hen klaar te komeu. Kom, nu dadelijk heen, Margje!" Eu zij snelden de deur uit, Barbara achterna, die reeds vooruit was gegaan.

Meester Philippus schoof zijnen stoel wat digter bij het vuur, schonk zijn glas nog eens vol, en dronk het met smaak ledig.

//Ik zou mij onder die woestelingen mengen?" dacht de man bij zichzelven. // Neen, ik heb welgedaan hier te blijven. Ik heb vijftig kleine schavuiten op school, en kan hen naauwelijks in teugel houden; hoe zou het mij dan gaan tegenover een troep groote schavuiten? Neen, Philippus, daar is uwe plaats niet. Was het voor Poppe, die mijn vriend is, ik zou er mijn hoofd, zoo noodig, aan wagen; maar Hendriks vader is mij meer vreemd, en Hendrik zelf was altijd een lummel op school, die volstrekt niet leerde. Toch zou het mij spijten , als de jongen gedwongen soldaat moest worden; want hij heeft een goed hart. Maar ik geloof wel dat het zich schikken zal; Poppe zal hem wel weder vrij krijgen, des noods met een handvol schellingen, — met geld is veel te doen. Wees dus maar gerust, Philippus, en drink nog een glas; want dit bier is goed."

De daad bij het woord voegende, dronk hij nogmaals het glas ledig.

//Nu ben ik toch nieuwsgierig," dacht hij voort, //wat hij verder schrijft."

Hij veegde een biervlek van den brief, en begon toen zacht te lezen; maar op eens zeide hij luid: //De6de? Wel, dat was gisteren!" Met ingespannen aandacht las hij een oogenblik verder, en riep toen op verheugden toon uit: //De 7de,dat is van daag; want wij hebben wel zeker donderdag den 7dt'n. Goddank, nu zijn zij uit de klem! Er is geen oogenblik te verliezen. Ik moet hen dadelijk achterna."

Vqor de herberg de Bonie Os heerschte een groot tumult. Daar stonden een aantal boeren verzameld, welke verward door elkander spraken met een troep soldaten, die, met hun serjant aan het hoofd, Hendrik in hun midden bewaarden.

//Breng hem weg!" riep de serjant, //en luister niet naar deze vlegels." — //Het is schande!" riep een der boeren: // een eenige zoon, eerst dronken te maken, en dan soldaat