teenige doel dat boven alles gaat. Niet ons alleen, maar ook de kindren moet ge leeren, Dat „misdaad” dient gestraft tot in het derde lid, Het kind moet ook nog jong het in ’t maagje voelen, . Dat de straf, dien onverlaat, hun vader opgelegd, i ’t Gevolg was van verzet en van zijn boos bedoelen. * * * ’ Dit klein gesprek, dat geeft ons het bewijs, ’ Dat d’eendracht wordt bestookt, door lage intri• ganten, Ze weten wel dat de éénling niets gedeid, 1 Maar wel de macht van allen; hiertegen zich te kampen, e 1) Een benaming vaneen oudbakken brood, wat bij het loon is inbegrepen.

FEUILLETON. De Zeeuwsche Bakkerij inde 19e eeuw. Doof H. HEIJBLOM. 15) Voor zoute krakelingen gebruikt men melk, geheel of gedeeltelijk water en gist en maakt daarvan een deeg, dat na gerezen te zijn, doorstoken wordt met de benoodigde boter en zout. De ondervinding heeft geleerd, dat waar men gedeeltelijk water gebruikt, drogen inde onderoven overbodig is geworden. Men maakt de krakelingen van middelmatge grootte, maar strijkt ze niet, zooals de bolletjes. Vooral blank worden zij gebakken met een licht-gele tint der boter en voor kunstlicht doorschijnend als heldere kristallen. Hoewel broos, moeten zij toch inwendig fijn gevormd zijn, hetgeen van de rijzing afhangt. Zoo ook maakt men wel zoute bestelletjes, eene andere vorm gelijk aan kleine ringen. Al deze produkten worden per gewicht verkocht inden prijs van 60 ct. per % K G. Nog eene soort is van zoute-gebakjes te vernoemen en wel zoutgebak, inden geest als zoute krakelingen, maar evenwel andere figuren. Met konings-krakelingen openen wijde rij der zoeten gistgebakken. Konings- en boeren-krakelingen komen in bereidingswijze overeen. Mer maakt een deeg uit melk, somwijlen een dee water en gist, dat na gerezen te zijn, doorstoker wordt met boter en een weinig citroenolie of we foelie (gestooten) en een deel suiker. Daarna for meert men in middelmatige groote krakelingen die daartoe in suiker gerold worden.

Men rolt de krakelingen in witte suiker voor ronings- en in bruine of Surinaamsche suiker ?oor boeren-krakelingen. Dit product wordt ueestal iets duurder verkocht dan zoute krakelingen. Aan productiekosten scheelt dat wel 5 cent per y3 K.G., wanneer men ze goed wil maken. Bij beide soorten, zoete en zoute krakelingen, hebben wij nog een opmerking, te doen. De besprokene soorten zijn lichter in het gewicht en ook lichter verteerbaar dan krakelingen uit korstdeeg gemaakt. Uiteen gezondheidsoogpunt zijn deze producten ook beter dan gewoon allerhande, want zij zijn lichter verteerbaar. De ontleding, die met en door gist kan teweeggebracht worden, is onbetaalbaar zoowel voor een financieel voordeel als wel uiteen oogpunt der gezondheid, ter wille van licht-verteerbaarheid. Maar ter beantwoording daaraan zijnde beste gistsoorten, en wel bovengistsoorten met langdurige rijskracht, noodig om te gebruiken. De voordeelen dan ook van goede eirkelgist springen bij de beschnitbakkerij en die der andere gistgebakken in ’toog. Diesjes ontleenen hunne naam aan den uitvinder „Dies”, vroeger bakker te Middelburg. Dit gistgebak bereidt men uit bloem, melk en gist, dat na gerezen te zijn, doorstoken wordt met de noodige boter. Als dit deeg inde koude gerezen is, worden er met een rolstok vlakken gerold van eenige centimeters dik, die bestrooid worden met grove witte suiker en kaneel. Deze vlakken deeg worden aan vierkante stukjes gesneden, die alsdan afgebakken worden. Dit gebak is nu als schuintjes van korstdeeg, maar veel

lichter in het gewicht. Brusselsche moppen, die samengesteld worden

op bijna gelijke wijze als konings-krakelingen, maarde bolletjes worden in Bengaalsche suiker, of wel Maurits-suiker gerold en dan op bakplaten afgebakken. De bestelletjes zijn gelijk aan de samentelling der moppen, maar zijn evenwel gelijk aan ringetjes, gemaakt uit stukjes deeg, die in bovengenoemde soorten suiker zijn uitgerold. Leidsehgebak is een zoet-gistgebak, uit allerlei figuren bestaande, geformeerd uiteen gelijke | kwaliteit deeg als dat der Brusselsche soorten. Hierbij is het ook, evenals bij zoutgebak, de liefhebberij der bakkerij, die allerlei figuren uitdenkt en met vaardige hand formeert. Wij bespreken het product: Haarlemsche meisjes het laatst, omdat dit artikel nog maar een 25 jaar ongeveer wordt gebakken. In vorm komen zij overeen met de Arnhemsche meisjes, maar zijn van gistgebak en niet van korstgebak. Men bereidt uit melk, gist en bloem deeg, dat na gerezen te zijn, doorstoken wordt met boter. Dit boterdeeg wordt aan bolletjes van gelijke grootten uitgerold. Deze bolletjes worden nu in witte suiker met een dun rolstobje den gewenschten vorm gegeven. Dit gebak wordt op bakplaten afgebakken. Ter besparing van suiker gebruikt men telkens dezelfde platen. Bij het gebruik van goede boter en goede gist en wanneer zorg is gedragen voor een goede rijzing, zal het gebak zeer licht in het gewicht en ook broos en smakelijk zijn. Er zijn dan ook bakkerijen, waar duizende kilo’s gebakken worden. Het is een artikel, dat ook buiten de provincie een gunstige reputatie bezit en overal met graagte verbruikt wordt evenals de andere gistgebakken.

VIL Koek- en Suikerbakkerijen.

In het eerste hoofdstuk hebben wij reeds kortelijk gezegd, dat de broodbakkers ook vele producten bijbakken, waardoor hunne zaken gecombineeder bedrijven worden. Juist inde groote steden, waar gewoon broodbakken een bijzaak is, werken deze bakkers voordeelig, doordat zij op de afgaande ovenhitte de bijproducten afbakken, en inde meeste gevallen slechts met weinig kosten aan brandstoffen en weing tijdverlies voortwerken. Deze bakkers gaan tot op zekere hoogte inde banketbakkerij. De voordeelen van eene gewone bakkersoven zijn bekend. Zoo kunnen zij beter bitterkoekjes bakken dan de gewone banketbakkers, want hunne ovens zijn doordrongen. De broodbakker stookt zijne oven voor brood tot 3 k 400 graden Celsius, terwijl de temperatuur der oven der gewone banketbakkers aanmerkelijk lager is. Dit is nu een voorbeeld; zoo zijn er meer op te noemen. Evenwel zijn niet alle bakkers evenveel bekwaam, de een bakt dit en de ander weer wat anders, maar in ’t algemeen bakken zij toch „allerhande”, onder den weidschen naam van „zoet” bekend. De koek- en banketbakker onderscheidt zich van den gewonen bakker, doordat hij zich meer op fijnere producten toelegt; zooals: taarten, marsepein, enz. De naam suikerbakker vindt haar oorsprong voornamelijk aan het feit, dat zich de meeste banketbakkers in vroegere jaren bezig hielden met suikergieten en chocolaadvormen. Nu echter de fabrieken goedkooper leveren, dan zij zelfs kunnen fabriceeren houdt dit gebruik op en