DE SMOKKELAAR.

EEN VERHAAL UIT DE OUDE DOOS. (#)

I-^at smokkelarij een diefstal is van rijks- of stads-penningen, wil er bij de massa nog maar weinig of niet in, omdat men het niet zoo individueel gevoelt, en de meesten toch geen cent meer of minder betalen, al worden de geraamde inkomsten voor honderd-duizenden bestolen. Yan daar dat de mindere klassen, al werken zij den smokkelhandel niet direct in de hand, toch niet bepaald partij tegen dat misbruik trekken, vooral niet in zake gedestilleerd, daar zij al spoedig weten op te loopen waar grootere of goedkoopere borrels verkrijgbaar zijn, en die tapper dan hun man bij voorkeur wordt.

Van daar dan ook, dat de smokkelarij in het groot en klein soms door voorname handelaren en fabrikanten, of met hunne medewerking, of ook door omkooping van ambtenaren werd gedreven, het zij voor het rijk en de gemeente, het zij voor de laatste alleen. Zoo is, b. v., te Amsterdam de jenever dikwijls in melkemmers met dubbele bodems, of door mannen, gegord in blikken, met drank gevulde harnassen, ingevoerd; of wel, men vervoerde klein fust in een wagentje, wachtte buiten de poort de diligence op, en reed er achter, als ware het een bijwagen, die met de diligence doorreed, wanneer de conducteur had opgegeven, dat er niets belastbaars was opgeladen. Andere kapitale en nog meer gewaagde fraudes geschiedden door geheimen terugvoer van aan de uiterste wacht uitgeklaarde en voor negotie naar Zweden en Noorwegen enz. bestemde kleine fusten. Weder andere fraude vond plaats met fijn overleg door de voorname branders zelve, die in de

» (*) De inzender van dit artikel is niet de » Ond-Amsterdammer," die ons een en andermaal van schout Papegaai verteld heeft, maar een ander. Wij houden ons, ook bij anderen, aanbevolen tot mededcclingen «uit de oude doos," mits zij in het een of ander opzigt belangrijk zijn.

1861. II. G